U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 16 april 2019 heeft de raad van de gemeente Dinkelland het bestemmingsplan "Zuidoost wand Commanderiegebouw" gewijzigd vastgesteld. Het plan heeft betrekking op het zuidoostelijk deel van het Commanderieplein, gelegen ten zuiden van het centrum van Ootmarsum. Op dat plein zijn sinds eind 2016 een zogeheten gasterij en een ambachtelijke brouwerij gevestigd. Vanwege het succes van de bierbrouwerij en de gasterij bestond er bij De Commanderie Ootmarsum behoefte om een derde gebouw te realiseren, aldus de plantoelichting. Het plan maakt een gebouw op het Commanderieplein mogelijk met een multifunctioneel karakter. In het gebouw wenst de initiatiefnemer een museum, een wellnessvoorziening in de vorm van een zogeheten bierspa en overnachtingsmogelijkheden in de vorm van zogeheten herbergkamers te realiseren.

Uitspraak



201904564/1/R3.

Datum uitspraak: 14 oktober 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, wonend te Ootmarsum, gemeente Dinkelland,

en

de raad van de gemeente Dinkelland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidoost wand Commanderiegebouw" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2020, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.Y. Rutjes, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Ter zitting is ook gehoord De Commanderie Ootmarsum B.V. en [belanghebbende], beide vertegenwoordigd door [gemachtigde].

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan heeft betrekking op het zuidoostelijk deel van het Commanderieplein, gelegen ten zuiden van het centrum van Ootmarsum. Op dat plein zijn sinds eind 2016 een zogeheten gasterij en een ambachtelijke brouwerij gevestigd. Vanwege het succes van de bierbrouwerij en de gasterij bestond er bij De Commanderie Ootmarsum behoefte om een derde gebouw te realiseren, aldus de plantoelichting.

    Het plan maakt een gebouw op het Commanderieplein mogelijk met een multifunctioneel karakter. In het gebouw wenst de initiatiefnemer een museum, een wellnessvoorziening in de vorm van een zogeheten bierspa en overnachtingsmogelijkheden in de vorm van zogeheten herbergkamers te realiseren.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Ontvankelijkheid

3.    De raad heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat het beroep, voor zover ingesteld door [appellant A], [appellant B] en [appellanten C] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat zij geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren hebben gebracht. Het beroep, voor zover ingesteld door R. en J. Diepenmaat moet volgens de raad ook niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat zij hun woning in eigendom hebben overgedragen.

3.1.    Op grond van de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen binnen deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.

    Het beroep is mede ingesteld door [appellant A], [appellant D], [appellant B], [appellanten C]. Zij hebben geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.

    Een belanghebbende kan geen beroep instellen tegen het besluit tot vaststelling van het plan indien hij over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Zie artikel 8:1 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:6 van de Awb, artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb en artikel 6:13 van de Awb.

    Deze omstandigheid doet zich niet voor. Dit betekent dat het beroep, voor zover ingesteld door [appellant A], [appellant D], [appellant B], [appellanten C] niet-ontvankelijk is.

3.2.    Ter zitting is bevestigd dat [appellanten E] hun woning hebben verkocht. Er is niet gesteld en het is ook niet gebleken dat zij nog procesbelang hebben bij een beoordeling van hun beroep. Om die reden is het beroep, voor zover ingesteld door [appellanten E], niet-ontvankelijk.

Beoordeling van het beroep

4.    [appellant] en anderen betogen dat zij ten onrechte niet in de gelegenheid zijn gesteld om te reageren op de na afloop van de zienswijzentermijn beschikbaar gekomen rapporten. Zij voeren aan dat zij pas op 1 april 2019 de beschikking hebben gekregen over deze rapporten, terwijl de vergadering waarin zij hun zienswijzen mondeling konden toelichten al op 2 april 2019 was en het bestemmingsplan op 16 april 2019 door de raad is vastgesteld.

4.1.    Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen vanaf 28 september 2018 tot en met 8 november 2018. Naar aanleiding van de door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienswijzen is een nader akoestisch onderzoek en een ecologische inventarisatie uitgevoerd en is onderzoek gedaan naar de behoefte aan de ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro). De resultaten van deze onderzoeken zijn neergelegd in het rapport "akoestisch onderzoek De Commanderie Ootmarsum B.V. te Ootmarsum" van 9 maart 2019 van Munsterhuis geluidsadvies, het rapport "Ecologisch inventarisatie Zuidoost wand Commanderieplein Ootmarsum" van 25 januari 2019 van BügelHajema en het rapport "laddertoets Commanderie Ootmarsum" van 7 maart 2019 van Stec Groep.

4.2.    Uit de Awb noch enige andere wettelijke bepaling volgt dat het college en de raad gehouden zijn indieners van zienswijzen door toezending dan wel terinzagelegging in kennis te stellen van stukken of gegevens met betrekking tot het plan die na de terinzagelegging van het ontwerp van het plan aan het college en de raad bekend worden. Onder omstandigheden kan echter uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van het plan aanleiding bestaan betrokkenen in kennis te stellen van dergelijke nadere stukken of gegevens en hun gelegenheid te bieden daarop te reageren.

4.3.    Uit de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan blijkt dat wat betreft de geluidsbelasting alleen is beoordeeld of het verkeer dat door de nieuwe ontwikkeling op het Commanderieplein wordt aangetrokken invloed heeft op de bestaande woningen in de omgeving van het plein. In het naar aanleiding van de zienswijze opgemaakte rapport is daarnaast ook het geluid afkomstig van de inrichting zelf bij het onderzoek betrokken.

    Uit de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan blijkt niet dat onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de met het plan voorziene ontwikkeling voor de natuurwaarden van het gebied. Dat onderzoek is pas gedaan naar aanleiding van de zienswijze.

    In de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan is, zoals is vermeld in het rapport van Stec Groep, een eerste (concept) onderbouwing gemaakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Er is geconcludeerd dat er een kwalitatieve behoefte bestaat. In het rapport van Stec Groep staat dat een uitgebreide en volledige kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling noodzakelijk is. De kwantitatieve beoordeling is pas in dat rapport gegeven.

4.4.    De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de rapporten dragend zijn voor de motivering van het bestreden besluit. De raad heeft deze rapporten pas op 1 april 2019 aan [appellant] en anderen toegestuurd, nadat zij daar verschillende keren om hadden gevraagd. De vergadering van de commissie Omgeving & Economie, waar het bestemmingsplan werd besproken, vond plaats op 2 april 2019 en de raadsvergadering, waarin het bestemmingsplan is vastgesteld, op 16 april 2019. Het lag het naar het oordeel van de Afdeling in de rede [appellant] en anderen in de gelegenheid te stellen op de rapporten te reageren. Dit heeft de raad ten onrechte niet gedaan. Het plan is dan ook vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.

4.5.    De Afdeling ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat [appellant] en anderen door dit gebrek niet zijn benadeeld. Zij hebben alsnog, in beroep, de gelegenheid gehad om inhoudelijk op de rapporten te reageren en hebben dat ook gedaan.

5.    [appellant] en anderen betogen dat de raad heeft gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel. Zij voeren aan dat is toegezegd dat in het bestemmingsplan, dat zou worden opgesteld na de vernietiging door de Afdeling van het bestemmingsplan "Commanderie Ootmarsum", zou worden afgezien van realisatie van een hotel op de huidige visvijver. Ter onderbouwing hebben [appellant] en anderen gewezen op verschillende verslagen van gesprekken tussen bewoners en ambtenaren en wethouders. [appellant] en anderen betogen voorts dat de raad in strijd met de met hen van de kant van de gemeente gemaakte afspraken alsnog met de vaststelling van het bestemmingsplan het eerdere door de Afdeling bij uitspraak van 10 december 2014 vernietigde bestemmingsplan wil doorvoeren.

5.1.    Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.

    Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval indien de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.

5.2.    Het Commanderieplein behoorde aanvankelijk tot het plangebied van het bestemmingsplan "Commanderie Ootmarsum" dat de raad bij besluit van 5 november 2013, gewijzigd op 24 april 2014, had vastgesteld. Dat plan voorzag onder meer in woningbouw, een hoteleiland, een brouwerij, een brasserie en ambachtelijke detailhandel. Dat plan is door de Afdeling bij uitspraak van 10 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4424, vernietigd.

    De raad heeft vervolgens op 3 november 2015 het bestemmingsplan "Ootmarsum, Commanderie" vastgesteld. Dat plan voorzag, voor zover van belang, in een gasterij en ambachtelijke bierbrouwerij op het Commanderieplein, twee vijvers en gronden met een groenbestemming. Eind 2016 is dit plan gerealiseerd.

5.3.    Zelfs indien wordt aangenomen dat er een toezegging is gedaan, die aan de raad kan worden toegerekend, als bedoeld onder 5.1, dan geldt dat die toezegging betrekking heeft op het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan "Ootmarsum, Commanderie". De door [appellant] en anderen bedoelde gesprekken in 2015 hebben betrekking op de voorbereiding van dat plan. Dat plan voorziet niet in een hotel op het Commanderieplein dan wel in een nieuw te realiseren eiland met hotel in de bestaande visvijvers. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van uitlatingen of gedragingen waaruit zij redelijkerwijs konden en mochten afleiden dat de raad na vaststelling van dit plan nooit medewerking zou verlenen aan een ander plan dat de bouw van een hotel in het plangebied mogelijk zou maken. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat in strijd met gemaakte afspraken alsnog hetzelfde mogelijk wordt gemaakt als eerder was opgenomen in het door de Afdeling vernietigde plan, merkt de Afdeling op dat het in deze procedure voorliggende plan niet hetzelfde mogelijk maakt als het destijds vernietigde bestemmingsplan "Commanderie Ootmarsum". In het in deze procedure aan de orde zijnde plan wordt geen hotel-eiland mogelijk gemaakt. De vijvers worden niet bebouwd, het hotel wordt gesitueerd als derde gebouw op het Commanderieplein, is kleiner van omvang en sluit aan bij de bestaande bebouwing. De Afdeling ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld.

    Het betoog faalt.

6.    [appellant] en anderen betogen dat de raad het plan niet had mogen vaststellen, omdat de initiatiefnemers geen draagvlakonderzoek hebben aangeleverd, zoals is vereist in de brief van het college van burgemeester en wethouders van 16 augustus 2017. Zij voeren aan dat omwonenden niet betrokken zijn geweest bij de voorgenomen uitbreiding van de activiteiten op het Commanderieplein en de totstandkoming van het plan. Er zijn alleen twee informatieavonden georganiseerd, aldus [appellant] en anderen.

6.1.    In de brief van het college van 16 augustus 2017, die een reactie is op het principeverzoek van de initiatiefnemers, staat dat het college heeft besloten om, onder voorwaarden, in principe medewerking te verlenen aan het verzoek van de initiatiefnemers. Eén van de voorwaarden is dat de initiatiefnemers een draagvlakonderzoek moeten aanleveren waaruit blijkt op welke wijze de direct omwonenden in de planvorming zijn betrokken.

6.2.    In de brief van 16 augustus 2017 staat dat de initiatiefnemers moeten laten zien op welke wijze de direct omwonenden bij de planvorming zijn betrokken. In de brief zijn geen eisen gesteld waaraan het onderzoek moest voldoen. In de toelichting op het plan staat dat er op 11 juli 2018 een informatieavond is georganiseerd, waar ongeveer 40 omwonenden en belangstellenden aanwezig waren. In de toelichting staat verder dat tijdens deze avond de exploitanten, de architect van het gebouw en de landschapsarchitect informatie hebben gegeven, dat de aanwezigen de gelegenheid is gegeven om vragen te stellen en opmerkingen te maken en door de deskundigen en toekomstige exploitanten zo volledig mogelijke antwoorden zijn gegeven ter verduidelijking. In het algemeen waren de meningen over het initiatief positief. Er zijn door de aanwezigen ook aandachtspunten meegegeven, aldus de toelichting.

    De Afdeling stelt voorop dat er geen wettelijke regeling is die draagvlak vereist als voorwaarde voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook de brief van 16 augustus 2017 stelt deze voorwaarde niet, nog daargelaten dat deze brief niet afkomstig is van de raad. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het besluit van de raad tot vaststelling van het plan in zoverre niet zorgvuldig tot stand is gekomen.

    Het betoog slaagt niet.

7.    [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd is met de zogeheten ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Zij voeren aan dat de behoefte aan de in het plan voorziene ontwikkeling niet is aangetoond. Volgens [appellant] en anderen heeft de raad zich niet kunnen baseren op het naar aanleiding van de zienswijze opgestelde rapport 'Laddertoets Commanderie Ootmarsum" van Stec Groep van 7 maart 2019. Zij wijzen erop dat het onderzoek van Stec Groep niet volledig is, aangezien er meer overnachtingsmogelijkheden zijn dan in het rapport is vermeld. In het rapport is ten onrechte alleen gekeken naar de overnachtingsmogelijkheden in Ootmarsum, aldus [appellant] en anderen. Zij wijzen er verder op dat het onderzoek slechts is gebaseerd op aannames over de bezettingsgraad van logiesverstrekkende bedrijven, welke aannames bovendien niet juist zijn.

7.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

7.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724), beoordeelt de Afdeling, als de beroepsgronden daartoe aanleiding geven en aan de hand daarvan, of de beschrijving van de behoefte in de toelichting, dan wel in de documenten waarnaar in de toelichting ter beschrijving van deze behoefte wordt verwezen, niet zo gebrekkig is of zodanige leemten in kennis of dusdanige onjuistheden vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. Hierbij acht de Afdeling van belang of een appellant voldoende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van de beschrijving van de behoefte naar voren heeft gebracht.

    Ten aanzien van in de toelichting, of in de documenten waarnaar in de toelichting ter beschrijving van de behoefte wordt verwezen opgenomen uiteenzettingen en berekeningen die zien op toekomstige ontwikkelingen, beoordeelt de Afdeling of hetgeen in beroep is aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de daarin neergelegde verwachtingen over deze ontwikkelingen niet zo afwijken van hetgeen redelijkerwijs is te verwachten dat het bestuursorgaan hier zijn besluitvorming niet op heeft mogen baseren.

7.3.    Om te onderbouwen dat aan de ontwikkeling waarin het plan voorziet een behoefte bestaat als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro heeft de raad gebruik gemaakt van het rapport van Stec Groep van 7 maart 2019.

    In hoofdstuk 4 van het rapport is de behoefte in kaart gebracht aan de hand van het toetsingskader van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Er is ingegaan op de drie functies die met het plan mogelijk worden gemaakt, te weten de herberg, bierspa en het museum. Het betoog van [appellant] en anderen in hun beroepschrift gaat alleen over de herberg- of ook wel hotelfunctie. In het rapport is geconcludeerd dat er een aantoonbare kwantitatieve en kwalitatieve behoefte bestaat aan de beoogde hotel-/herbergkamers.

7.4.    In het onderzoek is bezien in welk gebied ruimtelijke effecten van de beoogde ontwikkeling te verwachten zijn. Volgens het rapport is dat in de gemeenten Dinkelland, Tubbergen, Oldenzaal en Losser. [appellant] en anderen hebben dit niet bestreden. In het rapport is vervolgens met behulp van gegevens van HorecaDNA onderzocht wat het bestaande aanbod aan hotelkamers en bedden in die gemeenten is. In het rapport is, anders dan [appellant] en anderen aanvoeren, dus niet alleen gekeken naar het bestaande aanbod in Ootmarsum. Aangezien [appellant] en anderen niet gemotiveerd hebben bestreden dat de gegevens van HorecaDNA die Stec Groep heeft gebruikt, onvolledig zijn, volgt de Afdeling [appellant] en anderen daarom niet in hun stelling dat het rapport in zoverre onvolledig is.

7.4.1.    Stec Groep heeft, om de marktruimte voor hotelkamers te kunnen bepalen, bezien wat de bestaande bezettingsgraad is. Omdat geschikte gegevens over het verzorgingsgebied ontbreken, heeft Stec Groep de bezettingsgraad aan de hand van twee methoden vastgesteld. Bij de eerste methode heeft Stec Groep gebruik gemaakt van gegevens over het jaar 2017 van een groter gebied dan het verzorgingsgebied. Deze gegevens zijn afkomstig van Horwath, neergelegd in het rapport Hosta 2018. De bezettingsgraad is bij die methode 67,4%. Bij de tweede methode heeft Stec Groep gekeken naar een kleiner gebied en gebruik gemaakt van de gegevens over de toeristenbelasting van de gemeente Dinkelland over het jaar 2017. De bezettingsgraad is bij die methode 82,3%. Door deze bandbreedte te hanteren, kan er een betrouwbare inschatting van de marktruimte worden gemaakt, aldus het rapport. Stec Groep heeft vervolgens de bestaande en toekomstige vraag berekend en, aan de hand van de capaciteit aan kamers, berekend wat de resterende behoefte is aan hotelkamers in het gebied. Die behoefte is, uitgaande van een bezettingsgraad van 67,4%, 226 hotelkamers en, uitgaande van een bezettingsgraad van 82,3%, 487 hotelkamers. In het rapport is geconcludeerd dat er nog ruimte is om vijftien hotelkamers toe te voegen.

    Het college heeft in zijn verweerschrift en ter zitting erkend dat de methode, waarbij gebruik is gemaakt van gegevens over de toeristenbelasting niet juist is, omdat daarmee de bedbezettingsgraad en niet de kamerbezettingsgraad in beeld wordt gebracht, en dat aan die methode geen betekenis mag worden toegekend. Het heeft er evenwel op gewezen dat ook bij de andere methode, waarbij wordt uitgegaan van een bezettingsgraad van 67,4%, er (meer dan) voldoende marktruimte is om vijftien hotelkamers toe te voegen. Het college heeft in dit verband nog gewezen op recentere gegevens van Horwath, waaruit blijkt dat de bezettingsgraad in 2018 71,8% bedroeg.

    De Afdeling ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat in het rapport niet van de juiste gegevens is uitgegaan. [appellant] en anderen hebben niet gemotiveerd bestreden dat de gegevens die Stec Groep heeft ontleend aan Horwath en heeft gebruikt in de berekeningen niet juist zijn. De enkele stelling van [appellant] en anderen is daarvoor niet voldoende.

7.5.    Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de beschrijving van de behoefte in het rapport van Stec Groep niet zodanig gebrekkig is of niet zodanige leemten in kennis of dusdanige onjuistheden vertoont dat de raad zich hierop niet heeft mogen baseren. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat [appellant] en anderen de conclusie in het rapport dat er ook een kwalitatieve behoefte aan de ontwikkeling bestaat, niet gemotiveerd hebben bestreden, is de Afdeling van oordeel dat de raad toereikend heeft gemotiveerd dat aan de ontwikkeling waarin het plan voorziet een behoefte bestaat als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.

    Het betoog faalt.

8.    [appellant] en anderen betogen dat met het bestemmingsplan de bestaande groenbestemming deels wordt gewijzigd in de bestemming "Gemengd" met een bouwvlak en de mogelijkheid tot parkeren. Zij voeren aan dat dit in strijd is met de afspraken die zijn gemaakt met de omwonenden over de invulling van een groene afscheiding en de inrichting van de beekbegeleidingszone, die hen zouden beschermen tegen overlast van het gebruik van de gebouwen die met het bestemmingsplan "Ootmarsum, Commanderie" mogelijk zijn gemaakt.

8.1.    De Afdeling overweegt dat aan een voorheen geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend en dat de raad op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden kan vaststellen.

    De raad heeft zich in de Reactienota zienswijzen op het standpunt gsteld dat het gemeentelijke kwaliteitsteam heeft geadviseerd om het derde gebouw op het plein zo te positioneren dat het een afronding vormt van het plein. De realisatie van het derde gebouw vraagt, aldus de raad, een kleine aanpassing van het aangelegde beekdal en het ingeplante struweel. Volgens de raad wordt het beekdal een klein deel vergraven. Het struweel wordt echter versterkt door aanplant van (deels wintergroen) aanvullend struweel voor een betere afscherming van de gebouwen en als landschappelijke rand langs het beekdal. Door deze aanvullende groene invulling wordt het nieuwe gebouw op een zorgvuldige manier ingepast, aldus de raad.

8.2.    De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] en anderen geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet heeft mogen vaststellen en geen doorslaggevende betekenis heeft mogen toekennen aan het belang van de realisering van een derde gebouw op het plein. De Afdeling betrekt hierbij dat de raad heeft toegelicht dat het bestaande struweel weliswaar wordt aangepast, maar ook wordt versterkt waardoor een betere afscherming van de gebouwen ontstaat. De Afdeling overweegt in dit verband nog dat in de planregels een voorwaardelijke verplichting is opgenomen om de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied te beschermen. Artikel 4.5.3 van de planregels bepaalt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uitsluitend kan worden verleend indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

    Het betoog faalt.

9.    [appellant] en anderen betogen dat door de aan het perceel toegekende maximale bouwhoogte, het hoogteverloop en de omvang van het gebouw de zichtlijnen van de omwonenden naar het historisch stadsgezicht verdwijnen.

9.1.    Over de door [appellant] en anderen gestelde hoogte en omvang van het nieuwe gebouw heeft de raad zich in de Reactienota zienswijzen op het standpunt gesteld dat de door het plan mogelijk gemaakte bouwmassa aansluit bij de bestaande gebouwen. De bouwmogelijkheden sluiten, gelet op de omvang en situering van het bouwvlak en de maximaal mogelijk gemaakte bouwhoogte van 12 m goed aan bij de bestaande bebouwing op het plein.

    Over de door [appellant] en anderen gestelde aantasting van de zichtlijnen naar het historisch stadsgezicht heeft de raad zich in de Reactienota zienswijzen op het standpunt gesteld dat het vloerpeil van het geprojecteerde gebouw bewust lager ligt dan de woningen aan De Wildbaan en aansluit op het vloerpeil van de huidige gebouwen op het Commanderieplein. Door de positionering komt het gebouw niet westelijker te liggen dan de brouwerij en blijven de historische zichtlijnen vanuit de zuidelijke aanrijroute bestaan. Volgens de raad verandert het zicht voor het grootste deel van de bewoners van De Wildbaan op de historische bebouwing van de stad niet. Hij verwijst daarbij naar de visualisaties in het Beeldkwaliteitsplan. Voor enkele woningen zal er sprake zijn van een beperkte aanpassing van het zicht in de richting van de kerktorens in het centrum. Deze aanpassing is volgens de raad niet zodanig dat het niet in overeenstemming zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. De raad wijst er in dit verband op dat ook in de huidige situatie het zicht al wordt ontnomen door de oude houtwal met forse eikenbomen en het gebouw van de Gasunie. Volgens de raad past het plan in de omgeving en kan het zelfs een meerwaarde hebben voor de omgeving.

9.2.    Gelet op de omstandigheid dat de met het plan mogelijk gemaakte bebouwing voor slechts enkele bewoners aan De Wildbaan tot een aanpassing van de zichtlijnen leidt, maar, zoals de raad heeft gesteld en [appellant] en anderen niet hebben bestreden, deze zichtlijnen ook in de huidige situatie al beperkt zijn, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene bebouwing ruimtelijk inpasbaar is en niet zal leiden tot een onaanvaardbare verslechtering van het woon- en leefklimaat van deze bewoners.

    Het betoog faalt.

10.    [appellant] en anderen betogen dat de situering van het gebouw en het gebruik ervan ertoe leiden dat zij meer geluidsoverlast zullen ervaren. Zij voeren aan dat door het museum, de bierspa en evenementen op het plein meer mensen naar het gebied zullen worden getrokken, hetgeen voor geluidsoverlast zorgt. Zij wijzen erop dat in het rapport 'Akoestisch onderzoek De Commanderie Ootmarsum BV te Ootmarsum' van Munsterhuis Geluidsadvies van 9 maart 2020 wordt bevestigd dat ter hoogte van de woning op het perceel De Wildbaan 32 een toename van de geluidsoverlast is te verwachten.

10.1.    In reactie op de ingediende zienswijzen heeft de raad een akoestisch onderzoek laten verrichten. De raad heeft in de Reactienota zienswijzen naar dat onderzoek verwezen.

    Het akoestisch onderzoek richt zich op het bepalen van de geluidsbelastingen ten gevolge van de activiteiten van de Commanderie ter plaatse van de woningen in de omgeving. In het geluidsrapport staat dat uit de berekeningen over de directe hinder blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van de meeste woningen aan de Wildbaan met ongeveer 1 tot 4 dB(A) wordt verlaagd door de afscherming die wordt veroorzaakt door het nieuwe gebouw. Alleen bij de woning aan De Wildbaan 32 wordt het geluidniveau met maximaal 0,3 dB(A) verhoogd, aldus het rapport. Concluderend is in het rapport vermeld dat de normen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) ter plaatse van de woningen niet worden overschreden.

10.2.    De raad heeft in het kader van goede ruimtelijke ordening voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het geluidniveau gekeken naar de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Deze grenswaarden, opgenomen in artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, bedragen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A) op de gevel van gevoelige gebouwen voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode en voor het maximale geluidsniveau 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) op de gevel van gevoelige gebouwen voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.

10.3.    De Afdeling stelt voorop dat de door [appellant] en anderen bedoelde evenementen op het Commanderieplein mogelijk zijn gemaakt in het plan "Ootmarsum, Commanderie". De door [appellant] en anderen gevreesde geluidsoverlast als gevolg daarvan laat de Afdeling daarom buiten beschouwing.

    [appellant] en anderen wijzen er in beroep weliswaar terecht op dat in het geluidsrapport is vermeld dat het plan zal leiden tot een toename van de geluidsbelasting ter hoogte van de woning op het perceel De Wildbaan 32, maar dat laat onverlet dat, zoals blijkt uit het rapport, ter hoogte van die woning de normen uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en maximale geluidniveau niet worden overschreden.

    De Afdeling ziet daarom in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot onaanvaardbare geluidoverlast ter plaatse van de woningen van [appellant] en anderen.

    Het betoog faalt.

Conclusie

11.    Het beroep is ongegrond.

12.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Het beroep is weliswaar ongegrond, maar omdat - zoals onder 4.5 is overwogen - een gebrek aan het besluit van 16 april 2019 met toepassing van artikel 6:22 van de Awb is gepasseerd, moet de raad de door [appellant] en anderen voor de behandeling van het beroep gemaakte kosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep niet-ontvankelijk, voor zover het is ingesteld door [appellant A], [appellant D], [appellant B], [appellanten C], [appellanten E];

II.    verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

III.    veroordeelt de raad van de gemeente Dinkelland tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 234,16 (zegge: tweehonderdvierendertig euro en zestien cent), met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.   

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2020

473.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature