U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 januari 2022 heeft het bestuur van de raad voor rechtsbijstand de vergoeding voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand voor de toevoeging met het kenmerk 4NV0142 vastgesteld op € 832,89. De raad verleent toevoegingen voor rechtsbijstand. De regels met betrekking tot de vergoedingen zijn neergelegd in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Daarnaast heeft de raad beleid vastgesteld, neergelegd in zogenoemde werkinstructies. [appellant] heeft op 21 oktober 2019 een toevoeging aangevraagd voor de door hem verleende rechtsbijstand aan zijn cliënt in een civiele procedure tegen zijn verhuurder. De verhuurder beschikte niet over een omzettingsvergunning waardoor de cliënt van [appellant] genoodzaakt was zijn woning te verlaten. De verleende rechtsbijstand zag op het laten beëindigen van de huurovereenkomst en het vorderen van schadevergoeding. [appellant] heeft de toevoeging aangevraagd onder zaakcode en zaakaanduiding "H020 onderhoud door verhuurder".

Uitspraak



202305255/1/A2

Datum uitspraak: 4 september 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend in [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 juni 2023 in zaak nr. 22/1394 in het geding tussen:

[appellant]

en

het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2022 heeft de raad de vergoeding voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand voor de toevoeging met het kenmerk 4NV0142 vastgesteld op € 832,89.

Bij besluit van 2 maart 2022 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juli 2024, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, is verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De raad verleent toevoegingen voor rechtsbijstand. De regels met betrekking tot de vergoedingen zijn neergelegd in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr). Daarnaast heeft de raad beleid vastgesteld, neergelegd in zogenoemde werkinstructies. De relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.       [appellant] heeft op 21 oktober 2019 een toevoeging aangevraagd voor de door hem verleende rechtsbijstand aan zijn cliënt in een civiele procedure tegen zijn verhuurder. De verhuurder beschikte niet over een omzettingsvergunning waardoor de cliënt van [appellant] genoodzaakt was zijn woning te verlaten. De verleende rechtsbijstand zag op het laten beëindigen van de huurovereenkomst en het vorderen van schadevergoeding. [appellant] heeft de toevoeging aangevraagd onder zaakcode en zaakaanduiding "H020 onderhoud door verhuurder". De raad heeft de toevoeging bij besluit van 6 december 2019 verstrekt onder zaakcode en zaakaanduiding "H010 beëindiging huurovereenkomst", waardoor de hoogte van de vergoeding op basis daarvan op 9 (en niet op 12) punten vastgesteld zal worden. [appellant] heeft vervolgens op 25 november 2021 de raad verzocht de vergoeding voor zijn werkzaamheden vast te stellen.

Besluitvorming

3.       De raad heeft bij besluit van 10 januari 2022 de vergoeding op basis van zaakcode H010 vastgesteld op € 832,89. Het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 maart 2022, onder verwijzing naar een advies van de Commissie voor Bezwaar van 16 februari 2022, ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

4.       De rechtbank heeft overwogen dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het rechtsbelang in de procedure waarin [appellant] rechtsbijstand heeft verleend, ziet op de beëindiging van de huurovereenkomst, waardoor zaakcode H010 van toepassing is. De rechtbank heeft verder, onder verwijzing naar de Nota van Toelichting bij het Besluit van 21 december 1999 tot vaststelling van het Bvr (hierna: de Nota van Toelichting) overwogen dat een juridisch gebrek niet tot gevolg heeft dat zaakcode H020 van toepassing is. Zaakcode H020 betreft namelijk "procedures betreffende het onderhoud van het gehuurde". Uit deze terminologie, waar de raad zich in de werkinstructie "H020 onderhoud door verhuurder" bij heeft aangesloten, leidt de rechtbank af dat het hierbij moet gaan over feitelijke onderhoudsgebreken aan de woning. De rechtbank heeft tot slot overwogen dat het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel hem niet kan baten, omdat de door hem aangedragen zaken geen gelijke gevallen betreffen. Volgens de rechtbank heeft de raad de vergoeding voor de door [appellant] verleende rechtsbijstand dus op juiste wijze vastgesteld.

Het hoger beroep en de beoordeling daarvan

5.       [appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. Hij betoogt dat de raad geen beleidsruimte toekomt om invulling te geven aan de coderingen die volgen uit het Bvr, waardoor geen betekenis kan worden toegekend aan de werkinstructies. Hij stelt zich op het standpunt dat hierdoor alleen nog getoetst kan worden aan wat in het Bvr en de daar bijbehorende bijlage is opgenomen over zaakcode H020: "procedures betreffende het onderhoud van het gehuurde". Volgens [appellant] volgt hieruit niet dat het begrip ‘onderhoud’ zo beperkt uitgelegd moet worden als de raad doet. Voor zover aan de werkinstructie wel gewicht mag worden toegekend, stelt hij zich op het standpunt dat hieruit ook niet geconcludeerd kan worden dat zaakcode H020 alleen betrekking heeft op feitelijke onderhoudsgebreken en niet ook op juridische gebreken. Volgens [appellant] heeft de rechtbank niet onderkend dat de juridische gebreken in de onderliggende zaak gekoppeld zijn aan feitelijke onderhoudsgebreken van het gehuurde.

5.1.    Bij de beoordeling van de vraag welke zaakcode van toepassing is, moet worden gekeken naar het rechtsbelang en met name ook naar de oorsprong van het geschil waarvoor de toevoeging is aangevraagd (zie de uitspraken van de Afdeling van 16 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3815, onder 4.2, en 13 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:970, onder 3.3). Het rechtsbelang in de procedure waarin [appellant] rechtsbijstand heeft verleend ziet, gelet op de aanvraag en het vonnis van die zaak, op de beëindiging van de huurovereenkomst en het vorderen van schadevergoeding. Dat de cliënt van [appellant] de huurovereenkomst wilde beëindigen vanwege juridische gebreken die voortkwamen uit feitelijke gebreken, maakt dit rechtsbelang niet anders. Met de rechtbank is de Afdeling daarom van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat zaakcode H020 hier niet van toepassing is.

6.       [appellant] stelt zich verder op het standpunt dat er geen redelijke aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat zaakcode H010 betrekking heeft op de beëindiging van de huurovereenkomst door de huurder. Hij voert hiertoe aan dat in het Bvr aansluiting is gezocht met de verschillende leerstukken van titel 4 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij zaakcode H010 de huurdersbeschermingsregeling betreft. Deze regeling ziet op gevallen waarin de verhuurder de huurovereenkomst wil beëindigen. Nu zijn cliënt geen beroep heeft gedaan op de huurdersbeschermingsregeling en de verhuurder de huurovereenkomst niet wilde beëindigen, had de rechtbank tot het oordeel moeten komen dat zaakcode H010 niet van toepassing is.

6.1.    De Afdeling ziet in het Bvr, de Nota van Toelichting en in de werkinstructie geen gronden voor het oordeel dat zaakcode H010 niet van toepassing zou zijn bij beëindiging van de huurovereenkomst op verzoek van de huurder.

7.       [appellant] betoogt tot slot dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de besluitvorming in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Zowel de zaak waarin hij zijn [cliënt A] bijstond, als de zaak waarin hij zijn [cliënt B] bijstond, betreft volgens hem een vergelijkbare zaak. In beide zaken heeft de raad, anders dan in deze, wel een vergoeding op basis van zaakcode H020 afgegeven. Hij wijst erop dat hij in de toevoegingsaanvraag in de zaak waarin hij zijn [cliënt B] bijstond, heeft aangegeven dat het geschil zag op onderhoud van het gehuurde en dat uit de dagvaarding blijkt dat het geschil zag op juridische gebreken, namelijk het ontbreken van vergunningen.

7.1.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de zaak waarin [appellant] zijn [cliënt A] bijstond geen vergelijkbare zaak is, omdat het rechtsbelang in die zaak niet zag op de beëindiging van de huurovereenkomst.

7.2.    Over het betoog van [appellant] dat de zaak waarin hij zijn [cliënt B] bijstond een vergelijke zaak is, overweegt de Afdeling als volgt. Uit de processtukken blijkt dat ook dit geschil zag op de beëindiging van de huurovereenkomst. In zoverre is er sprake van een vergelijkbaar geval. Omdat het geschil niet zag op onderhoud van het gehuurde is in die zaak zaakcode H020 ten onrechte toegepast. De raad heeft tijdens de zitting bij de Afdeling desgevraagd verklaard dat er in dit geval sprake is geweest van een fout. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel strekt niet zo ver dat een bestuursorgaan gemaakte fouten zou moeten herhalen (zie de uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:249, onder 11.2). De rechtbank is terecht, zij het op andere gronden, tot het oordeel gekomen dat ook hier het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

Conclusie

8.       De hoger beroepsgronden slagen niet. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.

w.g. Borman

voorzitter

w.g. Van Loon

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024

284-1090

 

BIJLAGE

 

Wet op de rechtsbijstand

Artikel 2 4

1. Het bestuur beslist op de aanvraag om een toevoeging ten behoeve van:

a. rechtsbijstand door een advocaat;

[…]

2. De rechtsbijstandverlener dient mede namens de rechtzoekende, een aanvraag om een toevoeging in bij een vestiging van de raad in het ressort waar de rechtsbijstandverlener kantoor houdt. De aanvraag wordt mede namens de rechtzoekende, ondertekend door de rechtsbijstandverlener.

3. De aanvraag om een toevoeging bevat een genoegzame omschrijving van de feiten en omstandigheden betreffende het rechtsprobleem waarvoor rechtsbijstand wordt gevraagd, de aan te voeren gronden dan wel een aanduiding van de werkzaamheden op basis van de toevoeging die ter zake van het rechtsprobleem nodig worden geacht.

[…].

Artikel 3 7

Het bestuur verstrekt aan een rechtsbijstandverlener een subsidie, genoemd vergoeding, voor:

a. de door hem op basis van een toevoeging verleende rechtsbijstand;

[…]

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld met betrekking tot:

a. het bedrag van de vergoeding en de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

b. de aanvraag van de vergoeding en de besluitvorming daarover;

[…].

Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000

Artikel 2

1. Rechtsbijstandverleners ontvangen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit een vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand op basis van een toevoeging als bedoeld in artikel 37 van de wet alsmede voor de verlening van rechtsbijstand in een piketzaak.

2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, omvat:

a. de overeenkomstig dit besluit vastgestelde vergoeding voor het verrichten van juridische werkzaamheden voor de zaak;

[…]

3. Ten behoeve van de berekening van de vergoeding worden de krachtens dit besluit toegekende punten vermenigvuldigd met het basisbedrag, genoemd in het eerste lid van artikel 3.

Artikel 5

1. Aan een procedure wordt het aantal punten toegekend dat in de bijlage voor het desbetreffende rechtsterrein of soort zaak is bepaald.

[..].

Artikel 2 9

[…]

2. Het bestuur stelt de vergoeding vast op grond van de door de rechtsbijstandverlener verstrekte informatie en met inachtneming van artikel 2.

[…].

Bijlage

De punten geven het gewicht per rechtsterrein of soort zaak aan:

[…]

Zaken op het terrein van het burgerlijk recht

[…]

- huurrecht

- huurrecht algemeen                                              9

- Wet huurprijzen woonruimte                                 5

- onderhoud door verhuurder                                  12

[…].

Werkinstructie "Bereik", hoofdstuk 1

[…]

1.2 Rechtsbelang

Het rechtsbelang is het belang waarvoor de rechtzoekende rechtsbijstand aanvraagt en dat hem rechtstreeks en individueel aangaat (artikel 1 Brt ). Bepalend voor de afbakening van het begrip is wat het doel én beoogd eindresultaat is van de rechtsbijstand in combinatie met het onderliggende feitencomplex.

[…].

Werkinstructie H010 beëindiging huurovereenkomst

[…]

Toevoegbeleid

Algemeen

Je kunt een toevoeging verstrekken als er een geschil is tussen de huurder en verhuurder. Bijvoorbeeld een dreigende ontruiming of een geschil over de beëindiging van de huurovereenkomst.

[…].

Werkinstructie H020 onderhoud door verhuurder

[…]

Toevoegbeleid

Algemeen

Je verleent een toevoeging als er een geschil is tussen huurder en verhuurder over het onderhoud van de woning en het financieel belang meer is dan € 500.

[…].


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature