Uitspraak
202301187/2/R4.
Datum uitspraak: 13 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Winterswijk,
2. [verzoeker sub 2] en anderen, allen wonend te Winterswijk,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Winterswijk,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 13 april 2023 om 13:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter
griffier: mr. W.J.C. Robben
Verschenen:
- [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. drs. M.J. Eurlings, juridisch adviseur te Heilig Landstichting;
- [verzoeker sub 2];
- de raad, vertegenwoordigd door ing . D. Keller.
Voorts zijn ter zitting als partijen gehoord:
- [partij A], vergezeld door [gemachtigde A] en [gemachtigde B];
- [partij B], bijgestaan door [gemachtigde C];
- [partij C].
====================================
Bij besluit van 24 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Bumerweg 9-11" (hierna: het plan) gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter:
I. wijst de verzoeken toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Winterswijk van 24 november 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bumerweg 9-11";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Winterswijk tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Winterswijk aan [verzoeker sub 1] het door hem voor de behandeling van zijn verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt;
V. gelast dat de raad van de gemeente Winterswijk aan [verzoeker sub 2] en anderen het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] en anderen hebben onder meer betoogd dat het plan in strijd is met artikel 2.7.4.2 (lees 2.56) van de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening).
Artikel 2.56, eerste lid, van de Omgevingsverordening luidt: "Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten."
Het tweede lid luidt: "In afwijking van het eerste lid zijn activiteiten die deze kernkwaliteiten aantasten alleen mogelijk als:
a. er geen reële alternatieven zijn;
b. er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
c. compenserende maatregelen plaatsvinden ter waarborging van de kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen zoals vastgelegd in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen."
Het is niet in geschil dat het plangebied binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone, het Gelders natuurnetwerk en de Nieuwe Hollandse Waterlinie ligt. De voorzieningenrechter twijfelt over de juistheid van het standpunt van de raad dat het plan niet leidt tot aantasting van kernkwaliteiten van het landschap omdat het om een kleinschalige ontwikkeling gaat. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat op grond van het plan de bestemmingen "Wonen", met bijbehorend bouwvlak, en "Tuin" gedeeltelijk komen te rusten op gronden waarop ingevolge het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch - Cultuurlandschap" rustte. Als gevolg van deze bestemmingswijziging kan op deze gronden, anders dan op 17 oktober 2014, worden gebouwd en geparkeerd ten behoeve van een woonfunctie. Ook neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de provincie Gelderland de conclusie in haar advies van 23 november 2021 dat de raad goed heeft onderbouwd en geborgd dat de kernkwaliteiten van het Nationaal landschap door het plan behouden blijven en worden versterkt, mede heeft gebaseerd op de constatering dat de te slopen bedrijfsbebouwing in het plangebied zal worden vervangen door 550 m² aan nieuwe bouwvolumes. Op grond van het plan is het maximum bebouwd oppervlak voor de voorziene nieuwbouw echter niet 550 m², maar 1.300 m² dat over twee bouwvlakken is verdeeld. Gelet daarop maakt het plan grotere bouwvolumes mogelijk dan waar de provincie in haar advies rekening mee heeft gehouden. Omdat de raad voorts geen beoordeling heeft gemaakt als bedoeld in artikel 2.56, tweede lid, van de Omgevingsverordening is de voorzieningenrechter van oordeel dat het plan in strijd met artikel 2.56 van de Omgevingsverordening is vastgesteld. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. Zolang de Afdeling geen uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure kan de voorzieningenrechter worden verzocht de getroffen voorlopige voorziening op te heffen, bijvoorbeeld in het geval de raad zijn standpunt dat het plan geen aantasting van kernkwaliteiten met zich brengt beter onderbouwt of alsnog een beoordeling maakt als bedoeld in artikel 2.56, tweede lid, van de Omgevingsverordening.
w.g. Venema
voorzieningenrechter
w.g. Robben
griffier
610