U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.

Uitspraak



201906032/1/V1.

Datum uitspraak: 28 december 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

1.    de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

2.    [de vreemdeling],

appellanten,

tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 1 juli 2019 en haar einduitspraak van 19 juli 2019 in zaak nr. 18/7540 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2017 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.

Bij besluit van 2 oktober 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij tussenuitspraak van 1 juli 2019 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een in die uitspraak geconstateerd gebrek aan dat besluit te herstellen.

Bij brief van 10 juli 2019 heeft de staatssecretaris de rechtbank meegedeeld geen gebruik te maken van deze gelegenheid.

Bij einduitspraak van 19 juli 2019 heeft de rechtbank het tegen het besluit van 2 oktober 2018 door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de tussenuitspraak en de einduitspraak.

Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.W. Melchers, advocaat te Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een zienswijze naar voren gebracht.

De vreemdeling en de staatssecretaris hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.

Overwegingen

1.    De vreemdeling is op [geboortedatum] 1998 in Marokko geboren en heeft sinds 12 april 2010 rechtmatig verblijf in Nederland. Hij wil bij zijn ouders, broers en zussen in Nederland blijven. De staatssecretaris heeft zijn verblijfsvergunning ingetrokken, omdat hij onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven. De staatssecretaris heeft daarbij de zogenoemde glijdende schaal uit artikel 3.86 van het Vb 2000 toegepast. Deze uitspraak spitst zich toe op de vraag of die misdrijven het noodzakelijk maakten om het verblijf van de vreemdeling in Nederland uit te sluiten en of de staatssecretaris daarbij mag uitgaan van een uittreksel Justitiële Documentatie.

2.    Het incidenteel hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het incidenteel hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

3.    De door de staatssecretaris in de enige grief opgeworpen rechtsvraag over het beoordelingskader bij de intrekking van een verblijfstitel van een gezinslid om redenen van openbare orde, heeft de Afdeling bij uitspraak van 2 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2068, onder 9 en 12, beantwoord. Hieruit volgt dat intrekking wegens een veroordeling voor een strafbaar feit mag, als dat feit zo ernstig is of van dien aard dat het noodzakelijk is om het verblijf van de vreemdeling in Nederland uit te sluiten. Daarnaast moet de staatssecretaris een individuele beoordeling verrichten van de situatie van de desbetreffende vreemdeling, waarbij hij rekening moet houden met de aard en de hechtheid van de gezinsband, de duur van het verblijf in de lidstaat en het bestaan van familiebanden en culturele of sociale banden met het land van herkomst.

    De grief slaagt in zoverre.

3.1.    De vreemdeling betoogt in het nader stuk dat de door hem gepleegde misdrijven niet zo ernstig zijn. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 mei 2017 blijkt dat hij onherroepelijk is veroordeeld tot ruim acht maanden gevangenisstraf voor vijf misdrijven in de periode van juni 2014 tot en met juni 2016, vier daarvan met de maatschappelijke kwalificatie ‘inbraak in woning’. De staatssecretaris mag uitgaan van de juistheid van die kwalificaties, maar de vreemdeling kan dit weerleggen.

Dat heeft hij niet gedaan met het betoog dat de strafrechtelijke kwalificatie diefstal met braak is en kelderboxen, schuren en een brommer die op slot stond daaronder vallen. De vreemdeling heeft geen strafvonnis overgelegd waaruit blijkt dat het niet om woninginbraken ging. Dat de vreemdeling de meeste misdrijven in vereniging heeft gepleegd kan niet afdoen aan de ernst, zoals hij betoogt, omdat dit in het strafrecht een strafverzwarende omstandigheid is. Ook treft zijn stelling geen doel dat de maatschappelijke schade en het persoonlijke leed meevallen omdat woninginbraken vaak voorkomen. Woninginbraken in vereniging zijn gekwalificeerde misdrijven, die ingevolge artikel 311, derde lid, samen gelezen met het zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht met een aanmerkelijk hogere gevangenisstraf worden bedreigd dan eenvoudige diefstal, namelijk zes of negen jaar. Ook uit de opgelegde straf van ruim acht maanden gevangenis blijkt dat het ernstige strafbare feiten zijn. Daarbij komt dat de staatssecretaris terecht aanvoert dat de vreemdeling met de inbraken ernstige onrust en een gevoel van onveiligheid heeft veroorzaakt bij bewoners. Hoewel de vreemdeling de meeste misdrijven als minderjarige heeft gepleegd, was hij wel alweer zestien en zeventien jaar oud. Daarbij komt dat de vreemdeling zijn crimineel gedrag heeft voortgezet na het bereiken van de meerderjarige leeftijd. Bovendien is het ook voor een minderjarige ernstig strafbaar gedrag om woninginbraken in vereniging te plegen.

3.2.    Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat is voldaan aan de vereisten voor ernst en aard van het strafbare feit als bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van 12 december 2019, G.S. en V.G., ECLI:EU:C:2019:1072, punt 66.

Tot slot voert de vreemdeling aan dat de staatssecretaris het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel heeft geschonden. Dit betoog slaagt alleen al niet vanwege het feit dat de vreemdeling daarbij niet toelicht welke omstandigheden de staatssecretaris niet bij de in dat kader te verrichten individuele beoordeling heeft betrokken. Ook anderszins is uit het door de vreemdeling aangevoerde niet van schending van het evenredigheidsbeginsel gebleken.

3.3.    De grief slaagt.

4.    Het incidenteel hoger beroep is ongegrond. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraken van de rechtbank worden vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. Hoewel de vreemdeling in het nader stuk betoogt dat de staatssecretaris zijn verblijfsvergunning te vroeg heeft ingetrokken, moet dit betoog buiten beschouwing blijven, omdat er geen reden is waarom de vreemdeling dat betoog niet al bij de rechtbank kon aanvoeren.

De vreemdeling had dit uit het oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen wel moeten doen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het incidenteel hoger beroep ongegrond;

II.    verklaart het hoger beroep gegrond;

III.    vernietigt de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 1 juli 2019 en haar einduitspraak van 19 juli 2019 in zaak nr. 18/7540;

IV.    verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.   

w.g. Verbeek

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2020

282-862.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature