U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 16 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



202201864/1/V3.

Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 25 februari 2022 in zaak nr. NL21.13091 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 16 juli 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 25 februari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, advocaat te Amersfoort, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Wat de vreemdeling in grief 1 heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de grief geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       In grief 2 klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze een reëel risico loopt op besnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. Daarbij heeft de vreemdeling gewezen op de omstandigheid dat zij tot de Urhobo-bevolkingsgroep behoort, waarvan meer dan de helft van de vrouwen wordt besneden. Verder heeft zij erop gewezen dat zij alleenstaand is, geen sociaal netwerk heeft en losbandig is geweest. Zij heeft ook een beroep gedaan op de zienswijze van het VN-mensenrechtencomité van 1 februari 2022, CCPR/C/133/D/2796/2016. Deze grief faalt gelet op het volgende.

2.1.    De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan over besnijdenis. In de uitspraken van de Afdeling van 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2004 en ECLI:NL:RVS:2015:2005, was sprake van een vreemdeling met een minderjarige dochter die bij terugkeer naar het land van herkomst vreesde voor besnijdenis van de dochter. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor omdat de vreemdeling een meerderjarige vrouw is die zelf vreest voor besnijdenis bij terugkeer naar Nigeria. Het toetsingskader is in beide situaties echter hetzelfde. In algemene landeninformatie van landen waar vrouwelijke genitale verminking een cultureel verschijnsel is, wordt veelal geschreven over een percentage van de vrouwelijke bevolking dat besneden is. Soms wordt dit percentage verder uitgewerkt per bevolkingsgroep of toegespitst op vrouwen uit een specifieke regio. Hoewel niet zonder betekenis is zo'n percentage op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat een vreemdeling bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico loopt op besnijdenis. Er zijn namelijk daarnaast nog veel verschillende andere factoren die het risico op besnijdenis in een individueel geval kunnen vergroten of juist verkleinen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de voorkeur van de ouders, de vraag of andere vrouwelijke familieleden zijn besneden en de leeftijd van de desbetreffende vrouw. Aan de hand van de eigen verklaringen van een vreemdeling en de relevante landeninformatie moet de staatssecretaris al deze verschillende factoren kenbaar en in onderlinge samenhang betrekken bij de besluitvorming. Op die manier kan de staatssecretaris zich op een deugdelijk gemotiveerd standpunt stellen wat betreft de vraag of een reëel risico op besnijdenis aannemelijk is gemaakt. Dat heeft de staatssecretaris in dit geval gedaan.

2.2.    Uit algemene landeninformatie over Nigeria volgt dat 51% van de vrouwen die behoren tot de Urhobo-bevolkingsgroep is besneden (zie onder meer punt 4.2.4 van het rapport van het EASO, nu het EUAA, 'Nigeria Country Focus' van juni 2017). Dat is een hoog percentage. Uit de landeninformatie volgt echter ook dat met name ouders, en anders grootouders, bepalen of een vrouw besneden wordt. In dat verband heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat de vreemdeling slechts in algemene zin heeft verklaard te vrezen voor 'mensen van de traditie', terwijl zij ook heeft verklaard dat haar moeder juist niet achter besnijdenis staat, haar vader al twintig jaar niet meer in beeld is en haar grootouders zijn overleden. De verklaringen van de vreemdeling maken onvoldoende duidelijk van wie nu concreet de dreiging van besnijdenis uitgaat. Daar komt bij dat de vreemdeling zonder problemen in Nigeria heeft verbleven tot haar vijfentwintigste jaar, terwijl uit de algemene landeninformatie volgt dat de meeste vrouwen in Nigeria juist al op jonge leeftijd worden besneden. Verder heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de summiere verklaringen van de vreemdeling over haar oudere zus. Nadat zij eerst verklaarde dat haar zus ook was gevlucht voor besnijdenis en zij zelf geen contact met haar had maar af en toe via haar moeder hoorde dat het goed met haar ging, schreef de vreemdeling in haar zienswijze plotseling dat haar zus terug was in Nigeria en recentelijk was besneden. Die laatste verklaring mist echter detail en diepgang, terwijl dat bij een dusdanig relevante gebeurtenis wel van de vreemdeling mag worden verwacht. Zij schrijft alleen dat de besnijdenis heeft plaatsgevonden, maar bijvoorbeeld niets over wanneer haar zus naar Nigeria is teruggekeerd, van wie het initiatief tot besnijdenis is uitgegaan en hoe de besnijdenis heeft plaatsgevonden. De enkele foto waarop de zus te zien zou zijn is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de zus daadwerkelijk is besneden. De gestelde omstandigheden dat de vreemdeling alleenstaand is, geen sociaal netwerk heeft en losbandig is geweest maken het voorgaande niet anders omdat zij niet heeft uitgelegd waarom deze omstandigheden maken dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt te worden besneden. Dit blijkt ook niet uit de algemene landeninformatie. Tot slot kan de zienswijze van het VN-mensenrechtencomité van 1 februari 2022 de vreemdeling niet baten omdat die gaat over een vreemdeling die vreesde voor besnijdenis van haar minderjarige dochter. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat ze bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op besnijdenis.

3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. 

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzitter, en mr. H.J.M. Baldinger en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

w.g. Steendijk

voorzitter

w.g. Schippers

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

873


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature