U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 20 december 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Culemborg een verzoek van [appellant sub 1] om zijn identiteitsgegevens in de basisregistratie personen te wijzigen, afgewezen. [appellant sub 1] staat in de brp ingeschreven als [voornaam] [achternaam appellant sub 1], geboren op [geboortedatum] 1982 in [plaats], China. In de brp staat dat zijn moeder [voornaam] [achternaam appellant sub 1] is, geboren op [geboortedatum] in [plaats] en dat zijn vader [voornaam] [achternaam appellant sub 1] is, geboren in 1962 in [plaats]. Deze gegevens zijn ontleend aan een door [appellant sub 1] afgelegde verklaring onder ede bij de gemeente Beverwijk op 14 mei 2008. Die verklaring komt overeen met eerdere verklaringen van [appellant sub 1] tegenover de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) van 26 juni 1998 en 3 september 1998 in het kader van zijn asielprocedure. De rechtbank heeft overwogen dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat de huidige in de brp opgenomen gegevens van [appellant sub 1] onjuist zijn. Het college heeft daarom terecht geweigerd die gegevens te wijzigen.

Uitspraak



202105885/1/A3.

Datum uitspraak: 21 december 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.       [appellant sub 1], wonend te Culemborg,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 juli 2021 in zaak nr. 20/5336 in het geding tussen:

[appellant sub 1]

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2019 heeft het college een verzoek van [appellant sub 1] om zijn identiteitsgegevens in de basisregistratie personen (hierna: brp) te wijzigen, afgewezen.

Bij besluit van 1 september 2020 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 juli 2021 heeft de rechtbank het door [appellant sub 1] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant sub 1] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.

[appellant sub 1] heeft een zienswijze op het incidenteel hoger beroep gegeven en een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 30 november 2022, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. A.H. Diels, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door J.L.M. van den Broek, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

2.       [appellant sub 1] staat in de brp ingeschreven als [voornaam] [achternaam appellant sub 1], geboren op [geboortedatum] 1982 in [plaats], China. In de brp staat dat zijn moeder [voornaam] [achternaam appellant sub 1] is, geboren op [geboortedatum] in [plaats] en dat zijn vader [voornaam] [achternaam appellant sub 1] is, geboren in 1962 in [plaats]. Deze gegevens zijn ontleend aan een door [appellant sub 1] afgelegde verklaring onder ede bij de gemeente Beverwijk op 14 mei 2008. Die verklaring komt overeen met eerdere verklaringen van [appellant sub 1] tegenover de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) van 26 juni 1998 en 3 september 1998 in het kader van zijn asielprocedure. Hij heeft het college op 26 februari 2019 verzocht om zijn gegevens te wijzigen in [andere voornaam en achternaam], geboren op [geboortedatum] in [plaats], China. Zijn moeder zou [naam moeder] zijn, geboren op [geboortedatum] 1949 en zijn vader zou [naam vader] zijn, geboren op [geboortedatum] 1949. Bij zijn verzoek heeft [appellant sub 1] de volgende documenten overgelegd:

- een op naam van [andere voornaam en achternaam], geboren op [geboortedatum] 1976 te [plaats], China, gesteld paspoort met nummer [paspoortnummer], op [datum] 2016 uitgegeven door de Chinese ambassade in Brussel, België. Dit paspoort bevat ook de mededeling dat het is afgegeven ter vervanging van het Chinese paspoort met nummer ander [paspoortnummer];

- een op naam van [voornaam] [appellant sub 1] gestelde verblijfsvergunning, op [datum] 2017 afgegeven door de IND;

- een aanbiedingsbrief van de IND van 4 september 2007, waarin staat dat [appellant sub 1] bij beschikking van 27 oktober 1998 onjuiste gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit en/of nationaliteit;

- een gelegaliseerde Chinese notariële akte betreffende geboorte, afgegeven op [datum] 2018, inhoudende de mededeling dat [andere achternaam en voornaam], verblijvende in Nederland, paspoortnummer [paspoortnummer], is geboren op [geboortedatum] 1976, in [plaats], [provincie], dat zijn vader [naam vader] ([paspoortnummer]) is, en dat zijn moeder [naam moeder] ([paspoortnummer]) is.

- een kopie van een "Household Register" ([nummer]), uitgegeven aan [naam A] op 8 juni 2015 (hierna: hukou) en een gelegaliseerde Chinese notariële akte, afgegeven op [datum] 2018, betreffende de conformiteit van een kopie van de hukou, en de mededeling dat het originele document echt is;

- een onderzoeksrapport van DNA-verwantschapsonderzoek (hierna: DNA-onderzoek) tussen de persoon geïdentificeerd als [voornaam] [appellant sub 1] en de persoon geïdentificeerd als [andere voornaam en achternaam] en tussen de persoon geïdentificeerd als [voornaam] [appellant sub 1] en de persoon geïdentificeerd als [naam A].

Het college heeft het verzoek bij besluit van 20 december 2019 afgewezen omdat niet onomstotelijk is aangetoond dat de gegevens van [appellant sub 1] in de brp onjuist zijn.

Uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft overwogen dat niet onomstotelijk vast is komen te staan dat de huidige in de brp opgenomen gegevens van [appellant sub 1] onjuist zijn. Het college heeft daarom terecht geweigerd die gegevens te wijzigen.

Hoger beroep van [appellant sub 1]

4.       [appellant sub 1] voert aan dat de Afdeling in haar uitspraak van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1198, de toetsingsmaatstaf voor de beoordeling van wijzigingsverzoeken van gegevens in de brp heeft genuanceerd. De rechtsoverweging van de rechtbank, waarin zij overwoog dat [appellant sub 1] niet onomstotelijk heeft aangetoond dat de in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn, kan daarom geen stand houden.

[appellant sub 1] voert verder aan dat het paspoort een brondocument is in de zin van artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet brp. Volgens hem volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1626, dat ook van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten uitgegeven paspoort uitgegaan moet worden als niet vaststaat hoe de autoriteiten in een specifiek geval de identiteit van de aanvrager hebben onderzocht. Bovendien vermeldt het overgelegde paspoort dat het is uitgegeven ter vervanging van het paspoort met nummer ander [paspoortnummer]. Die afgiftepraktijk komt ook overeen met het algemeen ambtsbericht China uit 2012. Dat [appellant sub 1] het eerdere paspoort niet in origineel of kopie heeft overgelegd, maakt niet dat onvoldoende duidelijk is op basis van welke documenten hij het huidige paspoort heeft verkregen. Bij het afgifteproces van het paspoort is dan ook geen sprake van strijd met de openbare orde in processuele zin.

Daarnaast heeft [appellant sub 1] een gelegaliseerde geboorteakte overgelegd. Met het DNA-onderzoek staat vast dat de brondocumenten betrekking hebben op [appellant sub 1] en de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn. De rechtbank heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom het overgelegde authentieke paspoort en de conform de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken 2020 (hierna: de Circulaire) gelegaliseerde geboorteakte geen concreet aanknopingspunt vormen voor de stelling dat [appellant sub 1] eigenlijk [andere voornaam en achternaam] is.

Incidenteel hoger beroep van het college

5.       Op de zitting bij de Afdeling heeft het college de beroepsgrond over het oordeel van de rechtbank dat een paspoort een brondocument is, als bedoeld in artikel 2.8 van de Wet brp, ingetrokken.

6.       Het college voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat het college wel heeft gemotiveerd waarom de Circulaire niet van toepassing is. De Circulaire en de website waarnaar die verwijst, zeggen iets over de manier waarop documenten uit China gelegaliseerd kunnen worden, maar schrijven niet voor welke documenten nodig zijn voor de wijziging van gegevens in de brp. De rechtbank heeft dan ook miskend dat niet vaststaat dat [appellant sub 1] een gelegaliseerde geboorteakte heeft overgelegd.

Beoordeling van de hoger beroepen

Nuancering toetsingsmaatstaf

7.       Zoals de Afdeling heeft overwogen in de hiervoor onder 4 genoemde uitspraak van 4 mei 2022, moet voorop worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Zoals [appellant sub 1] terecht heeft aangevoerd, heeft de Afdeling in die uitspraak de toetsingsmaatstaf genuanceerd, in die zin dat voortaan beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, worden de betreffende gegevens in de brp gewijzigd.

Dit betekent dat in zaken over een verzoek om wijziging van persoonsgegevens in de brp eerst de vraag beantwoord moet worden of de verzoeker brondocumenten heeft weten over te leggen die voldoen aan de eisen uit artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp. Pas wanneer die vraag bevestigend beantwoord kan worden, wordt toegekomen aan de vraag of het verband tussen de verzoeker en de persoon op de documenten kan worden gelegd. Bij positieve beantwoording van deze vragen zal vervolgens worden beoordeeld of aan de toetsingsmaatstaf zoals hiervoor omschreven is voldaan. Is dat het geval, dan wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de brp gewijzigd.

8.       Het college heeft op vragen van de Afdeling op de zitting verklaard dat met toepassing van de nieuwe toetsingsmaatstaf geen ander besluit zou zijn genomen. Het college twijfelt aan de inhoud van het paspoort, de hukou en de notariële akte betreffende geboorte. De Afdeling zal hierna het besluit van het college met toepassing van de nieuwe toetsingsmaatstaf beoordelen.

Is het door [appellant sub 1] overgelegde paspoort een brondocument?

9.       De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat een paspoort geen brondocument is. Zoals de Afdeling in overweging 8.5 van de hiervoor genoemde uitspraak van 4 mei 2022 heeft overwogen, kan een paspoort een brondocument zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp. In dit geval heeft [appellant sub 1] een geldig paspoort overgelegd waarin de naam, de geboorteplaats en de geboortedatum worden vermeld waarover het verzoek tot wijziging gaat. Het college twijfelt niet aan de echtheid van het paspoort. Het paspoort moet in dit geval daarom worden aangemerkt als een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp.

Bij het college bestaan echter grote twijfels of de op het paspoort opgenomen persoonsgegevens op [appellant sub 1] zien en of controle van de identiteit van [appellant sub 1] heeft plaatsgevonden voordat tot afgifte van het paspoort is overgegaan.

Welke bewijswaarde komt toe aan het door [appellant sub 1] overgelegde paspoort?

10.     Dat een geschrift een brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d, van de Wet brp betekent niet dat de daarin vermelde feiten zonder meer moeten worden verwerkt in de brp. Uit artikel 2.10, tweede lid, van de Wet brp volgt dat aan de hier bedoelde brondocumenten geen gegevens mogen worden ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de daarin vermelde feiten. Het gaat hierbij om de openbare orde in materiële en processuele zin. Van strijd met de openbare orde in processuele zin kan sprake zijn als voorafgaand aan de afgifte van het brondocument kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat geldt ook als het overgelegde brondocument een paspoort is. Wel geldt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan.

11.     De rechtbank heeft terecht overwogen dat, hoewel in beginsel van de juistheid van een door de Chinese autoriteiten afgegeven paspoort moet worden uitgegaan, dat in dit geval niet kan. Het college heeft dit in het besluit van 20 december 2019 gemotiveerd betwist en heeft nader uiteengezet dat er in dit geval concrete aanwijzingen zijn om eraan te twijfelen dat het onderzoek voor afgifte behoorlijk en volgens de plaatselijke voorschriften is geweest.

Het college wijst er terecht op dat controle van de identiteit van [appellant sub 1] vóór afgifte van het paspoort in ieder geval niet kan hebben plaatsgevonden aan de hand van bewijs over zijn verblijf in Nederland. Niet aannemelijk is dat dit gebeurd is met de in de brp opgenomen gegevens, aangezien die juist afwijken van de gegevens in het paspoort. Ook de gegevens op het verblijfsdocument en op eerder aan [appellant sub 1] in bezit gestelde vreemdelingenpaspoorten uit 2013 en 2018 komen overeen met de gegevens in de brp. De Chinese ambassade in België kon dus niet op basis van bewijs over zijn verblijf in Nederland zijn identiteit hebben vastgesteld.

[appellant sub 1] heeft gesteld dat het paspoort is afgegeven ter vervanging van het Chinese paspoort met nummer ander [paspoortnummer]. De rechtbank heeft terecht meegewogen dat het oude paspoort niet in kopie of origineel is overgelegd door [appellant sub 1]. Daardoor kunnen de gegevens op het oude paspoort niet vergeleken worden met de gegevens op het door [appellant sub 1] overgelegde paspoort. Bovendien heeft de mededeling op het door [appellant sub 1] overgelegde paspoort dat het is afgegeven ter vervanging van het oude paspoort, alleen feitelijke betekenis. Uit deze feitelijke mededeling kan niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van het op 22 juni 2016 afgegeven paspoort ook een nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de juistheid van de in het oude paspoort vermelde gegevens.

Het college heeft om duidelijkheid te verkrijgen meerdere keren navraag gedaan bij de Chinese ambassade in België die het paspoort heeft afgegeven, maar geen reactie gekregen.

12.     De stellingen van [appellant sub 1] dat van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit uitgegeven paspoort moet worden uitgegaan en dat duidelijk is op basis van welke documenten hij het huidige paspoort heeft verkregen, zijn naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om de hiervoor verwoorde gerede twijfel weg te nemen. Daaruit kan namelijk niet worden afgeleid dat voorafgaand aan de afgifte van het paspoort behoorlijk en overeenkomstig de plaatselijke voorschriften onderzoek is verricht naar de juistheid van de op die paspoorten vermelde persoonsgegevens. [appellant sub 1] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat dat wel het geval is, terwijl die bewijslast in het licht van de deugdelijk onderbouwde betwisting door het college dat van de juistheid van de gegevens in het paspoort kon worden uitgegaan, op hem rust.

13.     Gezien het voorgaande kunnen de op het paspoort vermelde feiten niet worden verwerkt in de brp. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat [appellant sub 1] met het paspoort niet heeft aangetoond dat hij en [andere voornaam en achternaam] dezelfde persoon zijn.

Zijn de door [appellant sub 1] overgelegde notariële akten brondocumenten?

14.     Over de Circulaire heeft de rechtbank overwogen dat zij het college volgt in het betoog dat de Circulaire niet gaat over welke stukken bij een rectificatieverzoek moeten worden overgelegd. Zij heeft terecht overwogen dat de Circulaire en de website waarnaar die verwijst, regels geven over het legalisatiebeleid en dus wel kunnen worden gebruikt om te bepalen of iemand een gelegaliseerde geboorteakte heeft overgelegd. Dat een geboorteakte is gelegaliseerd, betekent echter nog niet dat dit een brondocument is in de zin van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp, en daaraan gegevens kunnen worden ontleend. Zoals ook uit de toelichting ter zitting is gebleken, neemt het college hierover geen ander standpunt in dan de rechtbank. Het betoog van het college berust daarom op een onjuiste lezing van de uitspraak van de rechtbank.

15.     Een buiten Nederland opgemaakte akte is een brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp, als deze overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt en ten doel heeft tot bewijs te dienen van het feit waarover het verzoek tot opneming gaat. Als het college gemotiveerd betwist dat een door de aanvrager overgelegd geschrift overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt, of gemotiveerd stelt dat het niet kan vaststellen of een overgelegd geschrift aan deze vereisten voldoet, moet in beginsel de aanvrager aannemelijk maken dat dit geschrift wel aan deze vereisten voldoet.

16.     Het college heeft gemotiveerd betwist dat de notariële akte betreffende geboorte en de hukou overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt.

Niet duidelijk is hoe de autoriteiten de identiteit van de aanvrager van de notariële akte betreffende geboorte hebben vastgesteld. Het college heeft de akte laten onderzoeken door Bureau Documenten, dat verklaard heeft dat de akte weliswaar echt is maar niet voorzien is van een pasfoto.

Voor de hukou geldt dat [appellant sub 1] alleen een kopie en niet het echte document heeft overgelegd. Die kopie en de notariële akte betreffende de conformiteit van de hukou zijn ook door Bureau Documenten onderzocht, maar dit heeft geen uitspraak gedaan over de echtheid, de opmaak en afgifte of de inhoud van de documenten. Volgens het college kan niet worden aangetoond dat de hukou compleet, actueel en verder inhoudelijk correct is, zodat een verband tussen [appellant sub 1] en de overgelegde documenten niet aangetoond kan worden. Dat [appellant sub 1] op de zitting bij de Afdeling heeft verklaard wel in het bezit te zijn van de originele hukou doet daaraan niet af, omdat het op de weg van [appellant sub 1] lag om de originele hukou bij zijn verzoek in te dienen. Het is niet duidelijk waarom hij dit niet heeft gedaan. Zoals de Afdeling in de hiervoor onder 4 genoemde uitspraak van 4 mei 2022 heeft overwogen, mag als regel van de aanvrager worden verlangd dat hij brondocumenten en andere documenten indien mogelijk in origineel overlegt.

17.     [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de notariële akte betreffende geboorte en de notariële akte betreffende de conformiteit van de hukou overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn opgemaakt.

Beide aktes verwijzen naar het paspoort met nummer [paspoortnummer], waarvan onder 13 is komen vast te staan dat de daarin vermelde feiten niet kunnen worden verwerkt in de brp.

18.     De aktes zijn weliswaar gelegaliseerd, maar dit geeft alleen maar aan dat de documenten door een bevoegde instantie zijn opgemaakt en de betreffende nationale autoriteiten voor de geldigheid daarvan instaan. Dit betekent niet zonder meer dat dat overeenkomstig plaatselijke voorschriften is gebeurd en dat het document op betrouwbare gegevens is gebaseerd en een behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit volgt ook niet uit de verklaring van Bureau Documenten over de echtheid van de akte betreffende geboorte. Die informatie blijkt ook niet uit wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd of uit de aktes zelf. De aktes kunnen daarom in dit geval niet aangemerkt worden als brondocument als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, van de Wet brp.

19.     [appellant sub 1] heeft, met uitzondering van het paspoort, geen documenten overgelegd die als brondocument zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet brp aangemerkt kunnen worden. Voor het paspoort geldt dat dit weliswaar een brondocument is, maar dat voorafgaand aan de afgifte daarvan kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De op het paspoort vermelde feiten kunnen daarom niet worden verwerkt in de brp. De conclusie is daarom dat niet buiten redelijke twijfel uit de door [appellant sub 1] overgelegde documenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens, waarvan hij wijziging in de brp vraagt, juist zijn.

20.     De Afdeling komt niet toe aan de beoordeling van wat [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht over het DNA-onderzoek en de aanbiedingsbrief van de IND. De uitkomsten van het onderzoek en de aanbiedingsbrief hebben namelijk een ten opzichte van de gegevens uit brondocumenten aanvullend karakter en kunnen deze daarom niet geheel vervangen.

21.     Het betoog van [appellant sub 1] slaagt niet. Het college heeft het verzoek van [appellant sub 1] om wijziging van zijn identiteitsgegevens in de brp terecht afgewezen.

Conclusie

22.     Het hoger beroep van [appellant sub 1] is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep van het college is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust. Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Culemborg tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het incidenteel hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. A.L.J. van Strien, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

w.g. Verheij

voorzitter

w.g. Van Leeuwen

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022

373-1000

 

BIJLAGE

 

Wet basisregistratie personen

Artikel 2.7

1        In de basisregistratie worden over de ingeschrevene uitsluitend de volgende gegevens opgenomen:

a.       algemene gegevens:

1°      gegevens over de burgerlijke staat waar het betreft de naam, de geboorte, het geslacht, de ouders, het huwelijk, dan wel geregistreerd

partnerschap en eerdere huwelijken of eerder geregistreerde partnerschappen, de echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners, de kinderen en het overlijden;

[...]

Artikel 2.8

[…]

2        De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:

[…]

c.       een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

d.       een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;

[…]

Artikel 2.10

[…]

2        Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, worden geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.

3        Aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder d en e, worden geen gegevens ontleend, indien aannemelijk is dat de gegevens onjuist zijn.

[…]

Artikel 2.58

1        Het verzoek waarmee betrokkene met betrekking tot de basisregistratie het recht uitoefent op rectificatie van gegevens, bedoeld in artikel 16 van de verordening, of op wissing van gegevens, bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de verordening, bevat de aan te brengen wijzigingen.

2        Het college van burgemeester en wethouders geeft aan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, uitvoering met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling [artikelen 2.1-2.61].

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature