Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Legkippenbesluit 2003; berekening vereiste bodemoppervlakte van in kooien gehuisveste legkippen. Bij berekening vereiste bodemoppervlakte kunnen uitgebogen kooideurtjes in beginsel worden meegenomen, zulks met uitzondering van de ruimte - vertikaal en loodrecht gemeten - tussen de antimorsrand en de bovenkant van de kooi. In het onderhavige geval belemmert de resterende breedte van de voerbak de bewegingsvrijheid van de kip.

Feit 1 bewezenverklaard. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ROERMOND

Sector strafrecht

Parketnummer : 04/864132-05

Datum uitspraak : 18 december 2009

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige economische strafkamer,

in de zaak tegen:

[verdachte],

gevestigd te [adres].

1. Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting

van 9 november 2006, 12 juni 2009 en 4 december 2009.

2. De tenlastelegging

De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat:

1.

zij op of omstreeks 17 januari 2005, in de gemeente Horst aan de Maas, een hoeveelheid legkippen in een kooi heeft gehuisvest, waarvan de gebruiker kan aantonen dat de kooi deel uitmaakt van een huisvestingssysteem dat voor 1 januari 2003 is gebouwd en in gebruik is genomen, die niet ten minste de beschikking hadden over een grondoppervlakte van 550 cm2, horizontaal gemeten, die vrij beschikbaar is en waarvan de helling niet meer bedraagt dan 8 graden, met een vrije ruimte van 40 centimeter boven 65% van de grondoppervlakte en een vrije ruimte van 35 centimeter boven de overige grondoppervlakte,

immers bedroeg de afstand tussen de bovenkant van de voerbak en de bovenkant van de kooi 26,5 centimeter, in elk geval minder dan de vereiste 35 centimeter en/of hadden de legkippen ieder niet de beschikking over een grondoppervlakte van 550 cm2;

art. 6 lid 1 onder a Legkippenbesluit 2003

2.

zij op of omstreeks 17 januari 2005, in de gemeente Horst aan de Maas, een hoeveelheid legkippen in een kooi heeft gehuisvest, terwijl de bodem van de kooi onvoldoende steun bood aan alle naar voren gerichte tenen van beide poten van de legkip, immers was de kooibodem tussen de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak en het voorfront van de kooi niet voorzien van een kooibodem met draadgaas;

art. 6 lid 2 Legkippenbesluit 2003

Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3. De geldigheid van de dagvaarding

Met betrekking tot het feit sub 2 overweegt de rechtbank als volgt.

De steller van de tenlastelegging spreekt in het eerste deel van het sub 2 ten laste gelegde over onvoldoende steun voor alle naar voren gerichte tenen van beide poten van de legkip. In de verfeitelijking daarvan wordt gesteld dat de kooibodem tussen de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak en het voorfront van de kooi niet was voorzien van een kooibodem met draadgaas. De rechtbank vermag niet in te zien, zo de kooibodem op die plek was voorzien van draadgaas, welk verschil zulks zou hebben gemaakt voor de steun aan alle naar voren gerichte tenen van beiden poten van de legkip.

Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de dagvaarding met betrekking tot het feit 2 onduidelijk. De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte van de tenlastelegging niet voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt en zal de dagvaarding met betrekking tot dit feit nietig verklaren.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding met betrekking tot het feit sub 1 aan alle wettelijke eisen voldoet en derhalve voor dit gedeelte geldig is.

4. De bevoegdheid van de rechtbank

Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.

6. Schorsing der vervolging

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

7. Bewijsoverwegingen

7.1. Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 4 december 2009 – op gronden als in het schriftelijk requisitoir aangevoerd – gevorderd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard.

De verdediging heeft op gronden als in de pleitaantekeningen weergegeven:

- primair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, daar de strafbaarstelling onduidelijk wordt geacht bij gebreke aan duidelijkheid omtrent de wijze van vaststelling van het verbod hetgeen leidt tot niet kwalificeerbaarheid;

- subsidiair verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof, gelet op vorenbedoelde gestelde onduidelijkheid;

- meer subsidiair vrijspraak bepleit, daar verdachte aan de vereiste normen voldoet;

- nog meer subsidiair ontslag van alle rechtsvervolging bepleit bij gebreke aan materiële wederrechtelijkheid, zo het handelen van verdachte al in strijd is met de regeling, is dit in ieder geval niet in strijd met de doelstelling.

De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering, de verweren van de raadsman overeenkomstig de volgorde in genoemd artikel beoordele n.

7.2. Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank

De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het sub 1 ten laste gelegde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.

De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

(Samenvatting van de) bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank

Op 17 januari 2005 bevond de verbalisant [ naam verbalisant] zich op het terrein van de pluimveehouderij “[verdachte]”, gevestigd te Hegelsom aan [adres]. De verbalisant constateerde na betreding van de eerste van de twee stallen dat de kippen in legbatterijen (van het merk Big Dutchman) werden gehouden. [vertegenwoordiger van verdachte], één der vennoten, gaf hem desgevraagd aan, dat de legbatterijen sinds 1998 in gebruik waren. De verbalisant zag dat het voorfront van de kooien in de stal, ten opzichte van de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak, naar voren was geplaatst. Meting toonde aan dat de afstand tussen het voorfront van de kooi en de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak vijf centimeter bedroeg en dat de afstand tussen het hoogste punt van de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak en het draadgaas loodrecht boven voornoemd punt, zijnde de bovenzijde van de kooi, circa 26,5 centimeter bedroeg. Door meting stelde de verbalisant vast dat de afstand tussen de bodem van de voerbak en de bovenkant van de kooi 35 centimeter bedroeg. De verbalisant zag tijdens zijn controle in de stal dat enkele legkippen op de rand van de voerbak zaten en met de kop door het voorfront van de kooi of de bovenzijde van het uitgebouwde voorfront van de kooi staken. De verbalisant zag geen kippen, die achterstevoren op de rand van de voerbak zaten. De afstand van 5 centimeter tussen de voor de legkippen toegankelijke kant van de voerbak en het voorfront van de kooi was niet voorzien van een kooibodem van draadgaas. Middels meting stelde de verbalisant vast dat van die 5 centimeter alleen de morsrand van de voerbak, zijnde 2 centimeter, ondersteuning kon geven aan de poten van de kippen. De overige 3 centimeter over de volle lengte van de kooi was in gebruik als voerbak. De verbalisant zag dat de uitvoering van de kooien in de betreffende stal hetzelfde was als tijdens zijn eerdere controle op 3 oktober 2002. Door meting van een aantal kooien in de stal stelde de verbalisant vast dat de grondoppervlakte van de kooien (lengte x breedte) 60 x 50 cm = 3.000 cm2 bedroeg, waarbij de breedte van de kooi gemeten is vanaf de achterzijde van de kooi tot de voor de legkippen toegankelijke kant van de voergoot. Door telling is de verbalisant gebleken dat in de betreffende stal 6.432 stuks kooien zijn geplaatst. Uitgaande van de wettelijke norm van 550 cm2 per legkip, kunnen in de stal 6.432 kooien x 5 legkippen/kooi = 32.160 legkippen worden gehuisvest. De verbalisant heeft inzage verkregen in de hokadministratie, waarin hij las dat op 19 mei 2004 39.038 legkippen waren opgelegd in de bewuste stal. Op basis van de gemaakte aantekeningen in de hoklijst bleek de verbalisant dat op de controledatum

17 januari 2005 38.078 stuks legkippen in de stal aanwezig waren, hetgeen 5.918 stuks teveel bleek (38.078 -/- 32.160). De verbalisant heeft van diverse, steekproefsgewijs gekozen, kooien het aantal legkippen in de kooi geteld. In de betreffende kooien telde hij 6 legkippen per kooi.

In het dossier bevindt zich een verslag van het bedrijfsbezoek aan het bedrijf te Hegelsom, [adres] d.d. 3 oktober 2002 , waaruit blijkt dat [vertegenwoordiger van verdachte] het voorfront van elke kooi (exclusief voerbak) over de gehele breedte naar voren heeft gehaald (5 cm). De controleurs zagen dat er op de kooien andere voorfronten zijn geplaatst, waarbij er over de volle breedte van de kooi 5 cm extra ruimte is gecreëerd. Zij hebben gezien dat de legkippen op de rand van de voerbak konden gaan zitten. Zij constateerden tevens dat de afstand tussen de bovenkant van de voerbak (morsrand) en de bovenkant kooi (mestband dan wel bovenzijde uitbouw) circa 26 cm bedraagt.

In het dossier bevindt zich een schrijven van de Europese Commissie d.d. 16 maart 2004 , waarin wordt ingegaan op de bepaling van de minimumstandaard voor de bescherming van legkippen in kooitjes met uitgebogen kooideur. Daarin wordt medegedeeld – voor zover van belang – : “(….) lijkt het ons niet dat de kooioppervlakte die per legkip is toegestaan, de beperkte toegevoegde oppervlakte, die ontstaat door de uitgebogen kooideur, in rekening mag nemen (….)”.

Tegenover de rechter-commissaris verklaart de verbalisant [ naam verbalisant] dat er werkinstructies voor het meten van kooien bestaan en dat hij die werkinstructie voor de kooien, die hij bij [verdachte] heeft gemeten, heeft gebruikt en dat hij deze aan de rechter-commissaris zal toesturen.

Per e-mail heeft de verbalisant [ naam verbalisant] de werkinstructie met betrekking tot het meten van kooien van legbatterijen aan de rechter-commissaris doen toekomen. In bedoelde werkinstructie is vermeld onder het kopje “specifieke eisen” onder punt 1, de vraag:

- beschikken de legkippen tenminste over:

- a. …

- b. een hellinghoek van de grondoppervlakte die niet meer is dan 8 graden?

Blijkens het voorblad van voormeld proces-verbaal is de onderneming “[verdachte]” gelegen te Hegelsom, gemeente Horst aan de Maas.

Voorts bevindt zich in het dossier een uittreksel van de Kamer van Koophandel , waarin onder meer is vermeld dat [vertegenwoordiger van verdachte], geboren te Horst op [geboortedatum] één der vennoten van verdachte is.

Overwegingen

Met betrekking tot de interpretatie van de Europese richtlijn 1999/74/EG van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (hierna te noemen: de Europese richtlijn) en het Legkippenbesluit 2003 overweegt de rechtbank als volgt.

De Europese richtlijn is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, in het Legkippenbesluit 2003.

In de Europese richtlijn is in artikel 5 bepaald dat de legkippen elk moeten beschikken over een kooioppervlakte van ten minste 550 cm2, horizontaal gemeten, die vrij beschikbaar is en waarin met name niet zijn meegerekend de eierbeschermplaten die de beschikbare oppervlakte kunnen beperken. Deze tekst is op 3 augustus 1999 gerectificeerd, zodanig dat waar staat “de eierbeschermplaten” gelezen moet worden: “de antimorsranden bij de voergoot”. Artikel 5 van de Europese richtlijn is de basis waaraan de nationale wetgeving moet worden getoetst. De rechtbank verstaat deze regel aldus dat de antimorsrand(en) bij de berekening van de minimaal vereiste kooioppervlakte niet mogen worden meegeteld.

De rechtbank merkt op dat zij de Europese regelgeving aldus verstaat dat het berekenen van de kooioppervlakte en kooiafmetingen ziet op afmetingen binnen de kooi en de daarbij in acht te nemen maatstaven, criteria en eisen. De Nederlandse maatstaven, criteria en eisen moeten stroken met die Europese regelgeving.

In artikel 6, eerste lid en onder a van het Legkippenbesluit 2003 is het volgende vermeld:

“Legkippen die worden gehuisvest in een kooi, waarvan de gebruiker kan aantonen dat de kooi deel uitmaakt van een huisvestingssysteem dat voor 1 januari 2003 is gebouwd en in gebruik genomen, hebben ten minste de beschikking over:

een grondoppervlakte van 550 cm2, horizontaal gemeten, die vrij beschikbaar is en waarvan de helling niet meer bedraagt dan 8 graden, met een vrije ruimte van 40 cm boven 65% van de grondoppervlakte en een vrije ruimte van 35 cm boven de overige grondoppervlakte. De ruimte onder de morsranden die de beschikbare grondoppervlakte kunnen beperken, wordt niet tot de grondoppervlakte gerekend”.

In dit artikel wordt gesproken over de minimale afmetingen van de kooi en de vrij beschikbare ruimte van 550 cm2 aan kooioppervlakte.

De rechtbank is van oordeel, dat gelet op het vorenstaande, de nationale wetgeving strookt met de maatstaven, zoals die in de Europese richtlijn zijn weergegeven en dat de Europese richtlijn één op één in de nationale wetgeving is overgenomen.

Het gaat daarbij om de bodem van de kooi, die moet bestaan uit minimaal 550 cm2 vrij beschikbare grondoppervlakte, en om de hoogte van de kooi, waarbij een vrije ruimte van 40 cm boven 65% van de grondoppervlakte en een vrije ruimte van 35 cm boven de overige grondoppervlakte aanwezig moet zijn.

Verbalisant [ naam verbalisant] heeft ter terechtzitting van 4 december 2009 verklaard dat hij op 17 januari 2005, zo de rechtbank begrijpt - vertikaal -, heeft gemeten vanaf de antimorsrand tot aan het eerste obstakel in de kooi, zijnde de bovenkant (geleiderail van het voorfront) van de kooi. Het gedeelte vanaf de antimorsrand tot aan de bovenkant van de kooi bedroeg 26,5 centimeter. De hoogte gemeten vanaf de bodem voerbak tot bovenkant kooi bedroeg 35 centimeter. Daartoe bevraagd ter terechtzitting van 4 december 2009 verklaarde verbalisant [ naam verbalisant] dat de resterende bodemoppervlakte van de kooi, voor zover de antimorsrand niet wordt meegerekend, voldoet aan de vereisten van de minimale maten in de verhouding 65% - 35%, zoals vermeld in het Legkippenbesluit 2003.

Zoals hiervoor overwogen dient bij de berekening van de vereiste bodemoppervlakte de antimorsrand buiten beschouwing te worden gelaten, in die zin dat deze niet meetelt in de berekening van de bodemoppervlakte. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de kooien van verdachte, behoudens de ruimte - vertikaal en loodrecht gemeten - tussen de antimorsrand en de bovenkant van de kooi, voldeden aan de hiervoor genoemde daarvoor in acht te nemen maatstaven. In dit oordeel ligt impliciet besloten dat de ruimte, inclusief voerbak, die wordt verkregen door toepassing van de uitgebogen kooideurtjes in beginsel zou kunnen bijdragen in de berekening van de kooioppervlakte. Echter, de kippen kunnen slechts over een breedte van 3 cm gebruik maken van de voerbak en zich daar derhalve niet volledig vrij bewegen, zodat die ruimte om die reden niet kan worden meegeteld bij de berekening van de vrij beschikbare kooioppervlakte.

Ter terechtzitting van 4 december 2009 heeft de getuige-deskundige Van Niekerk verklaard dat de kip wel in de voerbak kan staan, doch slechts indien het dier daar dwars in staat. De voerbak is slechts over een breedte van 3 centimeter beschikbaar, dus de kip vindt daarin niet in alle opzichten voldoende steun. Gelet hierop acht de rechtbank de voerbak onvoldoende vrij beschikbaar voor de kip, aangezien de kip, die daarin slechts dwars kan staan, daardoor in de bewegingsvrijheid wordt beperkt, waarmee niet wordt voldaan aan het vereiste van een vrij beschikbare grondoppervlakte van 550 cm2.

Gelet op het vorenoverwogene ontbreekt iedere noodzaak tot het stellen van de voorgestelde prejudiciële vragen. Reden waarom de rechtbank aan dat verzoek voorbij gaat.

7.3. Bewezenverklaring

Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zij op 17 januari 2005 in de gemeente Horst aan de Maas een hoeveelheid legkippen in een kooi heeft gehuisvest, waarvan de gebruiker kan aantonen dat de kooi deel uitmaakt van een huisvestingssysteem dat voor 1 januari 2003 is gebouwd en in gebruik is genomen, die niet ten minste de beschikking hadden over een grondoppervlakte van 550 cm2, horizontaal gemeten, die vrij beschikbaar is en waarvan de helling niet meer bedraagt dan 8 graden, met een vrije ruimte van 40 centimeter boven 65% van de grondoppervlakte en een vrije ruimte van 35 centimeter boven de overige grondoppervlakte,

immers bedroeg de afstand tussen de bovenkant van de voerbak en de bovenkant van de kooi 26,5 centimeter en hadden de legkippen ieder niet de beschikking over een grondoppervlakte van 550 cm2.

8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

8.1. De strafbaarheid

De raadsman heeft gesteld dat nu niet duidelijk is geregeld op welke wijze het verbod (de minimum afmetingen van een kooi) moet worden vastgesteld, er sprake is van een onduidelijke strafbaarstelling en dat derhalve de zaak niet kwalificeerbaar is.

De rechtbank is van oordeel, gelet op het hiervoor onder 7.2 overwogene met betrekking tot de vrij beschikbare grondoppervlakte, dat ook al zou er op een andere wijze gemeten zijn, er dan nog geen 550 cm2 beschikbare grondoppervlakte zou zijn. Overigens heeft de raadsman niet onderbouwd waarom de meting door de verbalisant niet zou deugen. Gelet hierop wordt dit verweer verworpen.

De raadsman heeft gesteld dat voor zover het handelen van verdachte in strijd wordt geacht met de regeling, dit niet in strijd is met de doelstelling van de regeling. De raadsman heeft aangegeven dat het welzijn van de kip is gediend met de door verdachte gebruikte kooi, zulks onder verwijzing naar de verklaringen dienaangaande van diverse deskundigen.

Gelet hierop heeft de raadsman gepleit voor ontslag van rechtsvervolging van verdachte wegens het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.

De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.

De Europese richtlijn en het Legkippenbesluit 2003 zien niet alleen op het dierenwelzijn, in dit geval het welzijn van legkippen, maar ook op de concurrentiepositie binnen de gemeenschappelijke Europese markt. Ook dit laatste dient gewaarborgd te zijn. Uit de Nota van Toelichting bij het Legkippenbesluit 2003 blijkt dat dit besluit juist rekening heeft gehouden met de concurrentiepositie van de Nederlandse legkippenhouders. Zowel de regels met betrekking tot het dierenwelzijn, alsmede de concurrentiepositie in de gemeenschappelijke markt dienen gewaarborgd te zijn. Derhalve dienen de regels, waarbij met beide doelen rekening is gehouden, te worden gehandhaafd en heeft verdachte niet alleen in strijd met de letter van de regeling gehandeld, doch ook in strijd met de geest van de wet. Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.

8.2. Kwalificatie

Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op navolgende strafbare overtreding:

T.a.v. feit 1:

overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 35 juncto artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren , begaan door een rechtspersoon.

De overtreding is strafbaar gesteld bij artikel 1 juncto artikel 6 van de Wet op de economische delicten .

9. De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.

10. De straffen en/of maatregelen

10.1. De eis van de officier van justitie

De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 4 december 2009 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 11.000,--, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak conform artikel 7 sub g van de Wet op de economische delicten .

10.2. Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat naar zijn mening – bij bewezenverklaring – schuldigverklaring zonder oplegging van straf dient te volgen, aangezien de regelgeving van de zijde van het Ministerie niet duidelijk is gemaakt en tevens omdat de kooien niet ten koste van de kip zijn aangepast. De raadsman heeft voorts aangegeven dat verdachte heeft getracht zijn bedrijf rendabel te houden en niet heeft gehandeld uit winstbejag.

10.3. De overwegingen van de rechtbank

Bewezen verklaard is overtreding van artikel 6, eerste lid, onder a van het Legkippenbesluit 2003. Door verdachte is bij de huisvesting van haar legkippen niet voldaan aan het vereiste dat de legkippen elk dienden te beschikken over een vrij beschikbare grondoppervlakte van 550 cm2.

Verdachte heeft kippen gehouden en heeft getracht door middel van het toepassen van uitgebogen kooideurtjes te voldoen aan het Legkippenbesluit 2003. Met die toepassing gingen weliswaar investeringen gepaard, doch verdachte heeft niet haar hele stalinventaris vervangen door nieuwe kooien. Verdachte, althans haar vertegenwoordiger, heeft jarenlang vragen gesteld of de door haar toegepaste uitgebogen kooideurtjes nu wel of niet werden toegestaan. Op die vraag is nimmer een eenduidig antwoord gekomen en hoewel de sector – waaronder verdachte – berichten bereikten dat uitgebogen kooideurtjes in Nederland niet zouden worden toegestaan, heeft verdachte haar stal in stand gelaten en het laten aankomen op een proefproces. Verdachte heeft vanwege haar principiële stellingname ervoor gekozen de onderhavige zaak aan de rechter voor te leggen en niet in te stemmen met een transactievoorstel.

Bij de beoordeling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het vorenstaande. Tevens houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in de afgelopen jaren onder media-aandacht heeft gestaan en nog steeds staat. Immers, gebleken is van grote belangstelling voor de onderhavige beslissing, met name vanuit de sector van pluimveehouders en de brancheorganisatie. Het grote tijdsverloop betrekt de rechtbank eveneens bij de beoordeling van de stafmaat evenals de omstandigheid dat verdachte niet eerder blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Gelet hierop acht de rechtbank in dezen een schuldigverklaring zonder strafoplegging een passende reactie op het verwijt dat verdachte is gemaakt. In een maatregel tot openbaarmaking van deze uitspraak ziet de rechtbank geen meerwaarde, zodat deze maatregel niet zal worden opgelegd. Zulks laat publicatie van de onderhavige uitspraak onverlet.

11. Toepasselijke wetsartikelen

Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:

Wetboek van Strafrecht art. 9a, 51, 91.

Wet op de economische delicten art. 1, 2.

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren art. 35, 45.

Legkippenbesluit 2003 art. 6.

12. Beslissing

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding ten aanzien van het sub 2 ten laste gelegde nietig;

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;

verklaart verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde schuldig zonder oplegging van straf of maatregel.

Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, R.A.J. van Leeuwen en N.I.B.M. Buljevic, rechters, van wie mr. L.J.A. Crompvoets voorzitter, in tegenwoordigheid van C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 december 2009.

typ: cve


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature