Uitspraak
202501231/1/V2 en 202501231/2/V2.
Datum uitspraak: 20 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2024, in zaak nr. 202305662/1/V2, en om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Awb).
Procesverloop
Bij brief van 26 februari 2025 heeft verzoekster de Afdeling verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van 2 december 2024. Ook heeft zij de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten of omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). Verzoekster heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
2. Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom ook afgewezen De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek om herziening af;
II. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025
363-1048