Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 9 september 2020 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de aanvraag van [appellant] om subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (hierna: SEPP) afgewezen. Op 4 juni 2020 is de SEPP in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2020, 28162). Met ingang van 1 juli 2020 is deze subsidieregeling in werking getreden. De regeling heeft tot doel om de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren te stimuleren teneinde de uitstoot van CO2 te verminderen. [appellant] heeft op 7 juli 2020 een subsidiebedrag van € 4.000,00 aangevraagd voor de private lease van een nieuwe elektrische personenauto, type Volkswagen e-Golf. Bij de aanvraag is een leaseovereenkomst met Volkswagen Pon Financial Services B.V., gedateerd 8 juni 2020, overgelegd die op 10 juni 2020 door [appellant] is ondertekend.

Uitspraak



202106145/1/A2.

Datum uitspraak: 25 mei 2022

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Almelo,

 

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 augustus 2021 in zaak nr. 21/111 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag van [appellant] om subsidie op grond van de Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren (hierna: SEPP) afgewezen.

Bij besluit van 4 december 2020 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 augustus 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2022, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.F. Ubels, werkzaam bij Volkswagen Pon Financial Services B.V., en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. van Essen, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 4 juni 2020 is de SEPP in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2020, 28162). Met ingang van 1 juli 2020 is deze subsidieregeling in werking getreden. De regeling heeft tot doel om de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren te stimuleren teneinde de uitstoot van CO2 te verminderen.

2.       [appellant] heeft op 7 juli 2020 een subsidiebedrag van € 4.000,00 aangevraagd voor de private lease van een nieuwe elektrische personenauto, type Volkswagen e-Golf. Bij de aanvraag is een leaseovereenkomst met Volkswagen Pon Financial Services B.V. (hierna: de leasemaatschappij), gedateerd 8 juni 2020, overgelegd die op 10 juni 2020 door [appellant] is ondertekend.

3.       Omdat de ondertekeningsdatum van de lessor en de afleverdatum van de auto in de overeenkomst ontbraken, heeft de staatssecretaris aan zowel [appellant] als de leasemaatschappij verzocht om toezending van de volledige overeenkomst. [appellant] heeft daarop bij e-mailbericht van 26 augustus 2020 nogmaals dezelfde overeenkomst aan de staatssecretaris gezonden. De leasemaatschappij heeft bij e-mailbericht van 3 september 2020 een andere leaseovereenkomst tussen [appellant] en de leasemaatschappij toegezonden. Die overeenkomst, gedateerd 28 december 2019, is op diezelfde datum door een directeur van de leasemaatschappij en op 29 december 2019 door, onder anderen, [appellant] ondertekend. In de overeenkomst is een verwachte afleverdatum van de auto van 29 februari 2020 vermeld. De staatssecretaris heeft [appellant] telefonisch om een nadere toelichting gevraagd op de leaseovereenkomst van 29 december 2019. [appellant] heeft toegelicht dat de eerdere leaseovereenkomst is ontbonden en dat nadien een nieuwe leaseovereenkomst is opgesteld. Ter toelichting heeft hij onder meer een e-mailbericht van de leasemaatschappij van 8 juni 2020 toegestuurd. In deze e-mail heeft de leasemaatschappij te kennen gegeven dat de private leaseaanvraag was goedgekeurd.

Besluitvorming

4.       Aan het besluit van 9 september 2020 heeft de staatssecretaris ten grondslag gelegd dat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarde, neergelegd in artikel 2.3.1., derde lid, van de SEPP, dat de leaseovereenkomst niet eerder gesloten mag zijn dan de datum van publicatie van de SEPP in de Staatscourant, zijnde 4 juni 2020. De overeenkomst met de leasemaatschappij is op 29 december 2019, dus voor de datum van publicatie van de SEPP, tot stand gekomen. Volgens de staatssecretaris heeft op 8 juni 2020 slechts een wijziging met betrekking tot opties en accessoires, een ander geluidssysteem en andere achterlichten, binnen de bestaande overeenkomst met nummer 3111427 plaatsgevonden.

5.       In het besluit van 4 december 2020 heeft de staatssecretaris zich aanvullend op het standpunt gesteld dat de leaseovereenkomst met contractnummer 3111427 op 29 december 2019 door [appellant] is ondertekend en dat hij op 10 juni 2020 binnen hetzelfde contractnummer heeft getekend voor een wijziging in de jaarkilometrage en opties en accessoires, met de daarbij behorende verhoging van de leaseprijs. Deze wijzigingen hebben geen invloed op de verplichting tot lease, die [appellant] op 29 december 2019 is aangegaan. Er is dus geen nieuwe leaseovereenkomst gesloten op 10 juni 2020. De leasemaatschappij heeft deze lezing in een e-mailbericht van 1 december 2020 bevestigd. De staatssecretaris heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019, in maart 2020 mondeling door [appellant] is geannuleerd.

Aangevallen uitspraak

6.       De rechtbank heeft overwogen dat partijen verdeeld zijn over de vraag, of de leaseovereenkomst van 10 juni 2020 een nieuwe overeenkomst is, dan wel een wijziging van de eerdere leaseovereenkomst van 29 december 2019. Daartoe is bepalend of de leaseovereenkomst van 29 december 2019 al dan niet mondeling is ontbonden. De rechtbank heeft verder overwogen dat het door [appellant] overgelegde e-mailbericht van 30 oktober 2020 van autodealer Huiskes-Kokkeler (hierna: de autodealer) geen antwoord bevat op de vraag, of de eerdere leaseovereenkomst al dan niet mondeling is ontbonden. Dat in die e-mail de term ‘nieuw contract’ is gebruikt, betekent niet dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 niet meer zou bestaan. De term ‘nieuw’ slaat eerder op de wijzigingen ten opzichte van de leaseovereenkomst van 29 december 2019. De vraag of de leaseovereenkomst van 29 december 2019 door [appellant] in maart 2020 is ontbonden, is ook niet beantwoord in het e-mailbericht van de leasemaatschappij van 19 januari 2021. In het e-mailbericht van 1 december 2020 van de leasemaatschappij is daarentegen uitdrukkelijk verwoord dat beide leaseovereenkomsten onder hetzelfde contractnummer vallen en de wijzigingen van de eerste leaseovereenkomst ten opzichte de tweede leaseovereenkomst niet zijn gebaseerd op een nieuwe aanvraag. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 mondeling kon worden ontbonden wegens overschrijding van de indicatieve leverdatum en [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de leaseovereenkomst van 29 december 2019 mondeling heeft ontbonden. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de leaseovereenkomst van 10 juni 2020 een wijziging is van de bestaande leaseovereenkomst van 29 december 2019, zodat niet is voldaan aan artikel 2.3.1., derde lid, van de SEPP en de staatssecretaris derhalve afwijzend op de aanvraag heeft mogen besluiten.

Gronden hoger beroep

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 is ontbonden en de staatssecretaris zijn aanvraag om subsidie om die reden mocht afwijzen. In januari en februari 2020 werd voor hem duidelijk dat de productie en levering van zijn nieuwe auto door de covid-pandemie uiterst onzeker was. Ook bestond op dat moment onzekerheid over het behoud van zijn baan. Na overleg met de autodealer is hem de mogelijkheid geboden om de leaseovereenkomst kosteloos te annuleren. Hij heeft de overeenkomst in overleg met de leasemaatschappij mondeling geannuleerd en de maatschappij heeft deze annulering via het digitale bestelplatform aan de autodealer gemeld. De dealer heeft de annulering per e-mail aan de leasemaatschappij bevestigd. Die e-mailberichten, van 13 en 14 februari 2020, heeft hij in hoger beroep overgelegd. In de periode mei-juni 2020 heeft de dealer contact met hem gezocht en hem op de hoogte gebracht van de subsidieregeling. Omdat die subsidieregeling aantrekkelijk was en hij toen minder zorgen had over het behoud van zijn baan, is hij wederom ingegaan op het aanbod tot het leasen van een nieuwe auto. Omdat alle voor de acceptatiebeslissing relevante gegevens reeds onder het bestaande contractnummer voorhanden waren, heeft de leasemaatschappij dat contractnummer gebruikt om de nieuwe overeenkomst op te stellen. De vragen die door de staatssecretaris aan de leasemaatschappij zijn gesteld, zijn door daartoe onbevoegde medewerkers beantwoord.

Beoordeling

7.1.    Als aanvrager van subsidie voor de private lease van een nieuwe volledig elektrische auto moet [appellant] met gegevens en bescheiden staven dat zijn aanvraag voldoet aan de vereisten om daarvoor in aanmerking te komen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de leaseovereenkomst van 29 december 2019 mondeling heeft ontbonden. Daarbij heeft de rechtbank terecht overwogen dat ontbinding wegens overschrijding van de datum van levering, gelet op de in de overeenkomst opgenomen bepalingen over een indicatieve afleverdatum en opzegvergoeding, niet aannemelijk is. Ook is niet aannemelijk dat de leaseovereenkomst met een dergelijk financieel belang eenvoudig mondeling kon worden ontbonden en dat niet schriftelijk hoefde te worden bevestigd.

7.2.    De door [appellant] in hoger beroep overgelegde e-mailberichten van 13 en 14 februari 2020 vormen ook geen voldoende bewijs van de stelling, dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 is ontbonden, op 10 juni 2020 een nieuwe overeenkomst is gesloten en dit geen wijziging van de eerdere leaseovereenkomst betrof. In de e-mailberichten is weliswaar vermeld dat ‘de bestelling van dossier 1374333 is geannuleerd’, maar daarmee staat niet vast dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 is ontbonden. De ‘annulering’ kan zoals de staatssecretaris stelt betrekking hebben op de wijziging in opties en accessoires, die [appellant] op 9 februari 2020 aan de dealer had doorgegeven. De staatssecretaris heeft er ook terecht op gewezen dat onwaarschijnlijk is dat [appellant] op 9 februari 2020 nog extra opties voor zijn leaseauto heeft besteld en enkele dagen later, op 13 februari 2020, de leaseovereenkomst mondeling heeft ontbonden. Verder komen de e-mailberichten niet overeen met het eerder in de procedure door [appellant] ingenomen standpunt, dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 zou zijn ontbonden wegens het overschrijden van de datum van levering van 29 februari 2020. De ontbinding had volgens [appellant] al op 13 februari 2020, dus voor het overschrijden van de datum van levering, plaatsgevonden. [appellant] heeft verder ook niet met stukken gestaafd, aannemelijk gemaakt dat de datum van levering van 29 februari 2020 niet zou worden gehaald en daarom de leaseovereenkomst van 29 december 2019 is ontbonden.

7.3.    In hoger beroep heeft [appellant] een schriftelijke verklaring van de leasemaatschappij van 19 april 2022 overgelegd. In die verklaring heeft de leasemaatschappij gesteld dat de e-mailberichten van 13 en 14 februari 2020 betrekking hebben op de annulering van de auto die ten behoeve van [appellant] bij de autodealer op grond van de leaseovereenkomst van 29 december 2019 was besteld. Verder heeft de leasemaatschappij daarin de door [appellant] in hoger beroep geschetste gang van zaken bevestigd.

De Afdeling is van oordeel dat aan deze verklaring, die ter zitting nader door mr. Ubels is toegelicht, niet de waarde kan worden toegekend die [appellant] daaraan gehecht wil zien. Mede in het licht van hetgeen hiervoor, onder 7.2 is overwogen, biedt deze verklaring geen afdoende bewijs dat de leaseovereenkomst van 29 december 2019 is ontbonden en niet-halen van de datum van levering van de auto door de dealer reden voor de ontbinding van die overeenkomst was.

7.4.    Gelet op het vorenstaande heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de leaseovereenkomst is gesloten na de datum van de publicatie van de SEPP in de Staatscourant. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat niet is voldaan aan de in artikel 2.3.1., derde lid, van de SEPP opgenomen voorwaarde voor het verlenen van subsidie en de aanvraag daarom op grond van artikel 1.13 van de SEPP mocht worden afgewezen, zoals de rechtbank heeft geoordeeld.

Slotsom

8.       Het hoger beroep is ongegrond.

9.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.

w.g. Bijloos

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Rijsdijk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2022

705

 

BIJLAGE - Wettelijk kader

 

Subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren

Artikel 1.2. Doel van de regeling

Deze regeling heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrische personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen.

Artikel 1.3. Subsidiabele activiteiten

De Minister kan, overeenkomstig het bepaalde in deze regeling, aan een natuurlijk persoon met een woonadres in Nederland op aanvraag subsidie verstrekken voor de:

[…]

c. lease van een nieuwe elektrische personenauto;

[…].

Artikel 1.4. Hoogte subsidie

1. In 2020 en 2021 bedraagt de subsidie:

a. € 4.000 voor de aanschaf of lease van een nieuwe elektrische personenauto;

[…]

Artikel 1.13. Algemene afwijzingsgrond

De Minister kan afwijzend beslissen op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling.

Artikel 2.3. 1. Voorwaarden

[…]

3. De overeenkomst tot lease is niet eerder gesloten dan op de datum van publicatie van deze regeling.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature