Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 mei 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen. Bij besluit van 3 november 2020 heeft de staatssecretaris het door de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 23 november 2021 heeft de rechtbank het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak



202107970/1/V2.

Datum uitspraak: 18 juli 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister van Asiel en Migratie,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 november 2021 in zaak nr. 20/8857 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 3 november 2020 heeft de staatssecretaris het door de vreemdeling daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 november 2021 heeft de rechtbank het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Schonkeren, advocaat te Tilburg, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

Inleiding

1.       De vreemdeling heeft de Syrische nationaliteit en is geboren in 1962. Zij beoogt verblijf bij haar meerderjarige zoon, die optreedt als referent, en haar vier kleinkinderen die samen met hun moeder bij referent verblijven in Nederland.

1.1.    Referent heeft samen met zijn vrouw en de vreemdeling in één huis gewoond in Syrië. De vreemdeling heeft ook samen met haar kleinkinderen gewoond. Zij zijn geboren in 2001, 2004, 2012 en 2013. In 2016 heeft referent samen met zijn vrouw en de kinderen Syrië verlaten. Op 25 augustus 2017 is aan referent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Zijn kinderen zijn in mei 2018 samen met hun moeder vanuit Griekenland naar Nederland gekomen. De vreemdeling verblijft nog steeds in Syrië, afwisselend bij buren en vrienden.

1.2.    In hoger beroep is niet in geschil dat er tussen de vreemdeling en referent geen familieleven als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM bestaat. Evenmin is in geschil dat er tussen de vreemdeling en de kleinkinderen hechte persoonlijke banden bestaan, zodat sprake is van familieleven als bedoeld in de voormelde bepaling. Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1187, onder 2. In geschil is alleen of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de minister zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afweging tussen enerzijds het belang van de vreemdeling en haar kleinkinderen om te worden herenigd en anderzijds het Nederlands algemeen belang, in het nadeel van de vreemdeling en haar kleinkinderen uitvalt.

Bespreking van de grief

2.       In de enige grief klaagt de minister dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister bij de belangenafweging een ruime

beoordelingsmarge heeft, waarvan de uitkomst slechts met de nodige terughoudendheid getoetst kan worden. Volgens de minister constateert de rechtbank in de uitspraak geen zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek, maar maakt zij een eigen belangenafweging en stelt zij de uitkomst hiervan in plaats van de door de minister gemaakte belangenafweging.

2.1.    Het betoog van de minister over de toetsingsintensiteit die de rechtbank heeft gehanteerd slaagt. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, heeft de minister kenbaar alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging betrokken, waaronder het bestaan van een objectieve belemmering om het familieleven in Syrië uit te oefenen. Ook heeft de rechtbank onbestreden overwogen dat de minister niet ten onrechte in het nadeel van de betrokkenen heeft meegewogen dat het gezien de medische problematiek en leeftijd van de vreemdeling niet aannemelijk is dat zij in haar eigen onderhoud kan voorzien, dat zij sterkere banden heeft met Syrië dan met Nederland, dat de relatie tussen een grootouder en een kleinkind in algemene zin een andere is dan die tussen ouder en kind en dat in dit geval van een noodzaak tot het bieden van zorg door de vreemdeling aan de kleinkinderen niet is gebleken.

De rechtbank heeft echter ten onrechte overwogen dat de minister in de belangenafweging onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de feitelijke omstandigheid dat niet alleen sprake is geweest van samenwoning tussen de vreemdeling en haar kleinkinderen, maar dat de vreemdeling ook een wezenlijk deel van de zorgtaken voor de kleinkinderen op zich heeft genomen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de minister in het besluit van 3 november 2020 voldoende kenbaar de invulling van de feitelijke gezinsband tussen de vreemdeling en haar kleinkinderen betrokken door zich op het standpunt te stellen dat, hoewel de vreemdeling een deel van de zorgtaken voor de kinderen op zich had genomen in Syrië, de echtgenote van referent ook altijd aanwezig was om voor de kinderen te zorgen. Uit het besluit blijkt verder dat de minister die invulling van de feitelijke gezinsband niet doorslaggevend heeft geacht voor de uitkomst van de belangenafweging. Door te overwegen dat er sprake is van een intensief gezinsleven en dat de minister daar zwaar gewicht aan had moeten toekennen, heeft de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf gehanteerd. Zie de voormelde uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, onder 6.2.

2.2.    De rechtbank heeft dan ook ten onrechte overwogen dat de minister zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de weigering om de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM . Dat oordeel is namelijk gebaseerd op de hiervoor genoemde overweging dat de minister zwaar gewicht had moeten toekennen aan de invulling van de feitelijke gezinsband. Mede gelet op de onder 2.1 van deze uitspraak genoemde overige en ook door de rechtbank onderschreven omstandigheden die aan de weigering ten grondslag liggen, getuigt dit niet van een enigszins terughoudende toets van de uitkomst van de belangenafweging. Het oordeel van de rechtbank is daarom niet in lijn met de voormelde uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, onder 6 tot en met 6.2, over de toetsingsintensiteit van de belangenafweging in het kader van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM . Naar het oordeel van de Afdeling heeft de minister zich in dit geval niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van de vreemdeling uitvalt.

Conclusie

3.       De enige grief slaagt. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 23 november 2021 in zaak nr. 20/8857;

III.      verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. M. Soffers, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

w.g. Wissels

voorzitter

w.g. Van Kesteren

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2024

897-984


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature