U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid [appellante] een bestuurlijke boete van € 27.000,- gegeven wegens overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit. [appellante] heeft een suikerfabriek aan de [locatie] in Lelystad. Op 29 november 2018 heeft er in de fabriek een arbeidsongeval plaatsgevonden waarbij een werknemer bij het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden ernstig letsel opliep aan haar linkerhand. Zij is hiervoor behandeld in het ziekenhuis. Naar aanleiding van een melding van dit ongeval heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW een onderzoek ingesteld naar de naleving op de werkplek van regels die bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet zijn ingesteld. Op 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris [appellante] een bestuurlijke boete van € 27.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit . De schoonmaakwerkzaamheden door het slachtoffer aan de machine zijn niet uitgevoerd toen deze was uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos was gemaakt.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



202104556/1/A3.Datum uitspraak: 21 december 2022

AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 1 juni 2021 in zaak nr. 20/2706 en 20/2707 in het geding tussen:

[appellante]

en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris [appellante] een bestuurlijke boete van € 27.000,- gegeven wegens overtreding van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit).

Bij besluit van 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris [appellante] een waarschuwing preventieve stillegging van werk (hierna: waarschuwing) gegeven.

Bij besluit van 15 juni 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellante] tegen de bestuurlijke boete gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 15 juni 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellante] tegen de waarschuwing gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 mei 2022, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bestuurder, bijgestaan door mr. J.M.P. Blom, advocaat te Lelystad, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. I.E. van Heijningen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellante] heeft een suikerfabriek aan de [locatie] in Lelystad. Op 29 november 2018 heeft er in de fabriek een arbeidsongeval plaatsgevonden waarbij een werknemer (hierna: het slachtoffer) bij het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden ernstig letsel opliep aan haar linkerhand. Zij is hiervoor behandeld in het ziekenhuis. Naar aanleiding van een melding van dit ongeval heeft een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW een onderzoek ingesteld naar de naleving op de werkplek van regels die bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) zijn ingesteld. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een op ambtsbelofte opgemaakt boeterapport van 14 november 2019.

1.1.

Op 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris [appellante] een bestuurlijke boete van € 27.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit . De schoonmaakwerkzaamheden door het slachtoffer aan de machine zijn niet uitgevoerd toen deze was uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos was gemaakt. De hoogte van de boete is vastgesteld met toepassing van de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (hierna: de Beleidsregel boeteoplegging). Overtreding van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit is in de Beleidsregel boeteoplegging aangemerkt als een zware overtreding. Het boetenormbedrag voor die overtreding is € 9.000,-. Omdat bedrijven met 40 tot 99 werknemers 50% van de boete betalen en [appellante] 71 werknemers heeft, is het bedrag gehalveerd tot € 4.500,-. Omdat het slachtoffer meer dan 7 nachten in een ziekenhuis is opgenomen, is dat bedrag vermenigvuldigd met 4 tot € 18.000,-. Omdat [appellante] ook op 27 februari 2017 artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit heeft overtreden en er dus sprake is van recidive, is dit bedrag verdubbeld tot € 36.000,-. Omdat het mogelijk was om de machine uit te schakelen en drukloos of spanningsloos kon worden gemaakt, heeft [appellante] noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze en is het bedrag van € 36.000,- met 25% gematigd tot € 27.000,-. Op 15 juni 2020 heeft de staatssecretaris de boete in bezwaar gehandhaafd.

1.2.

Op 14 februari 2020 heeft de staatssecretaris [appellante] op grond van artikel 28a, eerste lid, van de Arbowet ook een waarschuwing gegeven. Daarbij heeft de staatssecretaris in aanmerking genomen dat [appellante] ook op 27 februari 2017 artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit had overtreden. Omdat het daarom gaat om een herhaalde overtreding, is voldaan aan de voorwaarden van artikel 9.10a, eerste lid, van het Arbobesluit , in samenhang gelezen met artikel 28a, eerste lid, van de Arbowet , voor een waarschuwing. De waarschuwing brengt met zich dat bij een herhaling van de vastgestelde of een soortgelijke overtreding de staatssecretaris kan besluiten om [appellante] te bevelen werkzaamheden te staken of niet aan te vangen om verdere herhaling van overtredingen te voorkomen. De waarschuwing vervalt na 5 jaar na de dagtekening van de waarschuwing. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de waarschuwing af te zien gezien de aard van de overtredingen. Op 15 juni 2020 heeft de staatssecretaris de waarschuwing in bezwaar gehandhaafd.

Hoger beroep

Wettelijk kader

2. De relevante bepalingen van de Arbowet, het Arbobesluit en de relevante onderdelen uit de Beleidsregel boeteoplegging, zoals die luidde ten tijde van belang, en de Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten (hierna: Beleidsregel preventieve stillegging) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Boeteoplegging

3. [ appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit is overtreden. Daartoe voert zij aan dat het slachtoffer geen schoonmaakwerkzaamheden aan, maar onder de machine heeft uitgevoerd. Het slachtoffer was niet opgedragen schoonmaakwerkzaamheden aan de machine uit te voeren, maar aan de vloer daaronder. De staatssecretaris heeft ook niet bewezen dat artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit is overtreden. De ontlastende verklaring van een getuige, directeur [gemachtigde], dat het slachtoffer niet is opgedragen om de machine schoon te maken is ten onrechte niet in aanmerking genomen. Leidinggevende is ten onrechte niet gehoord.

De rechtbank heeft niet onderkend dat [appellante] voor de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Het slachtoffer is voldoende geïnstrueerd over haar werkzaamheden bij de machine. Het was niet voorzienbaar dat zij de opdracht om rondom de machine op te ruimen ruimer zou opvatten. Haar opdracht was duidelijk afgebakend. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen adequaat toezicht is gehouden. Op de werkvloer is er voortdurend iemand aanwezig om toezicht te houden op de veiligheid. Het toezicht is aanvullend uitgevoerd door een medewerkster van het slachtoffer, genaamd [medewerkster]. Zij heeft tegen het slachtoffer gezegd dat zij niet haar hand in de in werking zijnde machine mocht brengen.

De rechtbank heeft niet onderkend dat er feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan van de Beleidsregel boeteoplegging moet worden afgeweken voor een verdere matiging van de boete. Het slachtoffer heeft op eigen initiatief en tegen beter weten in onvoorzichtig gehandeld bij haar werkzaamheden bij het arbeidsmiddel. Daarnaast wijst [appellante] op het feit dat het letsel aan haar linkerhand is ontstaan. Omdat zij rechtshandig is, is het letsel minder ernstig dan wanneer het letsel aan de rechterhand was ontstaan. Verder zijn er na het ongeval inspanningen verricht om nieuwe ongevallen te voorkomen, aldus [appellante].

Beoordeling van de gronden tegen de boete

- Boeterapport

3.1.

In het boeterapport zijn de volgende bevindingen neergelegd. In de suikerfabriek staan machines met een lange transportband (machinelijnen) waar suikerklontjes achtereenvolgens worden gevormd, gedroogd en ingepakt. Een machine is voorzien van een spaninstallatie om de loopband de juiste spanning te geven. Het ongeval is gebeurd bij een driehoekige opening bij een spaninstallatie waar een scherm was weggenomen. In de opening bevonden zich twee tegen elkaar in draaiende rollen, die met de hand bereikbaar waren. De transportband draaide over de linkerrol. Ten tijde van het ongeval werd de machine schoongespoeld van suikerresten. Om te voorkomen dat de transportband daarbij zijn flexibiliteit zou verliezen, moest hij blijven draaien. Bij de opening van de machine gebruikte het slachtoffer een spatel, die bedoeld is om suikerklontjes goed in de doosjes te plaatsen en om suiker onder de machine bij elkaar te vegen. De twee rollen in de opening hebben de spatel gegrepen en vervolgens ook de linkerhand van het slachtoffer.

Op 11 december 2018 heeft de arbeidsinspecteur in een ziekenhuis een verklaring van het slachtoffer opgenomen. In de schriftelijke verklaring van het slachtoffer staat dat haar functie pakster is. Op 29 november 2018 om omstreeks 03:00 uur heeft zij ernstig letsel aan haar linkerhand opgelopen bij een arbeidsongeval. Daarvoor is zij in het ziekenhuis opgenomen. Op het moment van verhoor is zij daar nog steeds opgenomen. Een leidinggevende verzocht haar om bij "lijn 1" op te ruimen en schoon te maken. Zij verricht in de fabriek alle werkzaamheden en dit had zij vaker gedaan. Het opruimen bij een machine gebeurt terwijl die draait. De machine draaide toen zij daar opruimde. Zij maakt onder de machine schoon. Zij had een soort liniaal om suiker onder de machines uit te vegen. Die liniaal is onder de machine terecht gekomen. Toen zij die eruit pakte, werd die door twee rollen gegrepen. Daarna volgden haar handschoen en haar hand. Er was niemand die haar waarschuwde dat het gevaarlijk was. Zij mocht de machine bedienen, zoals in gang zetten en stoppen, maar zij heeft geen veiligheidsinstructies gekregen. Er waren geen collega's die haar hebben gewaarschuwd dat zij op gevaarlijke plaatsen niet mocht schoonmaken. In de fabriek is geen toezicht, aldus het slachtoffer.

- Is er sprake van een overtreding?

3.2.

Artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit bepaalt dat onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel slechts worden uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. De machines in de fabriek kunnen aangemerkt worden als arbeidsmiddelen als bedoeld in deze bepaling. Niet in geschil is dat het slachtoffer haar hand in een opening in de machine heeft gestoken om een spatel te pakken, die onder de machine terecht was gekomen, waarmee suiker bij elkaar wordt geveegd. Een redelijke uitleg van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit brengt met zich dat dit voorschrift is overtreden. De Afdeling ziet zich voor deze uitleg gesteund door de nota van toelichting bij artikel 7.5 van het Arbobesluit . Daaruit volgt dat de regeling werd vastgesteld omdat was gebleken dat de gevaren bij schoonmaakwerkzaamheden niet of althans onvoldoende werden ingeschat en er veel ernstige ongevallen plaatsvonden. Door het uitschakelen van het arbeidsmiddel zou de veiligheid van medewerkers die deze werkzaamheden verrichten zo goed mogelijk worden gewaarborgd, aldus de nota van toelichting. Omdat de machine bij het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden, waarbij een hand van het slachtoffer in de machine is gestoken, niet was uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos gemaakt, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat dit voorschrift is overtreden. Dat het slachtoffer niet was opgedragen om werkzaamheden aan de machine uit te voeren, is voor de beoordeling of dit voorschrift is overtreden niet van belang. Dit geldt ook voor het betoog dat [leidinggevende] ten onrechte niet is gehoord over de instructies aan het slachtoffer.

- Valt [appellante] een verwijt te maken?

3.3.

Onder verwijzing naar de uitspraak van 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3969, overweegt de Afdeling dat artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit geen opzet of schuld als bestanddeel bevat. Daarom staat de overtreding van dat artikellid vast als niet is voldaan aan het daarin vervatte voorschrift. Dat [appellante], zoals zij stelt, niet opzettelijk heeft gehandeld bij het arbeidsongeval is daarom niet van belang. In beginsel mag dan van de verwijtbaarheid van de overtreding worden uitgegaan. Als een werkgever betoogt dat hem ter zake van die overtreding geen enkel verwijt valt te maken en hij in dat verband schulduitsluitingsgronden aanvoert, waartoe hij door het bestuursorgaan in de gelegenheid moet worden gesteld, zal door hem aannemelijk gemaakt moeten worden dat hij al wat redelijkerwijs mogelijk was heeft gedaan om de overtreding te voorkomen. Een verminderde mate van verwijtbaarheid kan aanleiding geven de opgelegde boete te matigen.

3.4.

Op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel boeteoplegging kan de staatssecretaris de boete matigen indien de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:

a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;

b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;

c. als er adequate instructies zijn gegeven;

d. als er adequaat toezicht is gehouden.

3.5.

De rechtbank heeft terecht geen grond voor het oordeel gezien dat [appellante] de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende heeft geïnventariseerd. In bijlage 5 bij de Risico-inventarisatie en -evaluatie zijn de arborisico's beoordeeld. Zoals de staatssecretaris stelt, volgt daaruit niet dat de risico's van schoonmaakwerkzaamheden aan de machine zijn geïnventariseerd. Verder is niet gebleken dat [appellante] een veilige werkwijze heeft ontwikkeld.

Daarnaast heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er aan het slachtoffer geen adequate instructies zijn gegeven. [appellante] heeft niet bestreden dat in de schriftelijke instructies aan het slachtoffer de schoonmaakwerkzaamheden niet worden besproken. [appellante] stelt dat het slachtoffer was opgedragen rondom de machine schoon te maken. Ook stelt [appellante] dat uit de verklaring van het slachtoffer kan worden opgemaakt dat haar was opgedragen rondom de machine schoon te maken. In die verklaring staat namelijk dat een leidinggevende haar had gevraagd op te ruimen bij lijn 1. Maar dit neemt niet weg dat het slachtoffer niet duidelijk was geïnstrueerd dat zij uitsluitend werkzaamheden aan een arbeidsmiddel mag verrichten als dat uitgeschakeld is.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2277), hangt het antwoord op de vraag of sprake is van voldoende feitelijk toezicht af van de omstandigheden van het geval, zoals de aard van de werkzaamheden, de ervaring van de werknemer en zijn positie in het bedrijf. Van een werkgever kan in beginsel niet worden gevergd dat hij voortdurend een toezichthouder naast een - ervaren - werknemer plaatst. Wel dient het feitelijke toezicht van dusdanige aard te zijn dat de werknemers hierdoor worden gestimuleerd om zich aan de veiligheidseisen te houden, aldus de Afdeling in die uitspraak. In het boeterapport staat dat in de fabriek voortdurend iemand aanwezig is die belast is met het houden van toezicht op de veiligheid. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat dit enkele feit niet betekent dat er adequaat toezicht is gehouden. Ook is de staatssecretaris terecht niet meegegaan in de stelling van [appellante] dat er aanvullend toezicht is gehouden door de medewerkster. Dat die medewerkster, die evenals het slachtoffer pakster is, was aangewezen als toezichthouder en dat het slachtoffer gehouden was om haar aanwijzingen op te volgen is niet gebleken. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er adequaat toezicht is gehouden.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat [appellante] geen verwijt valt te maken.

3.6.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat er geen grond is om los van de Beleidsregel boeteoplegging de boete te matigen. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het slachtoffer op eigen initiatief en tegen beter weten in zo onvoorzichtig handelde bij haar werkzaamheden dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Omdat de opening in de machine niet was afgeschermd en er duidelijke instructies en een afbakening van de werkzaamheden ontbraken, was voorzienbaar dat het slachtoffer bij haar werkzaamheden een vluchtige handeling in de machine zou verrichten en de risico's daarvan over het hoofd zou zien. Dat het slachtoffer rechtshandig is en letsel heeft opgelopen aan haar linkerhand, doet verder niet af aan de ernst van de overtreding. Zoals de Afdeling heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3605), kunnen inspanningen die zijn verricht nadat de overtreding is geconstateerd, van belang zijn voor de beoordeling of de opgelegde bestuurlijke boete passend en geboden is. [appellante] stelt in dit verband dat het knelgevaar bij de opening in beide machines is weggenomen. Daarnaast worden er boekjes verstrekt aan (nieuwe) werknemers waarin in verschillende talen is vermeld aan welke voorschriften zij zich moeten houden, aldus [appellante]. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde de staatssecretaris daarin geen aanleiding te zien om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat die inspanningen geen adequate maatregelen zijn om nieuwe overtredingen van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit te voorkomen. Met die inspanningen wordt niet voorkomen dat onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan de machines slechts worden uitgevoerd als die zijn uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos zijn gemaakt.

3.7.

Het betoog slaagt niet.

Waarschuwing

4. [ appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding hoefde te zien om de waarschuwing achterwege te laten. De rechtbank is voorbij gegaan aan de opmerking van de arbeidsinspecteur in het boeterapport dat hij bij een preventieve inspectie het gevaar van de opening in de machine klein zou hebben ingeschat wegens de geringe afmetingen van die opening. Dit betekent dat de overtreding niet ernstig is. Daarnaast zal een stillegging leiden tot een faillissement van [appellante]. Verder zal een faillissement aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor haar werknemers en derden. De grond voor matiging is daarbij niet van belang, aldus [appellante].

Beoordeling van de gronden tegen de waarschuwing

- Had de staatssecretaris de waarschuwing achterwege moeten laten?

4.1.

Op grond van artikel 4 van de Beleidsregel preventieve stillegging wordt bij het achterwege laten van een waarschuwing rekening gehouden met de daarin vermelde feiten of omstandigheden.

4.2.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de staatssecretaris in wat [appellante] wat heeft aangevoerd, geen aanleiding hoefde te zien om de waarschuwing achterwege te laten.

Op grond van het eerste lid van artikel 4 van de Beleidsregel preventieve stillegging wordt bij de overweging een waarschuwing achterwege te laten rekening gehouden met het type overtreding en de omvang van de overtreding. Dat de arbeidsinspecteur het gevaar van de opening in de machine bij een preventieve inspectie klein zou hebben ingeschat, staat los van het type en de omvang van de begane overtreding. De inschatting van de inspecteur is daarom niet van belang.

Op grond van het tweede lid van artikel 4 wordt rekening gehouden met de economische gevolgen voor derden. Omdat niet valt in te zien hoe de waarschuwing tot een faillissement zal leiden, is er geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte voorbij is gegaan aan de economische gevolgen van de waarschuwing.

Op grond van het derde lid van artikel 4 wordt rekening gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd. De staatssecretaris heeft de boete gematigd wegens verminderde verwijtbaarheid. [appellante] heeft noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze. Volgens de staatssecretaris is het doel van de waarschuwing de werkgever ertoe te bewegen inspanningen te verrichten om verdere overtredingen van artikel 7.5, tweede lid, van het Arbobesluit te voorkomen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat alleen het creëren van vorenstaande randvoorwaarden onvoldoende is om nieuwe overtredingen te voorkomen.

4.3.

Het betoog slaagt niet.

Slotsom

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

6. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. N. Verheij, en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Steendijkvoorzitter

w.g. Soffner

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2022

629

BIJLAGE

Arbeidsomstandighedenwet

Artikel 1

3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

h. arbeidsmiddelen: alle op de arbeidsplaats gebruikte machines, installaties, apparaten en gereedschappen;

[…]

Artikel 1 6

[…]

10. De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.

[…]

Artikel 28a. Bevel stillegging van werk in verband met recidive

1. Een daartoe door Onze Minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar kan, nadat een overtreding van een voorschrift of verbod bij of krachtens deze wet is geconstateerd die bestuurlijk beboetbaar is gesteld of op grond van de Wet op de economische delicten strafbaar is gesteld, aan de werkgever of de zelfstandige een schriftelijke waarschuwing geven dat bij herhaling van de overtreding of bij een latere overtreding van eenzelfde in de waarschuwing aangegeven wettelijke verplichting of verbod of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen of verboden, door hem een bevel kan worden opgelegd dat door hem aangewezen werkzaamheden voor ten hoogste drie maanden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen. De artikelen 24, tweede lid, en 27, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

[…]

Artikel 3 4

[…]

5. Onverminderd het derde en vierde lid verhoogt de op grond van het eerste lid aangewezen ambtenaar de op te leggen bestuurlijke boete met 100 procent van het boetebedrag, vastgesteld op grond van het tiende lid, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding een eerdere overtreding, bestaande uit het niet naleven van eenzelfde wettelijke verplichting of verbod of het niet naleven van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen soortgelijke verplichtingen en verboden, is geconstateerd en de bestuurlijke boete wegens de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden.

[…]

Arbeidsomstandighedenbesluit

Artikel 7.5. Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen

[…].

2. Onderhouds-, reparatie- en reinigingswerkzaamheden aan een arbeidsmiddel worden slechts uitgevoerd indien het arbeidsmiddel is uitgeschakeld en drukloos of spanningsloos is gemaakt. Indien dit niet mogelijk is worden doeltreffende maatregelen genomen om die werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren.

[…]

Artikel 9.1. Verplichtingen van de werkgever

De werkgever is verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld, met uitzondering van de artikelen 1.25, 2.26 tot en met 2.29, 2.32 tot en met 2.34 en 7.2.

Artikel 9.9 b

1. Als overtreding ter zake waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, wordt aangemerkt de handeling of het nalaten in strijd met de voorschriften welke zijn opgenomen in de volgende artikelen:

[…]

g. van hoofdstuk 7: de artikelen 7.2, eerste lid, 7. 3 tot en met 7.4a, eerste tot en met zesde lid, 7.5 tot en met 7.11a, 7.13, 7.14, eerste lid, 7.15 tot en met 7.17a, eerste, tweede en vierde tot en met zevende lid, 7.17b, tweede tot en met zesde lid, 7.17c tot en met 7.18a, tweede tot en met dertiende lid, 7.18b, 7.20, 7.21, 7.23 tot en met 7.23d, 7.24 tot en met 7.29, tweede tot en met achtste lid, en tiende lid, 7.30, eerste lid, 7.32, 7.34, 7.35, 7.36b en 7.39;

[…]

Artikel 9.10a. Stillegging van werk in verband met recidive

1. Na een herhaling van een overtreding of soortgelijke overtreding wordt een waarschuwing gegeven als bedoeld in artikel 28a, eerste lid, van de wet en indien een herhaling van die of een soortgelijke overtreding is geconstateerd als bedoeld in dat artikel van de wet, wordt een bevel opgelegd door de daartoe aangewezen ambtenaar dat de door hem aangewezen werkzaamheden voor een daarbij aangegeven periode worden stilgelegd dan wel niet mogen aanvangen.

[…]

Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving

Artikel 1. Boeteoplegging

1. In deze beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen overtredingen, te weten:

a. een zware overtreding (ZO), oftewel een overtreding die in de bijlage als ZO is aangemerkt en waarvoor direct een boete wordt gegeven;

[…].

3.

a. Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, en artikel 34 van de Arbeidsomstandighedenwet worden zeven categorie ën normbedragen onderscheiden, te weten:

[…];

6°. het 6e normbedrag € 9000;

[…].

8. De in het derde lid genoemde normbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor bedrijven of instellingen met 500 of meer werknemers. Voor bedrijven of instellingen van geringere omvang geldt het volgende:

[…];

d. bedrijven of instellingen met 40 tot en met 99 werknemers betalen 50 procent;

[…].

10. Bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete kunnen één of meer van de volgende factoren aan de orde zijn en leiden tot verhoging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde boetenormbedrag:

[…]

c. bij een arbeidsongeval dat leidt tot een ziekenhuisopname worden de boetenormbedragen voor de daaraan ten grondslag liggende overtreding of overtredingen met het volgende getal vermenigvuldigd, waarbij onder het begrip ‘nacht’ wordt verstaan het tijdvak gelegen tussen 24.00 en 06.00 uur;

1°. bij een ziekenhuisopname van zeven nachten en meer met vier;

[…]

11. Indien hetgeen de werkgever aantoont dat hij inspanningen heeft verricht, gericht op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval, kan dit leiden tot matiging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde normbedrag. De volgende inspanningen kunnen leiden tot een matiging van 25% per onderdeel:

a. als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;

b. als de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze;

c. als er adequate instructies zijn gegeven;

d. als er adequaat toezicht is gehouden.

Beleidsregel preventieve stillegging arbeidswetten

Artikel 4. Het achterwege laten van een waarschuwing of van een bevel tot preventieve stillegging

1. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de aard van de overtreding of de met de overtreding samenhangende omstandigheden wordt onder meer rekening gehouden met het type overtreding en de omvang van de overtreding.

2. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten in verband met de gevolgen van de overtreding wordt onder meer rekening gehouden met de maatschappelijke gevolgen en met de economische gevolgen voor derden.

3. Bij de overweging een waarschuwing of een bevel tot preventieve stillegging achterwege te laten kan rekening worden gehouden met het feit dat de toezichthouder de opgelegde boete heeft gematigd.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature