Uitspraak
202303695/1/A2
Datum uitspraak: 3 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 3 mei 2023 in zaak nr. 23/1784 en 23/413 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college).
Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2022 heeft het college de aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 8 december 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 juni 2024, waar [appellante], bijgestaan door mr. L. Veenman, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. U. Tasdelen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft op 28 september 2022 een urgentieverklaring aangevraagd. Zij woont sinds 6 januari 2021 op het adres [locatie] in Amsterdam. Haar woning bevindt zich op de eerste etage van een portiekflat van vier hoog. In haar aanvraag stelt zij dat zij lijdt aan suïcidale misofonie. Misofonie is een hersenaandoening waarbij geluiden een heftige emotie kunnen roepen. [appellante] geeft in de toelichting bij haar aanvraag aan dat in haar woning continu stressoren aanwezig zijn, in de vorm van geluiden van de mensen die boven haar wonen. Het gaat daarbij niet om burenoverlast maar om normale geluiden van lopen en spullen neerzetten en verschuiven. Door een opnamestop kon zij niet bij het Amsterdam UMC terecht voor een behandeling voor deze aandoening. Zij heeft zich daarom aangemeld bij K. Hillebrand, orthopedagoog en misofoniebehandelaar. Zij omschrijft haar klachten als een interne kwelling die gepaard gaat met onder meer gevoelens van extreme woede en wanhoop en wat maakt dat sprake is van een hoog suïciderisico.
[appellante] heeft tussen 2002 en 2019 op verschillende plekken gewoond, waaronder Rotterdam, Almere, Dordrecht, Nunspeet, Nijmegen en Amsterdam. Sinds 26 november 2019 woont zij weer in Amsterdam.
2. Het college heeft aan het besluit van 31 oktober 2022, gehandhaafd bij besluit van 8 december 2022, ten grondslag gelegd dat [appellante] niet voldoet aan de bindingseis van vier jaar uit artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder i, van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (hierna: de bindingseis). De bindingseis is een algemene weigeringsgrond, waardoor het college de aanvraag niet toetst aan een van de urgentiecategorieën, zoals medische urgentie. Het college heeft ten overvloede opgemerkt dat [appellante] ook niet in aanmerking zou komen voor medische urgentie. Hiervoor is in elk geval vereist dat de aanvrager minimaal zes maanden onder behandeling is bij een GGZ-instelling of een psychiater.
Het college heeft in de medische problematiek van [appellante] geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule uit artikel 2.6.11 van de Huisvestingsverordening toe te passen. Voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule moet er op grond van hoofdstuk 1, paragraaf 24, van de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 sprake zijn van een acuut levensbedreigend probleem, onderbouwd met een verklaring van een medisch specialist. [appellante] heeft een dergelijke verklaring niet overgelegd. De aanvraag is daarom ook niet voorgelegd aan de GGD voor medisch advies.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht de bindingseis aan de afwijzing van de urgentieaanvraag ten grondslag heeft gelegd, omdat [appellante] voorafgaand aan de aanvraag niet minimaal vier jaar ingeschreven stond in Amsterdam. Omdat [appellante] niet aan de bindingseis voldoet heeft het college de aanvraag terecht niet getoetst aan de voorwaarden voor medische urgentie. Ook had het college geen toepassing hoeven geven aan de hardheidsclausule. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat de lat voor een medische beoordeling in het kader van de hardheidsclausule hoger ligt dan wanneer wordt beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor een medische urgentie. Volgens de rechtbank heeft het college geen advies hoeven vragen aan de GGD, omdat uit het intakeverslag van Hillebrand en de in beroep overgelegde verklaring van psycholoog R. van Beijsterveldt van 17 april 2023 niet volgt dat een psychiater de diagnose misofonie heeft gesteld en andere aandoeningen niet zijn uitgesloten. De rechtbank heeft daarbij in navolging van het college acht geslagen op het boek "Misofonie, behandelprotocol in 8 sessies" van het Amsterdam UMC. Dat de behandeling van misofonie pas kan plaatsvinden als andere woonruimte is gevonden is volgens de rechtbank niet gebleken en wijst er niet op dat sprake is van een acute, levensbedreigende situatie.
Beoordeling van het hoger beroep
5. [appellante] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. De Afdeling zal hierna de hogerberoepsgronden bespreken, waarbij zij eerst zal ingaan op de bindingseis, vervolgens op de urgentiecategorie en ten slotte op de hardheidsclausule.
Bindingseis
6. Wat [appellante] in hoger beroep aanvoert over de bindingseis is zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen reden aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8 van haar uitspraak opgenomen overweging. De Afdeling voegt hieraan toe dat de door [appellante] genoemde omstandigheden dat zij in het verleden meermaals in Amsterdam heeft gewoond, zij in Amsterdam werkt, mantelzorg verleent en onder behandeling staat, onvoldoende zijn om te oordelen dat de bindingseis haar niet had mogen worden tegengeworpen.
Deze grond slaagt niet.
Medische urgentie (artikel 2.6.8 van de Huisvestingsverordening )
7. De systematiek van de Huisvestingsverordening brengt met zich dat wanneer een algemene weigeringsgrond uit artikel 2.6.5 van toepassing is, de aanvrager niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Het college toetst de aanvraag daarom niet meer aan de voorwaarden voor de verschillende urgentiecategorieën, zoals ook medische urgentie. De aan [appellante] tegengeworpen bindingseis is een algemene weigeringsgrond. Gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 6 heeft overwogen over de bindingseis, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college de aanvraag van [appellante] terecht niet heeft beoordeeld aan de voorwaarden voor medische urgentie. Wat [appellante] hierover aanvoert slaagt daarom niet.
Hardheidsclausule
8. [appellante] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat haar beroep op de hardheidsclausule niet slaagt. Volgens [appellante] is het college op de stoel van de arts gaan zitten door zich in beroep te baseren op een medisch handboek over misofonie en heeft de rechtbank dat ten onrechte gevolgd. Zij betoogt dat uit de door haar overgelegde stukken van Hillebrand en Van Beijsterveldt blijkt dat sprake is van ernstige misofonieklachten die met een hoog suïciderisico gepaard gaan. Daardoor is sprake van een levensbedreigende situatie en is verhuizing naar passende woonruimte dringend noodzakelijk. Het college had dit niet zonder nader medisch onderzoek mogen passeren. Ter nadere onderbouwing hiervan heeft [appellante] in hoger beroep een verklaring overgelegd van psychiater C. Liesdek van 20 oktober 2023.
8.1. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college geen toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule. Daartoe wordt het volgende overwogen.
8.2. Het college mag tot uitgangspunt nemen dat alleen in zeer uitzonderlijke situaties aanleiding bestaat voor toepassing van de hardheidsclausule, gelet op het grote tekort aan sociale huurwoningen in Amsterdam en het belang van een rechtvaardige verdeling van beschikbare woonruimte. Een aanvrager die niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring en een beroep doet op toepassing van de hardheidsclausule wegens medische problematiek moet daarom aantonen dat sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Daarbij stelt het college als eis dat dit moet blijken uit een verklaring van een medisch specialist.
8.3. [appellante] wijst er terecht op dat de rechtbank in navolging van het college ter motivering van haar oordeel heeft verwezen naar de inhoud van een medisch handboek. Daarmee kan de indruk ontstaan dat de rechtbank door het college in zoverre te volgen, zich een medisch oordeel heeft aangemeten waar zij niet voor is toegerust. Dat bij [appellante] sprake is van zeer ernstige misofonie, die gepaard gaat met extreme stress en paniekaanvallen en met een hoog suïcidaliteitsrisico heeft zij onderbouwd met het intakeverslag van Hillebrand en de verklaring van Van Beijsterveldt. Hillebrand is een misofoniebehandelaar die haar opleiding heeft gevolgd aan het Amsterdam UMC, dat gespecialiseerd is in de behandeling van misofonie. Gelet op de uitzonderlijke ernst van de uit deze stukken blijkende klachten en de directe relatie die daarin wordt gelegd met de woonsituatie van [appellante], heeft de rechtbank niet kunnen oordelen dat het college haar in dit geval mocht tegenwerpen dat zij geen verklaring van een medisch specialist heeft overgelegd en dat zij niet onder behandeling was van de specialistische GGZ, zonder dat het college daarover eerst advies heeft gevraagd van de GGD. De Afdeling acht hierbij mede van belang dat [appellante] is doorverwezen naar de specialistische GGZ, maar dat zij lang heeft moeten wachten op een behandeling door de specialistische GGZ, waar lange wachtlijsten bestaan en ook vaak sprake is van een algehele patiëntenstop. Sinds medio juli 2023 staat [appellante] onder behandeling van psychiater Liesdek. De verklaring van Liesdek van 20 oktober 2023 bevestigt de eerdere informatie. Daaruit blijkt onder meer dat [appellante] lijdt aan een ernstige vorm van misofonie en dat de risicotaxatie voor actuele suïcidaliteit hoog is. De gestelde diagnose is voor [appellante] volgens Liesdek levensbedreigend gelet op haar woonsituatie.
Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat het college in het kader van zorgvuldige besluitvorming over de toepassing van de hardheidsclausule in dit uitzonderlijke geval de GGD-arts om advies had moeten vragen en zich over de ernst van de medische situatie van [appellante] had moeten laten informeren.
8.4. Het betoog slaagt.
Hoe nu verder?
9. Gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 8.1-8.4 heeft overwogen, kan het besluit van 8 december 2022 niet in stand blijven vanwege een zorgvuldigheidsgebrek. De Afdeling ziet, met het oog op een spoedige beëindiging van het geschil, aanleiding het college op grond van artikel 8:51d van de Awb op te dragen dit gebrek in het besluit van 8 december 2022 binnen 8 weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen door dit besluit alsnog deugdelijk te motiveren, dan wel te wijzigen, op basis van een ingewonnen medisch advies. Hierbij moet het college uitgaan van de huidige (medische) situatie van [appellante].
10. In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op om binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het vastgestelde gebrek in het besluit van 8 december 2022 te herstellen door alsnog medisch advies in te winnen en het aangevulde of het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en aan de Afdeling mee te delen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.M. Willems en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024
154-1064
Bijlage
Huisvestingsverordening Amsterdam 2020
Artikel 2.6.5, eerste lid, aanhef en onder i, van de Huisvestingsverordening luidt:
"Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
i. de aanvrager en alle personen behorend tot zijn huishouden, die in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag blijkens diens inschrijving in de basisregistratie personen niet ten minste vier jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was, (…);"
Artikel 2.6.11, eerste lid onder a en b, van de Huisvestingsverordening luidt:
"Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn."
Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020
Paragraaf 24 van hoofdstuk 1 van de Nadere regels luidt staat:
"(…) Toelichting op de hardheidsclausule bij medische problematiek
Onder een schrijnende situatie bij medische problematiek wordt verstaan een uitzonderlijke noodsituatie waar een urgentieverklaring voor noodzakelijk is. De aanvrager die een beroep doet op de hardheidsclausule vanwege ernstige medische problematiek dient met bewijsstukken aan te tonen dat sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Hiervoor is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk, een verklaring van de huisarts is onvoldoende."