Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij tussenuitspraak van 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1544, heeft de Afdeling de raad van de gemeente Alkmaar opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 24 juni 2021 te herstellen. Ook heeft de Afdeling de raad van de gemeente Alkmaar opgedragen om de Afdeling en partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat voor de in het plan mogelijk gemaakte commerciële functies onvoldoende rekening is gehouden met een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Verder is onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoeveel parkeerplaatsen er nodig zullen zijn en of de niet op eigen terrein opgevangen parkeervraag in de openbare ruimte kan worden opgevangen.

Uitspraak



202105408/2/R1.

Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Bedrijvenvereniging Huiswaard-Overstad (hierna: de vereniging), gevestigd te Alkmaar,

appellante,

en

de raad van de gemeente Alkmaar (hierna: de raad),

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 1 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1544 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 24 juni 2021 te herstellen. Ook heeft de Afdeling de raad opgedragen om de Afdeling en partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Bij brief van 14 september 2022 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak een aanvullende motivering gegeven.

Bij brief van 11 oktober 2022 heeft BPD Ontwikkeling B.V. haar zienswijze ingediend op de aanvullende motivering van de raad.

Bij brief van 17 oktober 2022 heeft de vereniging haar zienswijze ingediend op de aanvullende motivering van de raad.

De raad en BPD Ontwikkeling B.V. hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat voor de in het plan mogelijk gemaakte commerciële functies onvoldoende rekening is gehouden met een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Verder is onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoeveel parkeerplaatsen er nodig zullen zijn en of de niet op eigen terrein opgevangen parkeervraag in de openbare ruimte kan worden opgevangen.

2.       De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak een aanvullend parkeeronderzoek gedaan, neergelegd in het rapport "Parkeeronderzoek bestemmingsplan Ringerskwartier".

Daarbij zijn voor de invulling van de commerciële functies drie scenario’s in beeld gebracht. Het basisscenario, waarbij is uitgegaan van 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo, omdat die norm het meest voorkomt bij commerciële functies. Een supermarktscenario, dat ook uitgaat van 2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo, maar waar de parkeerdruk niet gelijkelijk over de week verdeeld is en een theaterscenario als worst case scenario, omdat bij een theater de norm 5,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo is. Uit het onderzoek volgt dat er in het basisscenario en het supermarktscenario voor de commerciële functies maximaal 30 parkeerplaatsen nodig zijn. In het theaterscenario zijn er maximaal 87 parkeerplaatsen nodig voor commerciële functies.

Omdat deze maximale parkeervraag niet op elk moment van de week aanwezig is, is vervolgens in kaart gebracht op welk moment van de week welke parkeervraag aanwezig is. Bij het basisscenario zijn de 30 parkeerplaatsen bijna op elk moment in de week nodig, behalve in de nacht. In het supermarktscenario is het aantal benodigde parkeerplaatsen meer verdeeld over de week, van minimaal 0 in de nacht tot maximaal 30 op een zaterdagmiddag. In het theaterscenario is de verdeling van 0 in de nacht tot maximaal 87 op een zaterdagavond.

Vervolgens is ook de minimale en maximale parkeervraag van de bewoners en van de bezoekers van de in het plangebied te ontwikkelen appartementen in beeld gebracht . Die parkeervraag blijkt het hoogste te zijn op een zaterdagavond, namelijk 64 voor de bewoners en 86 voor de bezoekers, in totaal dus 150 parkeerplaatsen.

Dat betekent dat de zaterdagavond het meest drukke moment is voor de parkeervraag vanuit de met het plan te ontwikkelen functies, met een totale parkeervraag als gevolg van het plan van 180 in het basis- en supermarktscenario (150 + 30) en 237 in het theaterscenario (150 + 87). Ook is bezien hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn om het wegvallen van het in het plangebied aanwezige, bestaande parkeerterrein te compenseren. Dit terrein heeft een capaciteit van 140 plaatsen, maar in de praktijk ligt het aantal geparkeerde auto’s tussen 153 op een werkdagmiddag en 20 in de nacht. Op zaterdagavond zijn hier 86 geparkeerde auto’s aanwezig. Dat betekent dat op zaterdagavond in totaal 237 + 86, dus 323 parkeerplaatsen nodig zijn om de behoefte van het plan op te vangen. Deze parkeerplaatsen zullen dus in de openbare ruimte moeten worden opgevangen.

Vervolgens is bezien hoeveel parkeerplaatsen in de omgeving binnen een aanvaardbare loopafstand feitelijk aanwezig zijn en hoe de bezettingsgraad daarvan op dit moment is. Daarbij zijn alleen de gemeentelijke openbare parkeerplaatsen bezien. Binnen 300 meter zijn er 838 gemeentelijke openbare parkeerplaatsen feitelijk aanwezig. Vervolgens is de bezettingsgraad bezien. Daartoe is in de periode van 23 juni tot 16 juli 2022 het aantal beschikbare openbare parkeerplekken op 8 momenten in de week driemaal geteld. In de omgeving zijn op aanvaardbare loopafstand op zaterdagavond 430 vrije parkeerplaatsen, dus veel meer dan de 323 die nodig zijn. Dus kan de parkeervraag van het plan op deze gemeentelijke parkeerplaatsen worden opgevangen, aldus de raad.

3.       De vereniging betoogt allereerst dat niet de raad maar het college het gebrek heeft proberen te herstellen. Er is geen raadsbesluit dan wel raadsvergadering bekend waaruit blijkt dat de raad daadwerkelijk kennis heeft genomen van het aanvullende parkeeronderzoek en heeft besloten dat met dit onderzoek de gebreken zijn hersteld.

De raad heeft in zijn nadere stuk, als reactie op de zienswijze van de vereniging, toegelicht dat het college in dit geval op grond van artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet bevoegd is om namens de raad proceshandelingen te verrichten en stukken in te dienen.

De Afdeling is van oordeel dat de raad terecht betoogt dat het college in deze zaak namens hem verweer heeft gevoerd en in dit verband het aanvullende parkeeronderzoek heeft overgelegd (zie de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2508).

Het betoog faalt.

4.       De vereniging heeft verder naar voren gebracht dat het onderzoeksrapport niet objectief en niet verifieerbaar is. In dit verband is volgens de vereniging van belang dat het op gemeentelijk kantoorpapier is geplaatst, zodat zij ervan uitgaat dat de tellingen door medewerkers van de gemeente zelf zijn verricht en niet door een onafhankelijk deskundigenbureau.

De raad heeft toegelicht dat inderdaad geen onafhankelijk onderzoeksbureau is ingezet voor het uitvoeren van de tellingen en het bepalen van de parkeerdruk en parkeervraag. De reden hiervoor is volgens de raad dat het gaat om feitelijke tellingen op basis van fysieke waarneming en een beoordeling op basis van het gemeentelijk parkeerbeleid. De afdeling verkeer van de gemeente is bij uitstek deskundig op dit gebied, en de lokale kennis draagt juist bij aan de kwaliteit van het onderzoek.

De Afdeling overweegt dat uit het rapport en de bijbehorende stukken duidelijk blijkt op welke momenten en op welke locaties is geteld, welke parkeerplaatsen daarbij zijn betrokken en wat de resultaten van de tellingen zijn. Een gedetailleerd overzicht van de tellingen en de ingevulde telformulieren zijn gevoegd bij het nadere stuk. Daardoor is transparant en duidelijk hoe het onderzoek heeft plaatsgevonden en wat de gebruikte gegevens zijn. De Afdeling is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de tellingen door medewerkers van de gemeente zijn verricht en dat het rapport is opgesteld door parkeerdeskundigen van de gemeente, niet met zich brengt dat het onderzoek als niet objectief of niet verifieerbaar moet worden aangemerkt.

Het betoog faalt.

5.       De vereniging voert verder aan dat de periode van de parkeertellingen niet representatief was. Het was weliswaar geen zomervakantie in die periode, maar het was zeer warm en erg stil in de stad. Tellingen gedurende de maanden december en januari geven volgens de vereniging een realistischer beeld.

In de periode van 23 juni tot 16 juli 2022 is er, op 8 momenten in de week, driemaal geteld. Er was in die periode geen sprake van schoolvakanties, corona beperkende maatregelen, omleidingsroutes of festiviteiten die invloed hebben op het aantal benodigde parkeerplaatsen, aldus de raad.

De Afdeling heeft geen aanknopingspunten dat de tellingen niet representatief zouden zijn. De enkele stelling dat het warm was, wat daar ook van zij, is daarvoor onvoldoende. De maanden december en januari zijn verder voor de detailhandel uitzonderlijke maanden in verband met de sinterklaas en kerstinkopen en het begin van het nieuwe jaar.

Het betoog faalt.

6.       Verder betoogt de vereniging dat het opvallend is dat het aantal parkeerplaatsen op het bouwterrein volgens het aanvullende onderzoek 140 bedraagt, terwijl het onderzoek dat aan de vaststelling van het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd uitgaat van 260 te compenseren parkeerplaatsen.

De raad heeft toegelicht dat bij het aanvullende parkeeronderzoek is uitgegaan van het op het moment van tellen feitelijk aanwezig aantal parkeerplaatsen. Dat is minder dan waar eerder vanuit is gegaan, toen er nog een groter terrein beschikbaar was. Door bouwwerkzaamheden zijn sinds begin 2021 namelijk minder parkeerplaatsen aanwezig.

De Afdeling is van oordeel dat deze uitleg van de raad de afwijking verklaart. Er zijn dus geen aanknopingspunten dat het aantal parkeerplaatsen op dit terrein in het onderzoek onjuist is vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

7.       De vereniging betoogt verder dat onvoldoende rekening is gehouden met andere ontwikkelingen in de omgeving. Zo zijn de 113 parkeerplaatsen in de Hollandse Tuinen meegeteld voor de gemeentelijke parkeercapaciteit, terwijl deze parkeerplaatsen bedoeld zijn voor de recent vergunde woonwijk Hollandse Tuinen. Verder is er inmiddels een omgevingsvergunning verleend voor de zogenoemde Ringersfabriek die voorziet in de realisering van 73 woningen en commerciële functies. Ook met de parkeervraag daarvan is geen rekening gehouden.

De raad stelt dat voor zover de bewoners van de Hollandse Tuinen in het onderzoeksgebied parkeren, hun parkeervraag is opgenomen in de berekening van de bestaande bezettingsgraad. De raad heeft verder toegelicht dat de herontwikkeling van de Ringersfabriek geen invloed heeft op de parkeerdruk die in deze zaak aan de orde is, omdat de parkeerbehoefte van die ontwikkeling niet wordt afgewenteld op de openbare ruimte.

De Afdeling volgt de raad. Het betoog faalt.

8.       De vereniging vreest dat de nu openbaar toegankelijke parkeerplekken die in private handen zijn, de komende jaren niet meer openbaar toegankelijk blijven.

De raad heeft bij het onderzoek alleen de gemeentelijke openbare parkeerplaatsen betrokken en niet de private, zodat de parkeervraag ook kan worden opgevangen in openbaar gebied als de parkeerplaatsen in private handen niet meer openbaar toegankelijk zouden zijn.

Het betoog slaagt niet.

9.       De vereniging betoogt dat ten onrechte niet een outletcentrum, dat een parkeernorm van 7,8 parkeerplaatsen per 100 m² kent, als worst case is onderzocht.

De raad heeft een outletcentrum geen representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden geacht, omdat door de opzet van het plan en de beschikbare ruimte, de vestiging van een outletcentrum uitgesloten is.

De Afdeling acht gelet op de toelichting van de raad een outletcentrum geen representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden.

Het betoog slaagt niet.

10.     De vereniging heeft tot slot aangevoerd dat bij het bepalen van de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen ten onrechte niet per scenario inzichtelijk is gemaakt welke maximale loopafstanden moeten worden aangehouden.

In het parkeeronderzoek zijn de in de parkeernormen nota 2020-2027 van de gemeente opgenomen loopafstanden betrokken. Deze zijn per scenario bezien en in dat onderzoek toegelicht. Daardoor is bij dat onderzoek wel rekening gehouden met de verschillende loopafstanden. Niet gebleken is dat deze afstanden niet juist zijn.

Het betoog faalt.

11.     Voor zover de vereniging nog gronden aanvoert tegen alleen de algemene parkeerdruk, kunnen deze niet slagen omdat deze parkeerdruk enkel bedoeld is ter indicatie van de bestaande situatie.

12.     De betogen van de vereniging tegen het aanvullende parkeeronderzoek slagen dus niet, zodat de raad het gebrek met dat onderzoek heeft hersteld.

Conclusie

13.     Het beroep van de vereniging tegen het besluit van 24 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ringerskwartier" is, gelet op wat de Afdeling in haar tussenuitspraak heeft overwogen, gegrond. Dit besluit moet, gelet op wat in die uitspraak, onder 6.2, is overwogen, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Omdat de raad de motivering van het besluit van 24 juni 2021 bij brieven van 16 september 2022 en 29 november 2022 heeft aangevuld en het geconstateerde gebrek daarmee is hersteld, zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 24 juni 2021 in stand blijven. Dit betekent dat het bestemmingsplan blijft gelden.

14.     De raad moet de proceskosten van de vereniging vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Alkmaar van 24 juni 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Ringerskwartier";

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Alkmaar tot vergoeding van bij de vereniging in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.092,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Alkmaar aan de vereniging het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.

w.g. Daalder

voorzitter

w.g. Yildiz

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

594


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature