Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg geweigerd de door [appellant] overgelegde Ghanese geboorteakte als brondocument in de basisregistratie personen (hierna: brp) te registeren. [appellant] wil de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. In dat kader heeft hij het college verzocht om een uittreksel van zijn Ghanese geboorteakte, afgegeven op 14 februari 2018 met nummer 050101-312-1989, in de brp te registreren. Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het college dit verzoek afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht , omdat het in 2014 een eerder uittreksel met hetzelfde nummer had geweigerd te registreren. De rechtbank heeft dat eerdere besluit tot weigering registratie in beroep in stand gelaten. Tegen die uitspraak is indertijd geen hoger beroep is ingesteld. In bezwaar is het college alsnog overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de overgelegde geboorteakte uit 2018.

Uitspraak



202000779/1/A3.

Datum uitspraak: 10 maart 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Tilburg,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 december 2019 in zaak nr. 19/2689 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het college geweigerd de door [appellant] overgelegde Ghanese geboorteakte als brondocument in de basisregistratie personen (hierna: brp) te registeren.

Bij besluit van 2 mei 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 december 2019 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Waalwijk, en H. Abdulla, als tolk in de Engelse taal, is verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] wil de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. In dat kader heeft hij het college verzocht om een uittreksel van zijn Ghanese geboorteakte, afgegeven op 14 februari 2018 met nummer 050101-312-1989, in de brp te registreren. Bij besluit van 11 juli 2018 heeft het college dit verzoek afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht , omdat het in 2014 een eerder uittreksel met hetzelfde nummer had geweigerd te registreren. De rechtbank heeft dat eerdere besluit tot weigering registratie in beroep in stand gelaten. Tegen die uitspraak is indertijd geen hoger beroep is ingesteld.

In bezwaar is het college alsnog overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van de overgelegde geboorteakte uit 2018. Het college heeft deze voor onderzoek gestuurd naar Bureau Documenten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Daarbij heeft het ook drie geboorteaktes meegestuurd die [appellant] eerder had overgelegd. Het gaat om twee geboorteaktes met nummer 3714, uit respectievelijk 1999 en 2011 en één uit 2014, net als het uittreksel uit 2018, met nummer 312.

In een verklaring van onderzoek van 29 november 2018 heeft Bureau Documenten als onderzoeksresultaten vermeld dat de geboorteakte van 14 februari 2018 een tweede afschrift is van de verlate geboorteregistratie. Er is geen verklaring van een autoriteit overgelegd over de verschillende registraties. Deze nieuw overgelegde geboorteakte uit 2018 is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven, aldus Bureau Documenten.

Vervolgens heeft het college [appellant] gevraagd naar de inhoudelijke verschillen tussen de diverse geboorteaktes. Op de geboorteakte uit 2018 staat dat [appellant] is geboren in de wijk Asokwa Kumasi en dat zijn moeder geboorteaangifte heeft gedaan. Op de eerder overgelegde geboorteaktes staat, onder meer, dat hij is geboren in de wijk Asafo Kumasi en dat zijn vader geboorteaangifte heeft gedaan. Bovendien vermelden de eerste twee uittreksels dat de geboorteregistratie onder nummer 3714 in de geboorteregisters is geregistreerd terwijl in de akte uit 2014 en in meest recente akte uit 2018 wordt gerefereerd aan de registratie onder nummer 312.

[appellant] heeft gereageerd bij e-mail van 21 januari 2019, waarbij hij heeft aangegeven dat de registraties met nummer 3714 tot stand zijn gekomen nadat hij in Nederland een geboorte-uittreksel nodig had, maar hij zijn oude uittreksel met registratienummer 312 niet meer bezat. Er heeft toen een nieuwe registratie plaatsgevonden onder nummer 3714. Deze registratie van zijn geboorte bestaat nu niet meer, aldus [appellant], gelet op de meer recente uittreksels met nummer 312. Verder heeft [appellant] een Affidavit, gedateerd 1 november 2017, overgelegd, die een getuigenverklaring van [persoon] ten overstaan van de High Court of Justice te Accra, Ghana, bevat. Op basis daarvan zouden de bevoegde Ghanese instanties de geregistreerde gegevens met betrekking tot [appellant] hebben gewijzigd.

Op de hoorzitting in bezwaar heeft [appellant] verklaard dat [persoon] een oudere neef is die via diens moeder, de tante van [persoon], informatie over [appellant] heeft verkregen.

Verder heeft [appellant] een mailwisseling met de Ghanese ambassade overgelegd waaruit blijkt dat hij de juiste Ghanese procedure heeft gevolgd om het nieuwe uittreksel geboorteakte te verkrijgen. Ook heeft hij nog een getuigenverklaring van [persoon] (Statutory Declaration) ten overstaan van de High Court of Justice te Accra, Ghana, gedateerd 28 januari 2019, overgelegd.

Vervolgens heeft het college het besluit op bezwaar genomen. Het college is uitgegaan van informatie uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten dat de nieuwe geboorteakte een tweede afschrift is van een verlate geboorteregistratie. Over de eerder overgelegde geboorteaktes bestond twijfel over de inhoud, omdat daarin de vader als aangever stond vermeld en dat [appellant] was geboren in de wijk Asafo Kumasi, terwijl uit eerder door de Nederlandse autoriteiten verricht verificatieonderzoek in het kader van [appellant]’s verblijfsvergunning was gebleken dat zijn vader geen aangifte had gedaan en dat [appellant] niet in die wijk was geboren. Verder is aangegeven dat twijfel bestaat over de geboortedatum. Volgens Bureau Documenten is er geen verklaring van een Ghanese autoriteit overgelegd met betrekking tot de verschillen tussen de registraties. Daardoor is niet duidelijk waarom in deze nieuw overgelegde geboorteakte een andere geboorteplaats en een andere aangever staat vermeld. Het is volgens het college voorgeschreven dat wijzigingen in een uittreksel worden weergegeven door een doorhaling van de te vervangen tekst op het document en een opmerking met de vervangende tekst in de kantlijn. In de kantlijn van het uittreksel van 14 februari 2018 staat: RA/B/A/BF/89/3214 of 27/02/89. De nieuwe gewijzigde registratie mag echter geen andere datum van registratie in het register bevatten dan de oorspronkelijke eerste aangifte. Die oorspronkelijke registratie heeft registratiedatum 10 maart 1989 en registratienummer 312. Dat valt echter niet terug te lezen in de aantekening in de kantlijn. Dit roept twijfel op over de wijze van afgifte. Aan de Affidavit heeft het college niet de door [appellant] gewenste waarde gehecht omdat op de hoorzitting is gebleken dat dit een verklaring van horen zeggen is. [persoon] geeft immers aan dat hij de feiten waarover hij heeft verklaard, heeft vernomen van zijn moeder. Uit de overgelegde mailwisselingen met de Ghanese ambassade blijkt weliswaar dat [appellant] de juiste Ghanese procedure heeft gevolgd om de geboorteakte te verkrijgen, maar hieruit blijkt niet op grond van welke informatie de gegevens op de akte zijn gewijzigd. Gelet op al deze feiten en omstandigheden heeft het college de weigering om de nieuwe geboorteakte als brondocument te registreren in de brp in bezwaar gehandhaafd.

2.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zijn nieuwe geboorteakte in de brp had moeten registreren. Hij heeft de juiste procedure gevolgd, wat blijkt uit e-mails van de Ghanese ambassade en overgelegde getuigenverklaringen. De gegevens in de overgelegde geboorteakte uit 2018 komen overeen met eerder uitgevoerd verificatieonderzoek. Er is ten onrechte waarde gehecht aan de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten dat de geboorteakte niet bevoegd zou zijn afgegeven. Deze verklaring is niet inzichtelijk gemotiveerd. Bureau Documenten heeft niets verklaard over de inhoudelijke juistheid van het document. Verder had de Affidavit van 1 november 2017 aan het Bureau Documenten moeten worden voorgelegd, aangezien deze ten grondslag ligt aan de wijziging van de geboorteakte en Bureau Documenten stelt dat er geen verklaring van de Ghanese autoriteiten is voor die wijziging. De Affidavit is zo’n verklaring voor die wijziging, aldus [appellant].

2.1.    De Afdeling overweegt dat de rechtbank terecht, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling (onder meer 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1721) voorop heeft gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van die gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat deze gegevens in beginsel juist zijn.

Verder heeft zij terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1768), waarin de Afdeling heeft overwogen dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is waarvan een bestuursorgaan in beginsel mag uitgaan. Indien een bestuursorgaan een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing, indien de desbetreffende belanghebbende geen eigen deskundigenadvies overlegt, niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of het bestuursorgaan zich ingevolge artikel 3:2 van de Awb ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.

2.2.    De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat [appellant] geen eigen deskundigenadvies heeft overgelegd. Zij heeft verder terecht overwogen dat het college in zijn besluitvorming van de verklaring van onderzoek van het Bureau Documenten mocht uitgaan. Uit de hiervoor onder 1. weergegeven gang van zaken, die ook de rechtbank uitgebreid heeft weergegeven, blijkt dat het college niet zomaar is uitgegaan van de verklaring van onderzoek, maar ook de door [appellant] overgelegde getuigenverklaringen en mailwisselingen met de Ghanese ambassade in die beoordeling heeft betrokken om de inhoud van de nieuwe geboorteakte te verifiëren. Het college heeft zich er dus van vergewist dat de verklaring van onderzoek naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is, en naar inhoud inzichtelijk en concludent, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Er bestond geen grond om ook de Affidavit aan het Bureau Documenten voor te leggen. De Affidavit bevat geen verklaring van Ghanese autoriteiten voor de verschillen in registraties tussen de geboorteaktes zoals Bureau Documenten bedoelt. De Affidavit bevat een door een neef van [appellant] voor de High Court of Justice in Accra afgelegde verklaring. Ook als Bureau Documenten oordeelt dat de Affidavit authentiek is en is afgegeven door de High Court, dan zegt dat niets over de inhoudelijke juistheid van de door de neef afgelegde verklaring over de verschillen, maar alleen dat de High Court bevestigt dat de neef dit heeft verklaard. Bovendien is het een verklaring van de neef over wat hij stelt van zijn moeder te hebben gehoord over [appellant]. De enkele omstandigheid dat [appellant] de juiste procedurele stappen heeft gezet om de nieuwe geboorteakte te verkrijgen, maakt niet dat om die reden ook van de inhoudelijke juistheid van dat document zou moeten worden uitgegaan. Het college heeft uitgebreid gemotiveerd waarom het twijfelt aan die inhoudelijke juistheid. De rechtbank heeft, gelet ook op hetgeen hiervoor is overwogen, terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat die motivering van het college ondeugdelijk of niet voldoende draagkrachtig is.

Het betoog faalt.

3.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.      

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2021

805.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature