Uitspraak
15 januari 2002
Strafkamer
nr. 03895/00
SO/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 maart 2000, nummer 23/002737-98, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 20 mei 1998 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding onder 2 primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van 1., 4. en 5. "medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd ", 2 subsidiair "goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenbrengen in strijd met artikel 40 van het Communautair douanewetboek, (de Hoge Raad leest: "binnen- gebrachte goederen in strijd met artikel 40 van het Communautair douanewetboek niet bij de inspecteur aanbrengen ") terwijl dit feit is begaan met het oogmerk de rechten die bij invoer van de goederen zijn verschuldigd, te ontduiken" en 3. "opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod " veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan
5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak - is ingesteld door de verdachte.
Namens deze heeft mr. W.W. Jansen, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voorzover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 15 januari 2002.