< Terug naar de zoekresultaten

Opties voor deze uitspraak



Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 5 december 2018 heeft de minister de aanvraag van [appellant] om herregistratie als fysiotherapeut in het register voor beroepen in de individuele gezondheidszorg afgewezen. [appellant] voert een fysiotherapiepraktijk in Duitsland. Hij heeft bij de minister een aanvraag ingediend tot herregistratie als fysiotherapeut in het BIG-register. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG en artikel 3, eerste lid, van de Regeling periodieke registratie Wet BIG moet [appellant] daarvoor aantonen dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag tot herregistratie minstens 2.080 uur aan werkzaamheden heeft uitgevoerd binnen het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut. [appellant] heeft ten aanzien van deze werkervaringseis twee bewijsstukken ingediend. Een brief van 27 juli 2018, afkomstig van een accountants- en belastingadvieskantoor, en een schermafbeelding van door [appellant] op 20 augustus 2018 gedeclareerde uren.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



202100642/1/A2.

Datum uitspraak: 3 november 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 december 2020 in zaak nr. 20/193 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister voor Medische Zorg (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2018 heeft de minister de aanvraag van [appellant] om herregistratie als fysiotherapeut in het register voor beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: het BIG-register) afgewezen.

Bij besluit van 14 januari 2020 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 december 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 oktober 2021, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. J.A. ter Schure, zijn verschenen.

Overwegingen

Wettelijk kader

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       [appellant] voert een fysiotherapiepraktijk in Duitsland. Hij heeft bij de minister een aanvraag ingediend tot herregistratie als fysiotherapeut in het BIG-register. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit periodieke registratie Wet BIG en artikel 3, eerste lid, van de Regeling periodieke registratie Wet BIG moet [appellant] daarvoor aantonen dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag tot herregistratie minstens 2.080 uur aan werkzaamheden heeft uitgevoerd binnen het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut. [appellant] heeft ten aanzien van deze werkervaringseis twee bewijsstukken ingediend. Een brief van 27 juli 2018, afkomstig van een accountants- en belastingadvieskantoor, en een schermafbeelding van door [appellant] op 20 augustus 2018 gedeclareerde uren.

3.       Bij het besluit van 5 december 2018, gehandhaafd bij het besluit van 14 januari 2020, heeft de minister de aanvraag afgewezen, omdat [appellant] niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor herregistratie. Volgens de minister heeft [appellant] niet aangetoond dat de door hem uitgevoerde werkzaamheden behoren tot het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut.

Aangevallen uitspraak

4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] niet met objectieve dan wel verifieerbare gegevens heeft aangetoond dat hij tenminste 2.080 uren van de door hem gewerkte uren heeft verricht binnen het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de brief van 27 juli 2018 slechts de conclusie kan worden getrokken dat [appellant] 2.500 uur aan werkzaamheden heeft gedeclareerd, maar dat [appellant] op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd welke werkzaamheden hij heeft verricht en hoeveel uren van de door hem gewerkte uren zijn besteed aan reguliere en niet-reguliere werkzaamheden. Ook kan de aard van de werkzaamheden niet eenduidig worden afgeleid uit de door [appellant] overgelegde schermafbeelding van de door hem op 20 augustus 2018 gedeclareerde uren. De rechtbank heeft uit de verklaring van [appellant] ter zitting opgemaakt dat hij kennelijk wel bewijsstukken kan overleggen die mogelijk aantonen dat hij aan de vereisten voldoet, maar dat hij dit tot op heden niet heeft gedaan. Volgens de rechtbank is het aan [appellant] om een zorgvuldige administratie te voeren en alle van belang zijnde bewijsstukken te overleggen en komt het voor zijn rekening en risico indien hij dat heeft nagelaten.

Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheid dat [appellant] werkzaamheden in Duitsland verricht, niet maakt dat voor hem andere regels gelden dan voor fysiotherapeuten die in Nederland werkzaam zijn. Voor elke fysiotherapeut, onafhankelijk van zijn of haar staat van dienst, gelden dezelfde regels voor herregistratie. Hoewel het voor [appellant] als zelfstandige ondernemer lastiger is om het gevraagde bewijs te leveren dan voor een fysiotherapeut in loondienst, is het volgens de rechtbank voor [appellant] niet onmogelijk om aan de bewijslast te voldoen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om door middel van een accountantsverklaring aan te tonen dat aan de werkervaringseis is voldaan. De minister heeft deze mogelijkheid ook aan [appellant] voorgelegd. Dat [appellant] van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt komt voor zijn rekening en risico, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat alle door hem opgegeven arbeidsuren zijn verricht binnen het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut. Dit is volgens [appellant] in voornoemde brief van 27 juli 2018 geverifieerd door [persoon], de verantwoordelijke voor alle fiscale en boekhoudkundige zaken van zijn fysiotherapiepraktijk. Daarnaast heeft hij, omdat de minister dit niet als voldoende bewijsmateriaal heeft geaccepteerd, een schermafbeelding van gedeclareerde uren als voorbeeld overgelegd met het verzoek om te beoordelen of dit als mogelijk bewijsstuk zou kunnen dienen. De minister heeft daarop echter nooit gereageerd, ook niet nadat hij in het met de minister op 22 oktober 2018 gevoerde telefoongesprek heeft uitgelegd hoe de codering op de schermafbeelding te interpreteren is. Omdat het volgens [appellant] weinig zin heeft om 500 bladzijden met soortgelijke gegevens te scannen en te versturen wanneer vooraf niet duidelijk is of dit als bewijsstuk geaccepteerd wordt, heeft hij verder geen actie dienaangaande ondernomen. Van verzuim dat voor zijn rekening en risico komt is volgens hem dan ook geen sprake. [appellant] heeft verder opgemerkt dat de schermafbeelding overigens heel duidelijk aangeeft dat het gaat om behandelingen die behoren tot het deskundigheidsgebied van de fysiotherapeut, waarbij hij heeft toegelicht waar de daarop gebruikte afkortingen voor staan.

[appellant] betoogt tot slot dat er voor zelfstandige fysiotherapeuten die werkzaamheden in het buitenland verrichten geen passende hulp wordt geboden bij het aanleveren van bewijsstukken en dat sprake is van een verschil in behandeling tussen een fysiotherapeut die in Duitsland of in Nederland werkzaam is. Zo is er geen geschikt formulier beschikbaar en wordt de door hem overgelegde schermafbeelding door de minister genegeerd. Volgens [appellant] is de Commissie Buitenlands Gediplomeerden Volksgezondheid niet of onvoldoende geïnformeerd over de werkwijze van een fysiotherapeut in Duitsland. In dit verband heeft hij uiteengezet wat de werkwijze van een fysiotherapeut in Duitsland is.

5.1.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet heeft aangetoond dat hij tenminste 2.080 uren van de door hem gewerkte uren heeft verricht binnen het deskundigheidsgebied van de Nederlandse fysiotherapeut. De stelling dat een accountant zou hebben geverifieerd dat de door [appellant] verrichte werkzaamheden behoren tot dat deskundigheidsgebied, volgt de Afdeling niet. Dit blijkt niet uit de verklaring in de brief van 28 juli 2017. Daarin is weliswaar vermeld dat [appellant] sedert 1995 als zelfstandig fysiotherapeut werkzaam is maar verder is slechts vermeld dat hij in de jaren 2013 tot en met 2017 meer dan € 100.000,- aan inkomsten had uit zijn zelfstandige onderneming en dat hij, bij een uurloon van € 40,-, gemiddeld 2.500 uur per jaar zou hebben gewerkt. Informatie over de aard van de door [appellant] verrichte behandelingen wordt daarin niet gegeven. [appellant] kan verder niet worden gevolgd in zijn betoog over de door hem overgelegde schermafbeelding van gedeclareerde uren. Daargelaten dat deze schermafbeelding slechts als voorbeeld van zijn totale administratie dient en deze met uitleg van [appellant] kan worden gedecodeerd - dat is tussen partijen ook niet in geschil - dient een dergelijke uitdraai uit de eigen administratie en een eigen verklaring te worden ondersteund door objectief verifieerbaar bewijs. De minister heeft [appellant] daar vanaf de start van de aanvraagprocedure op gewezen. Zo had [appellant] bijvoorbeeld een eigen verklaring kunnen opstellen over de inhoud van zijn werkzaamheden en het aantal uren dat hij aan die werkzaamheden heeft besteed en deze laten verifiëren door een erkende accountant, administrateur of opdrachtgever. Ook de rechtbank heeft in dit kader overwogen dat [appellant] kennelijk wel bewijsstukken kan overleggen die mogelijk aantonen dat hij aan de vereisten voldoet, aangezien [appellant] op de zitting bij de rechtbank zelf heeft aangevoerd dat hij recepten ontvangt waaruit zou blijken welke behandeling hij mag geven en dat hij een uitdraai kan verstekken uit zijn eigen administratie waaruit de behandelingen volgen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het aan [appellant] is om een zorgvuldige administratie te voeren en alle van belang zijnde bewijsstukken te overleggen en dat het voor zijn rekening en risico komt indien hij dat heeft nagelaten. Ook in hoger beroep heeft [appellant] geen nadere bewijsstukken overgelegd, zodat niet tot een ander oordeel kan worden gekomen.

5.2.    De minister heeft zich in de schriftelijke uiteenzetting terecht op het standpunt gesteld dat het bij onvoldoende bewijs over de inhoud van de werkzaamheden niet meer van belang is of verklaring in de brief van 27 juli 2018 afkomstig is van een accountant en om hoeveel arbeidsuren op jaarbasis het in die verklaring gaat. Hetgeen [appellant] daarover heeft aangevoerd kan daarom in het midden worden gelaten.

5.3.    Tot slot is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de omstandigheid dat [appellant] werkzaamheden in Duitsland verricht, niet maakt dat voor hem andere regels gelden dan voor fysiotherapeuten die in Nederland werkzaam zijn. Dat sprake is van een verschil in behandeling is niet gebleken.

5.4.    Het betoog faalt.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.TH. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Koelewijn, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2021

 

BIJLAGE - wettelijk kader

 

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Artikel 3, eerste lid

Er worden registers ingesteld, waarin degenen die aan de daarvoor bij en krachtens deze wet gestelde voorwaarden voldoen, op hun aanvrage worden ingeschreven, onderscheidenlijk als: […] fysiotherapeut […].

Artikel 8, eerste en tweede lid

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de inschrijving in een bij de maatregel aangewezen register wordt doorgehaald indien na de in het tweede lid bedoelde datum een bij de maatregel aangegeven periode is verstreken.

2. De in het eerste lid bedoelde datum is de meest recente van de volgende data:

[...]

c. de naar aanleiding van een aanvrage van de ingeschrevene in het register aangetekende datum voorafgaande waaraan de ingeschrevene op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening werkzaamheden heeft verricht die wat betreft duur en spreiding over de in het eerste lid bedoelde periode voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 2 9

1. Tot het gebied van deskundigheid van de fysiotherapeut wordt gerekend het verrichten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven handelingen op het gebied van de fysiotherapie, voor zover zij liggen op het gebied van de geneeskunst.

2. Tot het gebied van deskundigheid van de fysiotherapeut wordt mede gerekend het verrichten van handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende diens gezondheidstoestand te bevorderen of te bewaken, welke overeenkomen met de krachtens het eerste lid omschreven handelingen, doch niet liggende op het gebied van de geneeskunst.

Besluit periodieke registratie Wet BIG

Artikel 2, eerste en tweede lid

1. Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de wet worden de volgende registers aangewezen:

[...]

b. het register van fysiotherapeuten;

[...]

2. De inschrijving in een register als bedoeld in het eerste lid, wordt doorgehaald indien na de desbetreffende in artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c, van de wet bedoelde datum een periode van vijf jaren is verstreken.

Artikel 3, eerste en tweede lid

1. De in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde werkzaamheden worden in de in artikel 2 bedoelde periode verricht gedurende minimaal 2080 uren, waarbij de werkzaamheden maximaal voor een periode van twee aaneengesloten jaren kunnen worden onderbroken. [...]

2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld inzake de

werkzaamheden die meetellen bij de berekening van het aantal uren waarbinnen werkzaamheden zijn verricht op het terrein van het desbetreffende beroep.

Regeling periodieke registratie Wet BIG

Artikel 3, eerste lid

1. De in artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de wet bedoelde werkzaamheden,

a. worden verricht binnen de individuele gezondheidszorg, bedoeld in artikel 1 van de wet, en

b. vallen binnen het deskundigheidsgebied van het beroep, bedoeld in hoofdstuk III van de wet, waarvoor betrokkene is ingeschreven in een register, en op het verrichten waarvan de opleiding tot dat beroep, bedoeld bij of krachtens hoofdstuk III van de wet, is gericht.

Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied fysiotherapeut

Artikel 5

1. De tot het gebied van deskundigheid van de fysiotherapeut te rekenen handelingen, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet, bestaan uit het:

a. herkennen van risicofactoren en symptomen bij de patiënt die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een aandoening waarvoor deskundigheid van een arts gewenst of noodzakelijk is en bij constatering daarvan verwijzen naar een arts;

b. onderzoeken van een patiënt op diens vermogens en gewoonten met betrekking tot houding en beweging alsmede op de aanwezigheid van stoornissen en beperkingen van diens steun- en bewegingsapparaat en de functioneel daarbij betrokken organen en regelsystemen en op basis van de verkregen gegevens vaststellen van de diagnose en zo nodig opstellen van een behandelplan;

c. behandelen van de patiënt door het toepassen van fysiotherapeutische methoden, strekkende tot het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen of beperkingen van het steun- en bewegingsapparaat en de daarbij betrokken organen en regelsystemen alsmede het normaliseren van het houdings- en bewegingsvermogen;

d. geven van advies aan de betrokken patiënt.

2. De fysiotherapeutische methoden, bedoeld in het eerste lid, onder c, omvatten:

a. bewegingstherapie, waaronder wordt verstaan het door de fysiotherapeut uitvoeren van bewegingen aan de patiënt of doen uitvoeren van bewegingen door de patiënt;

b. massagetherapie, waaronder wordt verstaan het methodisch toepassen van specifieke handgrepen aan het lichaam van de patiënt;

c. fysische therapie in engere zin, waaronder wordt verstaan het aan de patiënt toedienen van fysische prikkels, niet zijnde ioniserende stralen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature