Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij brief van 19 april 2022 heeft de raad van bestuur van het Erasmus MC Universitair Medisch Centrum Rotterdam gereageerd op het verzoek van de Stichting om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur documenten openbaar te maken. De Stichting is een organisatie die zich inzet voor meer transparantie in biomedische data. Zij heeft op 15 maart 2022 een Wob-verzoek ingediend bij het Erasmus MC om een digitaal bestand van geanonimiseerde patiëntdata uit het elektronisch patiëntendossier van het Erasmus MC in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 maart 2022 te ontvangen. Hierop heeft het Erasmus MC per brief van 19 april 2022 gereageerd. In deze reactie stelt het Erasmus MC zich op het standpunt dat uit artikel 8.8 van de Wet open overheid volgt dat de Woo niet van toepassing is op informatie waarop artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Dit laatste artikel regelt de geheimhoudingsplicht van de hulpverlener en bepaalt dat geen inlichtingen over de pati ënt dan wel inzage in of afschrift van de gegevens uit het patiëntendossier worden verstrekt.

Uitspraak



202302165/1/A3.

Datum uitspraak: 4 december 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Stichting Biomedische Rekenkamer, gevestigd in Den Haag,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 februari 2023 in zaak nr. 22/5962 in het geding tussen:

de Stichting

en

de raad van bestuur van het Erasmus MC Universitair Medisch Centrum Rotterdam (hierna: Erasmus MC).

Procesverloop

Bij brief van 19 april 2022 heeft het Erasmus MC gereageerd op het verzoek van de Stichting om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) documenten openbaar te maken.

Bij besluit van 17 augustus 2022 heeft het Erasmus MC het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 23 februari 2023 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.

Het Erasmus MC heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2024, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Stichting is een organisatie die zich inzet voor meer transparantie in biomedische data. Zij heeft op 15 maart 2022 een Wob-verzoek ingediend bij het Erasmus MC om een digitaal bestand van geanonimiseerde patiëntdata uit het elektronisch patiëntendossier van het Erasmus MC in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 maart 2022 te ontvangen. Hierop heeft het Erasmus MC per brief van 19 april 2022 gereageerd. In deze reactie stelt het Erasmus MC zich op het standpunt dat uit artikel 8.8 van de Wet open overheid (hierna: Woo) volgt dat de Woo niet van toepassing is op informatie waarop artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is. Dit laatste artikel regelt de geheimhoudingsplicht van de hulpverlener en bepaalt dat geen inlichtingen over de pati ënt dan wel inzage in of afschrift van de gegevens uit het patiëntendossier worden verstrekt.

In het besluit op bezwaar heeft het Erasmus MC het bezwaar van de Stichting niet-ontvankelijk verklaard omdat de reactie van 19 april 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt.

Juridisch kader

2.       Op 1 mei 2022 is de Woo in werking getreden. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 17 augustus 2022, dus na 1 mei 2022. Dat betekent dat in dit geding de Woo van toepassing is. (Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1699, onder 1.2).

3.       Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb luidt:

"Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling."

Artikel 1:5, eerste lid, luidt:

"Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen."

Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo luidt:

"Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek."

Artikel 8.8 van de Woo luidt:

"De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet."

Artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek , is opgenomen in de bijlage van de Woo. Het eerste lid van dit artikel luid t:

"Onverminderd het in artikel 448 lid 4, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de gegevens uit het dossier worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht."

Uitspraak van de rechtbank

4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het Erasmus MC het bezwaar van de Stichting terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat er sprake is van een bijzondere openbaarmakingsregeling die geregeld is in artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek . De medische stukken kunnen daarom niet via een Woo-verzoek worden verstrekt. De brief van 19 april 2022 is dan ook geen inhoudelijke afwijzing van het Woo-verzoek en is daarmee geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het gevolg hiervan is dat tegen de brief van 19 april 2022 geen bezwaar gemaakt kan worden.

Hoger beroep

5.       De Stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Erasmus MC haar bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe voert zij aan dat de brief van 19 april 2022 neerkomt op een afwijzing van een aanvraag en aldus een besluit is. Ter onderbouwing van dit betoog verwijst de Stichting naar de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3232). Volgens de Stichting was er in deze uitspraak sprake van een ongegrond, en dus niet een niet-ontvankelijk, bezwaar terwijl ook daar de algemene openbaarmakingsregeling week voor een bijzondere regeling. Verder zou de brief appellabel moeten zijn omdat men in een bestuursrechtelijke zaak aan de rechter moet kunnen voorleggen dat de gevraagde informatie niet of niet geheel onder artikel 8.8 van de Woo valt, aldus de Stichting. Ter zitting van de Afdeling heeft de Stichting nog betoogd dat de verzochte gegevens geen individuele patiëntinformatie bevatten omdat ze te anonimiseren zijn.

Beoordeling van het hoger beroep

6.       De Stichting heeft verzocht heeft om patiëntendata uit elektronische patiëntendossiers. De Stichting heeft concreet in het bijzonder verzocht om openbaarmaking van de unieke identifier, volgnummer of patiëntnummer, de opnamediagnose, de opnamedatum in kliniek en IC, de datum van ontslag uit kliniek en IC, ASA en ICD-10 classificaties, de overlijdensdatum, de reden van overlijden, of er een positieve Covd-19 test was met de testdatum, de Ct-waarden van de PCR-test(s), of de patiënt een corona-vaccin had en de geboortedatum/leeftijd van de patiënt. Deze gegevens zijn, anders dan de Stichting stelt, bij uitstek aan te merken als patiëntinformatie, waarvan het Erasmus MC zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze informatie valt onder artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek . Het Erasmus MC heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat artikel 7:457 van het Burgerlijke Wetboek, dat is opgenomen in de bijlage bij artikel 8.8. van de Woo, een bijzondere openbaarmakingsregeling is met een uitputtend karakter, die voorgaat op de Woo (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3680, r.o. 7.2.). Dit volgt ook uit artikel 8.8 en de daarbij behorende bijlage van de Woo.

De openbaarmakingsregeling uit artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek heeft een privaatrechtelijke en geen publiekrechtelijke grondslag. Het gaat hier om een regeling tussen een zorg- of andere hulpverlener en diens patiënt. Omdat een publiekrechtelijke grondslag ontbreekt, is de reactie van het Erasmus MC op het verzoek in dit geval geen besluit als bedoeld in art. 1:3 van de Awb waartegen bezwaar gemaakt kan worden (vergelijk de uitspraak van 23 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2958, en 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1878). De verwijzing van de Stichting naar de uitspraak van 9 november 2022 kan haar niet baten. In die uitspraak had de afwijzing van het verzoek niet haar grondslag in een bijzondere openbaarmakingsregeling met een privaatrechtelijke grondslag in het Burgerlijk Wetboek.

Er resteerde, anders dan de Stichting in hoger beroep lijkt te betogen, geen deel van het verzoek waarop de bijzondere openbaarmakingsregeling niet van toepassing is, omdat het verzoek uitsluitend betrekking heeft op data uit elektronische patiëntendossiers. Anonimiseren van deze data leidt er niet toe dat om die reden geen sprake meer is van onder artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek vallende informatie, zoals de Stichting kennelijk meent.

Gelet op het voorgaande heeft het Erasmus MC het bezwaar van de Stichting terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen. Tot een gebrek in de bestuursrechtelijke rechtsbescherming leidt dit oordeel niet. De Stichting heeft namelijk langs deze weg antwoord op de vraag of de gevraagde informatie onder de reikwijdte van de Woo valt.

Het betoog slaagt niet.

Slotsom

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.

8.       Het Erasmus MC hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Willems

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Soffner

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024

818-1121


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature