U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 7 februari 2017, gewijzigd bij besluit van 22 mei 2017, heeft het college van burgemeester en wethouders van Bernheze, naar aanleiding van een daartoe door [appellant] ingediend handhavingsverzoek, [vergunninghoudster] gelast om drie overtredingen op het perceel [locatie 1] te Nistelrode te beëindigen en beëindigd te houden. [vergunninghoudster] exploiteert een varkenshouderij op het perceel. Het betreft een inrichting type C en [vergunninghoudster] beschikt over een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van die inrichting. [appellant] woont op het naastgelegen perceel [locatie 2] waar hij een pluimveehouderij exploiteert. Bij brief van 28 juli 2016 heeft [appellant] het college verzocht tegen [vergunninghoudster] handhavend op te treden wegens het ontbreken van een opslagsilo voor spuiwater, een slecht werkende chemische luchtwasser en losse stukken asbest op een dak op het perceel.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



201907328/1/R4.

Datum uitspraak: 17 maart 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Nistelrode, gemeente Bernheze,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 augustus 2019 in zaak nr. 18/770 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Bernheze.

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2017, gewijzigd bij besluit van 22 mei 2017, heeft het college, naar aanleiding van een daartoe door [appellant] ingediend handhavingsverzoek, [vergunninghoudster] gelast om drie overtredingen op het perceel [locatie 1] te Nistelrode (hierna: het perceel) te beëindigen en beëindigd te houden.

Bij besluit van 15 februari 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 7 februari 2017 in stand gelaten, en de motivering van het in stand gelaten besluit aangevuld.

Bij uitspraak van 23 augustus 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 15 februari 2018 vernietigd en het college opgedragen om binnen twaalf weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak, en met inachtneming daarvan, een nieuw besluit te nemen op het door [appellant] gemaakte bezwaar. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college en [vergunninghoudster] hebben ieder voor zich een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, het college, vertegenwoordigd door mr. M. de Laat, vergezeld door C.J.J. Wolfs, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, zijn verschenen.

Overwegingen

Juridisch kader

1.       De relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Gemeentewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), de Woningwet, de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit), de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de Activiteitenregeling) zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Die bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2.       [vergunninghoudster] exploiteert een varkenshouderij op het perceel. Het betreft een inrichting type C en [vergunninghoudster] beschikt over een omgevingsvergunning voor het in werking hebben van die inrichting. [appellant] woont op het naastgelegen perceel [locatie 2] waar hij een pluimveehouderij exploiteert. Bij brief van 28 juli 2016 heeft [appellant] het college verzocht tegen [vergunninghoudster] handhavend op te treden wegens het ontbreken van een opslagsilo voor spuiwater, een slecht werkende chemische luchtwasser en losse stukken asbest op een dak op het perceel. [appellant] heeft daarbij nog opgemerkt dat de door de luchtwasser veroorzaakte overlast sinds de installatie van een extra druppelvanger verder is toegenomen en hij heeft melding gemaakt van witte uitslag op zijn dak. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op stal 7 op het perceel.

Op 7 september 2016 hebben toezichthouders van de Omgevingsdienst Brabant Noord (hierna: de OBN) een controle op het perceel uitgevoerd. Het naar aanleiding daarvan opgestelde rapport van bevindingen vermeldt dat in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo niet in overeenstemming met de verleende omgevingsvergunning geen spuiwatersilo bij stal 7 is opgericht (hierna: overtreding 1), dat in strijd met artikel 3.125 van het Activiteitenbesluit , gelezen in samenhang met artikel 3.99 van de Activiteitenregeling, de waswaterleiding van de luchtwasser van stal 7 niet van een debietmeting en een laagdebietalarmering is voorzien (hierna: overtreding 2) en dat sprake is van strijdigheid met artikel 1a van de Woningwet , omdat op een betegeld gangpad tussen stal 7 en perceel [locatie 2] asbestverdachte stukken golfplaat en mos zijn aangetroffen waarvan de herkomst niet kon worden vastgesteld (hierna: overtreding 3; hierna samen: de overtredingen). Ter zake van overtreding 3 heeft [vergunninghoudster] de toezichthouders te kennen gegeven dat het dak van stal 7 sinds 1992 gedeeltelijk is vervangen door asbestvrije golfplaten. De toezichthouders hebben geconstateerd dat een aan perceel [locatie 2] grenzende strook golfplaten op dat dak nieuw lijkt en niet is verweerd en dat dat dak gedeeltelijk met mos is bedekt. Daarnaast hebben de toezichthouders geconstateerd dat de luchtwasser van stal 7 niet naar behoren functioneerde door een uitgevallen aardlekschakelaar. Dat probleem kon echter ter plaatse worden opgelost door die schakelaar weer in te schakelen.

Bij brief van 27 oktober 2016 heeft het college [vergunninghoudster] ter zake van de aldus geconstateerde overtredingen een voornemen tot het opleggen van lasten onder dwangsom verzonden. Ter zake van overtreding 3 vermeldt het voornemen dat een asbestinventarisatie moet worden uitgevoerd naar de aangetroffen asbestverdachte stukken golfplaat en mos door een daartoe gecertificeerd bedrijf. Daarbij moet duidelijk worden of die stukken golfplaat en mos asbesthoudend zijn, wat de herkomst ervan is en of het dak van stal 7 asbest bevat dat een risico vormt.

[vergunninghoudster] heeft op 19 december 2016 een asbestinventarisatie laten uitvoeren door Peeters Asbestresearch B.V. (hierna: Peeters) Het naar aanleiding daarvan door Peeters opgestelde rapport vermeldt dat de golfplaten op het dak van stal 7, voor zover asbesthoudend, niet zijn beschadigd en dat sanering alleen nodig is voorafgaand aan renovatie of sloop. De in het gangpad naast stal 7 aangetroffen restanten golfplaat leveren niet direct een gevaar op, omdat het gangpad niet wordt gebruikt. Geadviseerd wordt die restanten te saneren wanneer werkzaamheden in het gangpad moeten plaatsvinden. Op het mos in dat gangpad zijn geen sporen van asbest aangetroffen, aldus Peeters.

De besluiten

3.       Omdat toezichthouders van de OBN bij een hercontrole op 23 januari 2017 hebben geconstateerd dat de overtredingen nog niet zijn beëindigd, heeft het college bij besluit van 7 februari 2017 aan [vergunninghoudster] voor elk van de overtredingen een afzonderlijke last onder dwangsom opgelegd met een begunstigingstermijn van vier maanden na de verzending van dat besluit. Over overtreding 3 vermeldt dat besluit dat het door Peeters opgestelde asbestinventarisatierapport door de OBN is beoordeeld en akkoord bevonden. Omdat toezichthouders tijdens de hercontrole hebben geconstateerd dat de asbestrestanten in het gangpad tussen stal 7 en perceel [locatie 2] waren verwijderd en [vergunninghoudster] te kennen heeft gegeven niet te weten wie daarvoor verantwoordelijk is, dient [vergunninghoudster], om overtreding 3 te beëindigen, door een daartoe gecertificeerd bedrijf te laten onderzoeken of die asbestrestanten daadwerkelijk zijn verwijderd.

Bij besluit van 22 mei 2017 heeft het college de last ten aanzien van overtreding 3 gewijzigd in de zin dat het asbestonderzoek niet door een gecertificeerd bedrijf hoeft te worden uitgevoerd.

De commissie bezwaarschriften van de gemeente Bernheze heeft in haar advies van 2 augustus 2017 (hierna: het commissie-advies) het college geadviseerd het door [appellant] gemaakte bezwaar gegrond te verklaren en het besluit van 7 februari 2017, gewijzigd bij besluit van 22 mei 2017, in stand te laten. De commissie heeft het college voorts geadviseerd op korte termijn nader onderzoek te verrichten naar de witte uitslag op het dak van [appellant] en naar het vrijkomen van asbest vanaf het dak van stal 7. Door monsters te nemen van die witte uitslag kan de aard en mogelijk ook de herkomst daarvan worden achterhaald. Voor zover dat nader onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het nieuw te nemen besluit met nieuwe overtredingen worden aangevuld of kan een nieuw handhavingstraject worden opgestart.

Het besluit van 15 februari 2018 vermeldt dat het college in navolging van het commissie-advies nader onderzoek heeft laten verrichten. Op 15 juni 2017 en 21 juli 2017 hebben toezichthouders van de OBN hercontroles uitgevoerd op het perceel. Daaruit is het college gebleken dat overtredingen 1 en 2 zijn beëindigd. Op 17 november 2017 heeft het team metingen en onderzoek van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, in aanwezigheid van een toezichthouder van de OBN, onderzoek verricht aan de luchtwasser van stal 7 op het perceel. Daarbij zijn geen gebreken aan de luchtwasser geconstateerd. De luchtwasser functioneert technisch naar behoren. Dit betekent dat de witte uitslag op het dak van [appellant] niet het gevolg kan zijn van een gebrek in de luchtwasser zelf, aldus het college. Bij dat onderzoek is ook niet geconstateerd dat de bedrijfsvoering, voor zover die ziet op het naar behoren laten draaien van de luchtwasser, tekortschiet. Verder stelt het college zich op het standpunt dat overtreding 3 ook is beëindigd. Het college wijst daarbij op een rapport van een asbestinventarisatie die [vergunninghoudster] op 6 juni 2017 door Klaassen Asbestwerken B.V. heeft laten uitvoeren. Dat rapport vermeldt dat het gebied tussen stal 7 en perceel [locatie 2] is geïnspecteerd en dat daar geen waarneembare asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. Bij de hercontrole op 21 juli 2017 is ook geen asbestverdacht materiaal in het gangpad aangetroffen, aldus het college in het besluit van 15 februari 2018.

De aangevallen uitspraak

4.       De rechtbank heeft overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college [vergunninghoudster] een aanvullende last onder dwangsom had moeten opleggen voor overtreding van afdeling 3.5 van het Activiteitenbesluit of artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo . Volgens de rechtbank heeft het college het rendement van de luchtwasser uitgebreid onderzocht en heeft het college de kritiek van [appellant] op dat rendementsonderzoek voldoende weerlegd. De rechtbank verwijst hierbij naar het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: de StAB) van 31 januari 2018 (hierna: het StAB advies) waarin staat dat de luchtwasser in werking is overeenkomstig de eisen van het Activiteitenbesluit. Wel is het college ondeugdelijk gemotiveerd afgeweken van het commissie-advies door geen onderzoek te doen naar de witte uitslag. Het college had de samenstelling van de witte uitslag moeten onderzoeken om na te gaan of afdeling 2.3 van het Activiteitenbesluit wordt overtreden, dan wel om na te gaan of aanleiding bestaat tot het opleggen van maatwerkvoorschriften. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de StAB niet uitsluit dat de witte uitslag is veroorzaakt door de luchtwasser. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de gesteldheid van het dak van stal 7. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat ook de StAB geen beschadigingen van dat dak geeft waargenomen. Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 1a van de Woningwet niet wordt overtreden en de foto ’s die [appellant] heeft overgelegd brengen daarin geen verandering, aldus de rechtbank.

Het hoger beroep

5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte onder verwijzing naar het StAB-advies heeft overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college [vergunninghoudster] ter zake van de luchtwasser een aanvullende last onder dwangsom had moeten opleggen voor overtreding van afdeling 3.5 van het Activiteitenbesluit of artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo . [appellant] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank voor de werking van de luchtwasser niet zonder meer van het StAB-advies heeft mogen uitgaan. [appellant] wijst erop dat in het StAB-advies staat dat het onderzoek slechts een momentopname betreft en dat de StAB niet heeft kunnen beoordelen of de luchtwasser goed is gedimensioneerd voor stal 7, omdat de StAB niet beschikt over een dimensioneringsplan van de luchtwasser en de ventilatie van stal 7. Verder staat in het StAB-advies dat de lucht die door de luchtwasser wordt uitgeworpen niet goed wordt verspreid door de situering en uitstroomhoogte van de luchtwasser. Dat de luchtwasser volgens het StAB-advies beschikt over een automatisch dataloggingsysteem en dat [vergunninghoudster] een logboek bijhoudt en een onderhoudscontract voor de luchtwasser heeft afgesloten, garandeert nog niet een goede werking van de luchtwasser. [appellant] geeft te kennen dat hij regelmatig een niet te harden stank ervaart en hij stelt dat die stank mede wordt veroorzaakt doordat de sensoren niet op de juiste wijze worden gebruikt. [appellant] merkt in dit kader op dat de rechtbank betekenis had moeten toekennen aan de omstandigheid dat [vergunninghoudster] bekend was met de komst van de StAB. Ook heeft de tweede druppelaar de goede werking van de luchtwasser negatief beïnvloed. Daarnaast blijkt uit de witte uitslag op zijn dak dat de goede werking van de luchtwasser niet is gegarandeerd, aldus [appellant].

5.1.    Indien de bestuursrechter twijfel heeft over de juistheid van de advisering die het bestuursorgaan aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, heeft hij de mogelijkheid om met toepassing van artikel 8:47 van de Awb een deskundige te benoemen. De bestuursrechter mag in beginsel afgaan op de inhoud van het advies van de door hem benoemde deskundige. Dat is anders als dat advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:47, eerste lid, van de Awb de StAB benoemd om onderzoek in te stellen. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het StAB-advies.

5.2.    Het StAB-advies vermeldt dat de goede werking van de wasser afhankelijk is van de constructie, de installatie, het management en het onderhoud en dat geen grond bestaat voor de conclusie dat de constructie en de installatie niet volgens de eisen zijn uitgevoerd. Voorts geven de gegevens uit de datalogger en het logboek geen blijk van grote of langdurige afwijkingen van de normale werking van de luchtwasser. De StAB heeft daarbij wel de kanttekening geplaatst dat de bestudering van die gegevens slechts een momentopname betreft. Hoewel de StAB niet over voldoende gegevens beschikt om te beoordelen of de wasser voor deze stal goed is gedimensioneerd, blijkt uit het StAB-advies dat de OBN aan de StAB te kennen heeft gegeven dat de capaciteit van de wasser voldoende is. In het StAB-advies wordt aanvullend nog opgemerkt dat door de combinatie van situering en uitstroomhoogte van de luchtwasser de uitgeworpen lucht niet goed kan worden verspreid. Dit zou mogelijk kunnen worden opgelost door de uitstroomhoogte te verhogen naar ten minste de hoogte van de nok van het bedrijfsgebouw van [appellant]. De witte substantie op het dak van het bedrijfsgebouw van [appellant] is niet geanalyseerd. Die witte aanslag kan het gevolg zijn van de voederopslag en -bereiding bij stal 7, maar zou ook veroorzaakt kunnen zijn door de luchtwasser die incidenteel niet goed heeft gefunctioneerd. De slechte verspreiding van de gereinigde stallucht uit de luchtwasser zou daarbij een mogelijke verklaring kunnen geven voor de omstandigheid dat het ontstaan van witte aanslag niet is gestopt na de installatie van de tweede druppelvanger in 2015, aldus het StAB-advies.

5.3.    In wat [appellant] aanvoert, is geen grond gelegen voor het oordeel dat het StAB-advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins gebreken bevat. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de StAB geen relatie aanwezig heeft geacht tussen de situering en uitstroomhoogte van de luchtwasser enerzijds en het rendement van de luchtwasser anderzijds. Verder is de luchtwasser vergund met de huidige situering en uitstroomhoogte, zodat artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo niet door die situering en uitstroomhoogte wordt overtreden. De vraag of er een verband bestaat tussen de situering en uitstroomhoogte de luchtwasser enerzijds en de witte uitslag op het dak van [appellant] anderzijds, kan, voor zover die vraag beantwoording behoeft, aan de orde komen bij het onderzoek waarvan de rechtbank onbestreden heeft geoordeeld dat dat nog moet plaatsvinden. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de enkele suggestie van [appellant] dat het ten behoeve van de luchtwasser uitgevoerde management en onderhoud de goede werking van de wasser negatief beïnvloedt, onvoldoende is voor het oordeel dat de StAB bij de bestudering van de gegevens uit de datalogger en het logboek niet met een momentopname heeft kunnen volstaan.

Het betoog faalt.

6.       [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte onder verwijzing naar het StAB-advies heeft overwogen dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan naar de gesteldheid van het dak van stal 7 en dat het college zich, in weerwil van de door [appellant] overgelegde foto’s, terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 1a van de Woningwet niet wordt overtreden. [appellant] voert aan dat de door hem overgelegde foto’s duidelijk laten zien dat de asbesthoudende golfplaten beschadigd zijn en dat op die platen brokstukken liggen. [appellant] wijst erop dat uit het door Peeters opgestelde asbestinventarisatierapport blijkt dat golfplaten en nokken van stal 7 asbest bevatten en dat in het gangpad tussen stal 7 en perceel [locatie 2] asbestrestanten zijn aangetroffen. Dit bevestigt dat de golfplaten en de nokken een bron zijn van vrijkomend asbest, aldus [appellant].

6.1.    Peeters heeft vastgesteld dat de golfplaten op het dak van stal 7, voor zover asbesthoudend, niet zijn beschadigd. Anders dan [appellant] stelt, volgt uit het door Peeters opgestelde asbestinventarisatierapport niet dat de in het gangpad aangetroffen asbestrestanten afkomstig zijn van het asbesthoudend materiaal dat thans nog op het dak van stal 7 ligt. Ook de StAB heeft geen beschadigingen van het dak van stal 7 waargenomen. De door [appellant] overgelegde foto’s weerleggen niet wat Peeters en de StAB aldus hebben vastgesteld en waargenomen.

Het betoog faalt.

7.       [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de termijn waarbinnen het college een nieuw besluit op bezwaar moet nemen, aanvangt op de dag nadat de aangevallen uitspraak onherroepelijk is geworden. [appellant] betoogt dat de rechtbank de werking van haar uitspraak ten onrechte aldus heeft uitgesteld.

7.1.    Artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb biedt de bestuursrechter in geval van gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit de mogelijkheid het bestuursorgaan een termijn te stellen voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank heeft het college met toepassing van die bepaling een termijn van twaalf weken gegeven voor het nemen van een nieuw besluit op het door [appellant] gemaakte bezwaar. De rechtbank heeft aan die termijn echter tevens de opschortende voorwaarde verbonden dat die termijn pas na het onherroepelijk worden van de rechtbankuitspraak zal aanvangen. Door deze voorwaarde heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb in feite schorsende werking toegekend aan haar opdracht tot het nemen van een nieuw besluit totdat de termijn voor het hoger beroep ongebruikt is verstreken of anders voor de gehele duur van het geding in hoger beroep. Naar het oordeel van de Afdeling biedt de genoemde bepaling niet de mogelijkheid tot een maatregel met een zo ver strekkend gevolg als in dit geval waarin hoger beroep is ingesteld. Daarbij wordt mede gelet op de ingevolge artikel 6:16, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb , geldende hoofdregel dat het instellen van hoger beroep de aangevallen rechtbankuitspraak niet schorst. Zo nodig kan ingevolge artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening worden getroffen. Gelet op het systeem van de Awb laat de rechtbank de termijn van twaalf weken voor het nemen van een nieuw besluit op bezwaar daarom ten onrechte pas ingaan na het onherroepelijk worden van de rechtbankuitspraak.

Het betoog slaagt.

Slotsom

8.       Het hoger beroep is gegrond. De rechtbankuitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank de termijn voor het opnieuw nemen van een besluit op bezwaar pas laat ingaan na het onherroepelijk worden van de rechtbankuitspraak. Voor het overige dient die rechtbankuitspraak, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.

9.       Deze vernietiging heeft tot gevolg dat de door de rechtbank aan het college gegeven termijn van twaalf weken voor het opnieuw nemen van een besluit op bezwaar is ingegaan op de dag nadat de rechtbankuitspraak openbaar werd gemaakt. Die termijn is inmiddels verstreken. Omdat [appellant] de redelijkheid van die termijn niet heeft bestreden en de Afdeling die termijn, mede gelet op het nog door het college te verrichten onderzoek naar de samenstelling van de witte uitslag, niet onredelijk lang acht, zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb bepalen dat de rechtbankuitspraak wordt geschorst tot aan de uitspraak in hoger beroep in deze zaak. Dit betekent dat de termijn van twaalf weken aanvangt op de dag na de uitspraak op het door [appellant] ingestelde hoger beroep.

10.     Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost Brabant van 23 augustus 2019 in zaak nr. 18/770, voor zover de rechtbank de termijn voor het opnieuw nemen van een besluit op bezwaar pas laat ingaan na het onherroepelijk worden van die uitspraak;

III.      bevestigt die uitspraak, voor zover aangevallen, voor het overige;

IV.     bepaalt dat die uitspraak wordt geschorst tot aan de uitspraak in hoger beroep in deze zaak;

V.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bernheze tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.113,61 (zegge: elfhonderddertien euro en eenenzestig cent), waarvan € 1.068,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.     gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bernheze aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 259,00 (zegge: tweehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.      

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2021

610.

 

BIJLAGE

 

De Awb

Artikel 5:3 2

1 Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

[…]

Artikel 6:1 6

Het bezwaar of beroep schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 6:2 4

Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld.

Artikel 8:4 7

1. De bestuursrechter kan een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek.

[…]

Artikel 8:7 2

[…]

4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:

[…]

b.       het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.

5. De bestuursrechter kan zo nodig een voorlopige voorziening treffen. Daarbij bepaalt hij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt.

[…]

De Gemeentewet

Artikel 12 5

1 Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

2 De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door het college, indien de last dient tot handhaving van regels welke het gemeentebestuur uitvoert.

[…]

De Wabo

Artikel 1. 1

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

[…]

Artikel 2. 1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

[…]

e.1°. het oprichten,

2°. het veranderen of veranderen van de werking of

3°. het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk,

[…]

Artikel 2. 4

1. Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning, behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.

[…]

Artikel 5. 1

Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering en handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde, alsmede op de uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de:

[…]

Wet milieubeheer,

[…]

Woningwet.

Artikel 5. 2

1. Het bevoegd gezag heeft tot taak:

a.       zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften;

[…]

De Woningwet

Artikel 1

1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

[…]

bevoegd gezag: bestuursorgaan, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de [Wabo], dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dat artikellid, college van burgemeester en wethouders;

[…]

Artikel 1 a

1. De eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt.

[…]

Artikel 9 2

1. Het bevoegd gezag draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met III.

[…]

De Wet milieubeheer

Artikel 18. 2

1. Het bestuursorgaan dat ingevolge artikel 8.41, tweede lid, onder a, het orgaan is waaraan de melding wordt gericht, dan wel in andere gevallen burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen, hebben tot taak:

a.       zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de voorschriften die voor degene die de inrichting drijft, gelden op grond van:

1°.     het bepaalde bij of krachtens deze wet en de in artikel 13.1, tweede lid, genoemde wetten, voor zover dat bij of krachtens die wetten is bepaald;

[…]

Het Activiteitenbesluit

Artikel 3.12 4

Indien landbouwhuisdieren worden gehouden in een huisvestingssysteem dat is voorzien van een luchtwassysteem, voldoet het luchtwassysteem, onverminderd artikel 3.123, in het belang van de goede werking van het luchtwassysteem en van het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van emissies naar de lucht, ten minste aan de artikelen 3.125 en 3.126.

Artikel 3.12 5

1. De capaciteit van het luchtwassysteem is ten minste gelijk aan de totale maximale ventilatiebehoefte van het aantal en de categorie landbouwhuisdieren die worden gehouden in het huisvestingssysteem.

2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald op welke wijze de capaciteit en de totale maximale ventilatiebehoefte worden vastgesteld en vastgelegd.

3. Ten behoeve van een evenredige verdeling van de stallucht door het luchtwassysteem, wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

4. Het luchtwassysteem is voorzien van een elektronisch monitoringssysteem, waarmee de parameters die van belang zijn voor een goede werking van het luchtwassysteem worden geregistreerd.

5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over het elektronisch monitoringssysteem en wordt bepaald welke parameters in ieder geval worden geregistreerd.

6. Indien uit de registratie, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat de parameters worden overschreden, worden onmiddellijk maatregelen getroffen om een goede werking van het luchtwassysteem te waarborgen.

7. Ten aanzien van het gebruik en onderhoud van een luchtwassysteem, worden gedragsvoorschriften opgesteld, die ten minste voldoen aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.

8. Het vierde lid is tot 1 januari 2016 niet van toepassing op een luchtwassysteem dat is geïnstalleerd voor 1 januari 2013 en niet is voorzien van een elektronisch monitoringssysteem als bedoeld in dat lid.

9. Van een luchtwassysteem als bedoeld in het achtste lid worden tot 1 januari 2016 ten minste eenmaal per week de volgende gegevens geregistreerd:

a.       de zuurgraad van het waswater;

b.       de meterstand van de urenteller van de waswaterpomp;

c.       de meterstand van de watermeter van de spuiwaterproductie in kubieke meter.

10. De gegevens, genoemd in het achtste lid, worden gedurende ten minste drie jaar in de inrichting bewaard.

Artikel 3.125 a

1. Aan een luchtwassysteem als bedoeld in artikel 3.125, achtste lid, wordt uiterlijk 1 juli 2015 een meting naar de emissiereductie van ammoniak uitgevoerd.

2. Een meting als bedoeld in het eerste lid vindt plaats onder representatieve bedrijfscondities in de zomerperiode tussen 10.00 en 14.00 uur, waarbij de meting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2. 8.

3. Een afschrift van de rapportage van de meting wordt in de inrichting bewaard tot ten minste het tijdstip waarop twee jaren zijn verstreken na de eerstvolgende meting.

4. Indien uit de meting blijkt dat niet wordt voldaan aan de emissiereductie van ammoniak, genoemd in de systeembeschrijving, op grond waarvan krachtens artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij een emissiefactor voor dat huisvestingssysteem is vastgesteld, worden maatregelen getroffen om daar alsnog aan te voldoen en wordt binnen een jaar na het uitvoeren van de meting een herhalingsmeting uitgevoerd.

Artikel 3.12 6

1. Bij het lozen van spuiwater van een luchtwassysteem wordt ten minste voldaan aan het tweede tot en met vierde lid.

2. Het lozen van spuiwater afkomstig van een luchtwassysteem in een vuilwaterriool is verboden.

3. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift bepalen dat het tweede lid niet van toepassing is en het lozen in een vuilwaterriool toestaan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich niet tegen het lozen in een vuilwaterriool verzet. Artikel 2.2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

4. Het te lozen afvalwater kan op een doelmatige wijze worden bemonsterd.

De Activiteitenregeling

Artikel 3.9 9

[…]

3. Het waswater van het luchtwassysteem is voorzien van een laagdebietalarmering die in werking treedt als het debiet van het waswater te laag is voor een goede werking van het luchtwassysteem.

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature