Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 84883 / KG ZA 02-168
Datum uitspraak: 4 april 2002
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ORION CAPITAL N.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. H. Carels te Rotterdam,
tegen
1. X,
wonende te Z,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
X
gevestigd te N,
3. de maatschap
X EN Y ADVOCATEN,
gevestigd te N,
gedaagden, ,
advocaat mr. A. Dregmans te Nijmegen.
Eiseres zal verder worden aangeduid als Orion, gedaagden zullen ieder afzonderlijk worden aangeduid als X, X B.V. en X en Y Advocaten en gezamenlijk als X c.s.
Het verloop van de procedure
Orion heeft X c.s. ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. X c.s. hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaten van beide partijen hebben de zaak vervolgens bepleit, beiden overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
1. Sedert 1997 (tot begin 2002) is X als advocaat werkzaam geweest voor de heer Q (verder: Q) en alle aan hem gelieerde al dan niet persoonlijke vennootschappen, die zich bezig houden met het doen van investeringen en het beleggen van vermogen.
2. Omstreeks augustus 2000 kwamen de heren X, Q, T en A (de drie laatstgenoemde personen zijn dan wel waren op dat moment allen cliënt bij X en Y Advocaten) overeen hun zakelijke activiteiten te bundelen en onder te brengen in een op te richten vennootschap.
3. Op 18 september 2000 is daartoe de naamloze vennootschap Orion opgericht, met als doel het beheren, beleggen, exploiteren en administreren van effecten, onroerende zaken en andere vermogensbestanddelen. Van de geplaatste aandelen hebben Q, T, T en X elk 25% verworven. T en X voerden de directie van Orion.
4. Begin 2001 is er onder de aandeelhouders verschil van mening over de wijze van bedrijfsvoering ontstaan. Omstreeks augustus 2001 hebben T en T de samenwerking feitelijk beëindigd. Uiteindelijk hebben T en X hun functie als directeur van Orion neergelegd. Q is momenteel enig overgebleven aandeelhouder van Orion. De heer G is sinds februari 2002 de nieuwe directeur van Orion.
5. Op 28 april 2001 zijn de notulen van besluiten, genomen tijdens de "Barcelona"-reis, door T aan X en T verzonden. Eén van de besluiten luidt als volgt: "X werkt in principe 's maandags voor Orion, werk hierboven op alsook normaal professioneel juridisch werk wordt aan Orion doorbelast…..".
6. In de samenvatting van afspraken en gedragsregels van Orion, op 16 juli 2001 verzonden door T aan de andere aandeelhouders, is met betrekking tot vergoedingen het volgende opgenomen: "partners / directie ontvangen geen vergoeding voor het voor Orion te verrichten werk. Onkosten worden vergoed."
7. In een notitie van 30 november 2001 van T aan X, waarin enkele directiebesluiten staan samengevat, wordt Mr. K diverse malen als juridisch vertegenwoordiger van Orion genoemd.
8. Op 3 oktober, 30 november en 6 december 2001 heeft X Orion voor zijn werkzaamheden in 2001 in het totaal ¦ 93.597,72 (€ 42.472,79) gedeclareerd, op briefpapier van X en Y Advocaten (verder: de declaraties).
9. Op 7 december 2001 zijn door T, in zijn hoedanigheid van zelfstandig bevoegd directeur van Orion, tot zekerheid van de voldoening van al hetgeen X B.V. nu of te eniger tijd van Orion te vorderen mocht hebben uit hoofde van verstrekte geldleningen dan wel uit welke andere hoofde dan ook, ten behoeve van X B.V. hypotheekrechten verleend op de panden van Orion, staande en gelegen aan de Moleneind 5 te Well, gemeente Bergen (verder ook: hotel Well) alsook aan de Nieuwe Weg 5 te Renkum, gemeente Renkum (verder ook: villa Renkum), tot een bedrag van € 90.756,04.
10. Hotel Well is verkocht en dient op 5 april 2002 vrij van hypotheek en beslagen geleverd te worden aan een derde. Orion heeft X verzocht de bovengenoemde hypotheken door te halen, waartoe X zich niet, althans niet zonder het stellen van nadere voorwaarden, bereid heeft getoond.
11. Op 5 maart 2002 heeft Orion zich in het kader van de klachtprocedure van artikel 46c van de Advocatenwet tot de Deken van de Orde van Advocaten te Arnhem gewend met het verzoek X te wijzen op zijn verplichtingen die voortvloeien uit de gedragsregels en hem ertoe te bewegen de hypotheken alsnog door te halen. Deze procedure loopt nog. X heeft op 19 maart 2002 van de Deken drie weken gekregen om op de klacht te reageren.
De vordering
12. Orion vordert X c.s. te bevelen de ten behoeve van X B.V. gevestigde hypotheken op de onroerende zaken staande en gelegen te Well, gemeente Bergen, aan de Moleneind 5 en te Renkum aan de Nieuwe Weg 5 op te heffen, althans de kadastrale inschrijving van de hypothecaire rechten door te halen binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van X c.s. in de kosten van deze procedure.
13. Orion stelt daartoe dat X maatschappelijk onzorgvuldig heeft gehandeld doordat hij in strijd met artikel 28 van de gedragsregels voor advocaten (1992) voor zijn declaraties een andere zekerheid heeft aanvaard dan een voorschot in geld , namelijk hypotheekrechten ten behoeve van X B.V. De gedragsregels vormen naar haar mening een verzwaarde norm van maatschappelijke zorgvuldigheid. Het handelen van X in strijd met deze zorgvuldigheid is onrechtmatig jegens haar, aldus Orion.
14. X c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd waarop hierna, voor zover nodig, zal worden ingegaan.
De beoordeling van de vordering
15. X c.s. hebben allereerst betoogd dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd moet verklaren om op de gevorderde voorziening te beslissen. Zij stellen daartoe dat hetzelfde geschil reeds in dezelfde omvang door Orion is voorgelegd aan de Deken van de Orde van Advocaten in het kader van een aanhangige klachtprocedure en stellen dat het in strijd met de goede procesorde zou zijn om, vooruitlopend op de uitkomst van die procedure, de voorzieningenrechter reeds een voorlopig oordeel te laten geven over dat geschil. Daarnaast stellen zij dat de vordering berust op een ondeugdelijke grondslag.
16. Met Orion is de voorzieningenrechter echter van mening dat de aard van de vordering, zijnde een civielrechtelijke ordemaatregel (doorhaling op korte termijn van de gevestigde hypotheekrechten), met zich meebrengt dat hij wel bevoegd is om daarover te oordelen. De genoemde klachtenprocedure biedt namelijk enerzijds niet de mogelijkheid tot een uitspraak op korte termijn over de genoemde vordering, terwijl ook anderzijds het bestaan van een tuchtrechtelijke procedure niet in de weg hoeft te staan aan een door de voorzieningenrechter te treffen maatregel of voorziening. Het al dan niet ondeugdelijk zijn van de grondslag van de vordering dient bij de beoordeling van de zaak zelf aan de orde te komen en leidt niet op voorhand tot onbevoegdheid. Het beroep op de onbevoegdheid wordt daarom verworpen.
17. Vervolgens hebben X c.s. het spoedeisend belang van de vordering van Orion betwist. Uit de verkoopopbrengst van hotel Well kan de vordering met betrekking tot de ten behoeve van X B.V. gevestigde tweede hypotheek zonder meer worden voldaan, zodat Orion op die manier hotel Well op 5 april 2002 vrij van hypotheken kan leveren en geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Nu door de levering van hotel Well impliciet de voldoening van de declaraties tot onderwerp van dit geding wordt gemaakt, terwijl de levering van hotel Well op korte termijn plaats dient te vinden heeft Orion, voorlopig geoordeeld, voldoende spoedeisend belang bij haar vordering. Met betrekking tot villa Renkum wordt echter wel geoordeeld dat het spoedeisend belang van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt, zodat het gedeelte van de vordering dat daarop betrekking heeft zal worden afgewezen.
18. X c.s. hebben nog aangevoerd dat de declaraties werkzaamheden betreffen die X uit hoofde van zijn functie van directeur van Orion en niet als advocaat heeft verricht. Zij verwijzen daarvoor onder andere naar de hierboven onder 7. genoemde notitie van 30 november 2001, waaruit naar hun zeggen voldoende blijkt dat advocaat mr. K voor de typisch advocatuurlijke werkzaamheden voor Orion werd ingeschakeld en betogen dat X ook als directeur juridisch werk voor Orion kon verrichten, waarvoor hij blijkens de hierboven onder 5. genoemde notulen van de "Barcelona"-reis, verzonden op 28 april 2001, Orion ook kon declareren. Het stellen van zekerheid (in de vorm van hypotheekrechten) voor die declaraties kan, aldus X, om die reden niet getoetst worden aan gedragsregels voor advocaten, zodat de vordering van Orion ook om die reden dient te worden afgewezen.
19. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de werkzaamheden die door X zijn verricht en waarvoor hij de bewuste declaraties heeft verstuurd moeten worden aangemerkt als normaal professioneel juridisch ("advocatuurlijk") werk. Immers, afgesproken was dat de partners / directie geen vergoeding voor het voor Orion te verrichten werk zouden ontvangen. Wanneer wel wordt gedeclareerd voor werkzaamheden, zoals in casu is gebeurd, vallen die dus buiten de normaal door de partners / directie te verrichten werkzaamheden. Dat het hier werkzaamheden als advocaat betreft wordt ook aannemelijk geacht nu de declaraties zijn verstuurd op briefpapier van X en Y Advocaten tegen een gebruikelijk advocatentarief van ¦ 385,-- per uur. De verwijzing naar de notulen van de "Barcelona"-reis van 28 april 2001 maakt dit niet anders, nu de afspraak dat de directie geen vergoeding ontvangt voor hun werkzaamheden dateert van latere datum (16 juli 2001).
20. X c.s. hebben ten slotte nog aangevoerd dat een enkele overtreding van een binnen de advocatuur geldende gedragsregel nog niet zonder meer leidt tot onrechtmatig handelen naar burgerlijk recht. De status van de gedragsregels, die niet bindend zijn, is niet uitgewerkt binnen de regels van het burgerlijk recht. De gestelde overtreding vormt onvoldoende grondslag voor de aansprakelijkheid van X c.s. jegens Orion.
21. Te dien aanzien is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze gedragsregels, die weergeven hoe de wettelijke norm van artikel 46 Advocatenwet (het handelen overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt) geïnterpreteerd dient te worden, een nadere invulling vormen van de algemene maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm. Vast staat dat X B.V. een andere zekerheid heeft aanvaard voor, onder andere, voldoening van de declaraties van X en Y Advocaten, dan een voorschot in geld, welk handelen in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit handelen in strijd met artikel 28 van de gedragsregels voor advocaten kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval als maatschappelijk onzorgvuldig en dus onrechtmatig beschouwd worden, zodat Orion dit terecht als grondslag voor haar vordering heeft kunnen aanvoeren.
22. Het voorgaande in aanmerking genomen ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding voor toewijzing van de subsidiair gevorderde doorhaling van de hypotheekrechten op hotel Well jegens X in privé en X B.V. Nu X en Y Advocaten geen bemoeienis hebben gehad met het vestigen van genoemde hypotheekrechten zal de vordering jegens deze gedaagde worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal aan een maximum worden gebonden.
23. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zullen X en X B.V. in de kosten van dit geding worden verwezen. Orion zal op haar beurt worden veroordeeld in de proceskosten van X en Y Advocaten, te stellen op nihil.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. veroordeelt X en X B.V. de kadastrale inschrijving van de ten behoeve van laatstgenoemde gevestigde hypotheek op de onder 9. aangeduide onroerende zaak te Well door te (doen) halen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
1. veroordeelt X en X B.V. om voor elke dag dat, na betekening van dit vonnis, niet aan de veroordeling wordt voldaan, aan Orion N.V. een dwangsom te betalen van € 50.000,--, echter tot een maximum van in totaal € 400.000,--;
3. veroordeelt X en X B.V. hoofdelijk, des dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Orion bepaald op € 703,36 voor salaris procureur en op € 258,18 voor verschotten (€ 65,18 wegens het uitbrengen der dagvaarding en € 193,-- wegens griffierecht);
4. veroordeelt Orion N.V. in de kosten van X en Y Advocaten, te stellen op nihil;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Satijn.