U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 juni 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Uitspraak



202100285/1/V2.

Datum uitspraak: 2 september 2021

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 december 2020 in zaak nr. NL20.13378 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 21 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De vreemdeling heeft daarop gereageerd.

Overwegingen

Inleiding

1. De vreemdeling heeft de Armeense nationaliteit. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en daardoor in Armenië problemen heeft ondervonden. De staatssecretaris heeft het asielrelaas, waaronder de gestelde homoseksuele gerichtheid, ongeloofwaardig geacht. Deze uitspraak gaat over de vraag of de rechtbank de staatssecretaris hierin terecht is gevolgd.

Grieven

2. In de eerste grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er geen gebreken kleven aan het nader gehoor. De vreemdeling betoogt dat de staatssecretaris weliswaar vragen heeft gesteld over wat het voor hem betekende om homoseksueel te zijn in een land als Armenië, maar dat hij onvoldoende heeft doorgevraagd welke gevoelens hij daarbij had. De staatssecretaris had hem dan ook niet zonder meer mogen tegenwerpen dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in de eigen ervaringen en de persoonlijke beleving van zijn homoseksuele gerichtheid, aldus de vreemdeling.

2.1. De hiervoor bedoelde tegenwerping van de staatssecretaris stoelt in belangrijke mate op de vaststelling dat de vreemdeling heeft nagelaten concrete verklaringen over zijn gevoelens naar voren te brengen en in zijn verklaringen vooral feitelijke handelingen en omstandigheden beschrijft.

2.1.1. De staatssecretaris heeft in dit geval het zwaartepunt van de beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid gelegd bij de verklaringen van de vreemdeling over zijn eigen ervaringen, zoals de ontdekking dat hij "anders"/lhbti is, zijn persoonlijke beleving en de betekenis en gevolgen hiervan voor hem. Van de vreemdeling wordt in dit verband verwacht dat hij bijvoorbeeld kan verklaren over wat hij op belangrijke momenten dacht en voelde. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885, r.o. 6.4.4.

2.1.2. Uit het nader gehoor blijkt dat, zoals de rechtbank in haar beoordeling heeft betrokken, aan de vreemdeling over de eigen ervaringen verschillende vragen zijn gesteld. De vreemdeling heeft op deze vragen echter vooral feitelijke antwoorden gegeven. Zo heeft de vreemdeling op de vraag hoe hij omging met de wetenschap dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen geantwoord dat hij zichzelf heeft geaccepteerd zoals hij is, maar dat hij zich tegelijkertijd realiseerde dat hij anderen niet moest laten merken dat hij homoseksueel is. Op nadere vragen hoe de vreemdeling omging met zijn homoseksualiteit, gelet op de manier waarop daar in Armenië tegenaan wordt gekeken, heeft hij de vergelijking getrokken met het leven van een spion en onder meer verklaard dat een spion probeert niet op te vallen en dat zijn zorg was dat zijn homoseksualiteit geheim bleef. Gevraagd naar wat de vreemdeling over zijn partner […] kon vertellen, heeft hij onder meer verklaard hoe oud […] was, wat voor werk hij deed, waar hij woonde en heeft hij verteld over de familie van […].

2.1.3. De vreemdeling voert terecht aan dat, als de staatsecretaris van hem verwacht dat hij tijdens het nader gehoor meer inzicht had gegeven in zijn gevoelens, de staatssecretaris hierop had moeten doorvragen. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar de hiervoor genoemde uitspraak van 12 augustus 2020, onder 6.2, en de uitspraak van 5 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2706. Dat is in dit geval onvoldoende gebeurd. Het doorvragen op de gegeven antwoorden is temeer van belang, omdat de mate waarin iemand zijn gerichtheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen en niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Ook in Werkinstructie 2019/17 wordt, mede vanuit dit perspectief, het belang van doorvragen op de persoonlijke beleving en de persoonlijke betekenis van bepaalde gebeurtenissen benadrukt.

2.1.4. De staatssecretaris heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting gesteld dat de vreemdeling in zijn nader gehoor te weinig concrete antwoorden gaf die als vertrekpunt konden dienen voor een zinvolle vervolgvraag. Dat standpunt doet geen recht aan de hierboven genoemde verschillen tussen personen en de mate waarin iemand gewend is om over persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Ook zonder afbreuk te doen aan zijn authentieke verhaal, had op vele punten in het nader gehoor bij een louter feitelijk antwoord van de vreemdeling, de vraag gesteld moeten worden wat een en ander dan wel betekende voor hem of hoe hij een bepaalde situatie beleefde. De rechtbank had in het verslag van het bij de vreemdeling afgenomen nader gehoor dan ook aanleiding moeten zien voor de conclusie dat de staatsecretaris zich niet aan zijn eigen werkwijze in lhbti-zaken heeft gehouden.

2.1.5. De grief slaagt.

3. In de tweede en derde grief klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte is gevolgd in zijn standpunt dat de vreemdeling over onvoldoende kennis beschikt over de lhbti-gemeenschap en de positie van lhbti in Nederland en in Armenië. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt namelijk niet dat de vreemdeling de intentie heeft of heeft gehad om deel uit te maken van de lhbti-gemeenschap in Nederland of in Armenië. Uit zijn verklaringen komt naar voren dat hij als homoseksueel niet al te zeer naar buiten trad en dat hij op internet vooral heeft gezocht naar informatie over plekken buiten Armenië waar hij met zijn partner in veiligheid zou kunnen leven. Zonder nadere motivering valt dan ook niet in te zien waarom de staatssecretaris van de vreemdeling verwacht dat hij over specifiekere kennis beschikt dan dat de wetgeving in Nederland soepeler is, homoseksualiteit hier is toegestaan en geaccepteerd wordt, homoseksuelen in Nederland niet worden gediscrimineerd en hier kunnen trouwen, werken en studeren als ieder ander. Gelet op het beeld dat uit het nader gehoor oprijst, valt ook niet in te zien waarom de staatssecretaris van de vreemdeling verwacht dat hij op de hoogte is van het bestaan van datingsites en sociale netwerken die zich specifiek richten op de Armeense lhbti-gemeenschap en weet te verklaren over belangenorganisaties die zich in Armenië inzetten voor de rechten van lhbti. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grieven slagen.

Conclusie

4. De staatssecretaris moet een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verrichten en heeft in dit geval het zwaartepunt van de beoordeling gelegd bij de verklaringen van de vreemdeling over de persoonlijke beleving van zijn homoseksuele gerichtheid. Juist op dit punt heeft het nader gehoor niet op de juiste wijze plaatsgevonden. Bovendien heeft de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat van de vreemdeling meer kennis mocht worden verwacht over de lhbti-gemeenschap en de positie van lhbti in Nederland en in Armenië. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris zich niet deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde homoseksuele gerichtheid van de vreemdeling niet geloofwaardig is.

5. Het hoger beroep is gegrond. Wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd, kan onbesproken blijven. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 10 juni 2020 wordt vernietigd. Bij een nieuw te nemen besluit op de aanvraag zal de staatssecretaris de vreemdeling zo nodig opnieuw moeten horen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. 

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 december 2020 in zaak nr. NL20.13378;

III. verklaart het beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van 10 juni 2020, V-[…];

V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.618,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.

w.g. Sevenster

voorzitter

w.g. Prins

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2021

363


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature