Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Weigering ziektewetuitkering arbeidsgehandicapte werknemer. Arbeidsongeschiktheid niet aangevangen in de vijf jaar na aanvang van de dienstbetrekking.

Uitspraak



RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 06/4305

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2007

inzake

[eiseres] BV,

te [plaats],

eiseres,

gemachtigde P. van Genuchten

tegen

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ( Uwv),

te Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. I.P.H.M. van Lieshout, werkzaam bij het Uwv-kantoor te Eindhoven.

Aan het geding heeft als partij deelgenomen de heer W. C. [werknemer], wonende te

’s-Hertogenbosch, gemachtigde P. van Genuchten.

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft verweerder geweigerd aan de heer [werknemer], een werknemer van eiseres (hierna: de werknemer) per 12 juni 2006 een uitkering ingevolge de Ziektewet (hierna: ZW) toe te kennen.

Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van

18 oktober 2006 ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld. De zaak is behandeld op de zitting van 31 januari 2007. Eiseres is daarbij niet verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. Het geschil beperkt zich tot de vraag of verweerder terecht en op goede gronden heeft vastgesteld dat de werknemer van eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de ZW.

2. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de navolgende feiten en omstandigheden. De werknemer is sinds 1 november 1990 in dienst bij eiseres, thans als heftruck-chauffeur. De werknemer heeft zich op 27 juni 2001 ziek gemeld en heeft per 26 juni 2002 een volledige uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) toegekend gekregen. Bij besluit van 30 juli 2004 heeft verweerder aan de werknemer meegedeeld dat zijn WAO-uitkering per 23 augustus 2004 wordt ingetrokken, omdat hij minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht. In hetzelfde besluit heeft verweerder de werknemer meegedeeld dat hij voor een periode van vijf jaar na de intrekking van de WAO-uitkering van rechtswege aangemerkt blijft als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (hierna: de Wet REA). De werknemer heeft zijn werk weer hervat bij eiseres. Op 12 juni 2006 heeft de werknemer zich wederom ziek gemeld. Omdat eiseres een loondoorbetalingsverplichting heeft jegens de werknemer, heeft verweerder een ZW-uitkering aan de werknemer geweigerd in het besluit van 8 augustus 2006.

3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de werknemer als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA in aanmerking moet komen voor een uitkering ingevolge de ZW.

4. Volgens verweerder komt de werknemer niet in aanmerking voor een ZW-uitkering omdat niet voldaan wordt aan de in artikel 29b van de ZW genoemde voorwaarde dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer is ingetreden binnen vijf jaar na aanvang van zijn dienstverband bij de betreffende werkgever. Blijkens het verweerschrift doet de mededeling in het besluit van 30 juli 2004 dat de werknemer van rechtswege als arbeidsgehandicapte in de zin van de Wet REA wordt aangemerkt, daar niet aan af.

5. In artikel 29, eerste lid, van de ZW is bepaald dat behoudens het tweede lid, onderdeel e, en de artikelen 29a en 29b geen ziekengeld wordt uitgekeerd, indien de verzekerde uit hoofde van de dienstbetrekking op grond waarvan hij de arbeid behoort te verrichten:

a. recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) , dan wel indien het recht op loon door toepassing van het derde, vijfde, zesde of negende lid van dat artikel geheel of gedeeltelijk ontbreekt.

6. Artikel 7:629, eerste lid, van het BW luidt als volgt: “Voor zover het loon niet meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen , met betrekking tot een loonvak van een dag, behoudt de werknemer voor een tijdvak van 104 weken recht op 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon, maar de eerste 52 weken ten minste op het voor hem geldende wettelijke minimumloon, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was.”

7. Ingevolge artikel 29b, eerste lid, van de ZW heeft de werknemer

a. die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen,

b. die onmiddellijk voorafgaand aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening , een indicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van die wet had,

c. van wie in een arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd, bedoeld in artikel 23 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of van het tijdvak, bedoeld in artikel 24 of 25, negende lid, van die wet:

1º. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,

2º. op de eerste dan van dertien weken voorafgaand aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever,

3º. niet in staat is tot het verrichten van eigen of andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en

4º. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever,

d. die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten, of

e. die geen werknemer is als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, achttien jaar is of ouder en in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt of heeft ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten,

vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de dienstbetrekking.

8. In artikel 90, eerste lid, van de ZW is, voor zover hier van belang, bepaald dat naast de werknemer als bedoeld in artikel 29b, eerste lid, eveneens als werknemer in de zin van dat lid wordt aangemerkt de persoon die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 1.4, onder G, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen arbeidsgehandicapte was op grond van artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag waarop dat artikel vervalt op grond van artikel 2.10 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen .

9. De rechtbank overweegt als volgt.

10. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres op grond van de artikelen 29, eerste lid, van de ZW en 7:629, eerste lid, van het BW een loondoorbetalingverplichting heeft jegens de werknemer tijdens zijn ziekteperiode. Als gevolg daarvan zou de werknemer geen recht op ziekengeld hebben. Artikel 29b, eerste lid, van de ZW vormt echter een uitzondering op bovenstaande artikelen: onder bepaalde voorwaarden kan voor werknemers met beperkingen toch recht op een uitkering ingevolge de ZW bestaan.

11. Ingevolge artikel 90, eerste lid, juncto artikel 29b, eerste lid, van de ZW kan deze uitzondering ook gelden voor arbeidsgehandicapte werknemers in de zin van artikel 2 van de Wet REA . Als voorwaarde wordt in het eerste lid van artikel 29b, van de ZW onder andere gesteld dat de ziekte van de werknemer moet zijn aangevangen in de vijf jaar na aanvang van de dienstbetrekking.

12. De als arbeidsgehandicapte aangemerkte werknemer is op 1 november 1990 in dienst getreden bij eiseres. Nu de werknemer zich op 12 juni 2006 heeft ziek gemeld, is hij niet ziek geworden binnen vijf jaar na aanvang van zijn dienstverband bij eiseres. De arbeidsongeschiktheid is ingetreden na de periode van vijf jaar en reeds daarom valt de werknemer niet onder de uitzonderingssituatie als genoemd in de artikelen 90, eerste lid juncto artikel 29b, eerste lid, van de ZW . Verweerder heeft dan ook terecht bepaald dat de werknemer niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de ZW.

13. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

14. De rechtbank ziet geen aanleiding één der partijen te veroordelen in de proceskosten dan wel verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.

15. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank,

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman als rechter in tegenwoordigheid van mr. M. le Fèbre als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2007.

Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Afschriften verzonden:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature