U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Op 12 september 2011 is aan [appellant] een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Omdat sinds die datum de termijn van vijf jaren is verstreken, is een hernieuwd veiligheidsonderzoek naar hem ingesteld op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: de Wvo).

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



201805212/1/A3.

Datum uitspraak: 27 maart 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2018 in zaak nr. 17/6467 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2017 heeft de minister de aan [appellant] verleende verklaring van geen bezwaar ingetrokken.

Bij besluit van 28 september 2017 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 mei 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 maart 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr. A. Comans, advocaat te Amsterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. L. Bertels, zijn verschenen. Ter zitting heeft [appellant] de Afdeling mondeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht .

Overwegingen

Inleiding

1.    Op 12 september 2011 is aan [appellant] een verklaring van geen bezwaar afgegeven. Omdat sinds die datum de termijn van vijf jaren is verstreken, is een hernieuwd veiligheidsonderzoek naar hem ingesteld op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: de Wvo). Op 13 oktober 2016 is hij door Rotterdam The Hague Airport aangemeld bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) voor een veiligheidsonderzoek in verband met een door [appellant] geambieerde vertrouwensfunctie op een Nederlandse burgerluchthaven. Bij besluit van 3 mei 2017 heeft de minister besloten de aan [appellant] verleende verklaring van geen bezwaar in te trekken. Volgens de minister zijn er onvoldoende waarborgen dat hij de vertrouwensfunctie in alle opzichten naar behoren zal vervullen. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de minister, overeenkomstig het advies van de Bezwarencommissie Veiligheidsonderzoeken, ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

2.    De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een wettelijke basis is voor het veiligheidsonderzoek en dat het besluit voldoende is gemotiveerd. Uit het Justitieel Documentatie Systeem volgt dat [appellant] op 24 oktober 2016 een transactie is aangegaan van  € 16.000,00 wegens verdenking van valsheid in geschrifte gepleegd op 19 april 2013, hetgeen volgens de rechtbank binnen de beoordelingstermijn valt. Door het aangaan van een transactie kan de verdenking niet worden weggenomen en kan het veiligheidsrisico dat daarvan uitgaat niet worden uitgesloten. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de vraagstelling in het formulier "opgave persoonlijke gegevens: Veiligheidsonderzoek B - Burgerluchtvaart" (hierna: het OPG-formulier) niet onduidelijk is en dat het voor [appellant] duidelijk had kunnen zijn dat zijn contact met de FIOD, waarbij hij gehoord is naar aanleiding van de verdenking van valsheid in geschrifte en het akkoord gaan met een transactievoorstel van het OM, contacten zijn met justitiële autoriteiten over de verdenking van een strafbaar feit. De minister heeft [appellant] daarom terecht tegengeworpen dat hij het formulier onjuist heeft ingevuld. Van strijd met het motiveringsbeginsel is volgens de rechtbank dan ook geen sprake en volgens de rechtbank is niet gebleken dat de minister niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om van zijn bevoegdheid gebruik te maken en de verklaring van geen bezwaar in te trekken.

Beoordeling gronden

3.    [appellant] betoogt dat het aangaan van een transactie niet heeft mogen leiden tot intrekking van de verklaring van geen bezwaar. Volgens hem is bovendien sprake van bijzondere omstandigheden die afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. Daartoe voert hij aan dat hem volgens de concept-tenlastelegging wordt verweten dat hij op of omstreeks 19 april 2013 een vaststellingsovereenkomst valselijk heeft opgemaakt of vervalst en op of omstreeks die datum opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse vaststellingsovereenkomst. Volgens [appellant] is deze tenlastelegging uitgebracht naar aanleiding van het oordeel van het gerechtshof dat de vaststellingsovereenkomst vals was. Hij heeft zich daartegen niet kunnen verdedigen. Hij betoogt dat de overeenkomst in 2005, in informele termen, is gesloten. In 2013 is deze overeenkomst op een formelere wijze vastgelegd en is deze door juridisch adviseurs anders getypeerd. De pleegdatum is daarom niet 2013, maar 2005, zodat het antecedent niet meer actueel is. Na het oordeel in de belastingzaak is hij moegestreden akkoord gegaan met het transactievoorstel van het Openbaar Ministerie. Volgens [appellant] is evenwel geen sprake van een ernstig vergrijp. Van een criminele intentie die in de weg staat aan een verklaring van geen bezwaar is volgens hem geen sprake. Voorts wijst [appellant] erop dat hij als piloot slechts toegang heeft tot een beperkt gedeelte van het vliegveld, dat het slechts gaat om een beperkt aantal vliegbewegingen en dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld. Gelet hierop is volgens hem onvoldoende gemotiveerd waarom het antecedent niet verenigbaar is met een vertrouwensfunctie in de burgerluchtvaart.

3.1.    [appellant] is een privépiloot van een vliegtuig dat gestationeerd is op de burgerluchthaven Rotterdam The Hague Airport. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de luchthaven op grond van artikel 1, derde lid, van de Wvo als zijn werkgever moet worden aangemerkt. De toegangspas geeft [appellant] regulier toegang tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van die luchthaven. Functies waarbij dergelijke toegang wordt gegeven, zijn, gelet op artikel 1 (SRA) van het Besluit van 15 maart 2006 houdende aanwijzing van vertrouwensfuncties ten behoeve van de beveiliging burgerluchtvaart (hierna: het Besluit) aangewezen als vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wvo . Dat [appellant] slechts toegang heeft tot een beperkt gedeelte van de luchthaven en dat het slechts om een beperkt aantal vliegbewegingen gaat, doet daar niet aan af. Ook de omstandigheid dat [appellant] vliegt met een vliegtuig onder Amerikaanse registratie en geen deel uitmaakt van bemanning van een Nederlands luchtvaartuig, maakt niet dat de functie niet valt onder het bepaalde in artikel 1 van het Besluit.

3.2.    [appellant] is op 24 oktober 2016 een transactie van € 16.000,- aangegaan met het Openbaar Ministerie wegens verdenking van valsheid in geschrifte. In artikel 1, tweede lid, van de Beleidsregel vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken op de burgerluchthavens wordt valsheid in geschrifte expliciet genoemd als justitieel gegeven waarop bij het afgeven van een verklaring van geen bezwaar in het bijzonder moet worden gelet. Volgens het eerste lid van dat artikel moet bij de beoordeling rekening worden gehouden met de zwaarte van de opgelegde straf of maatregel. Het transactiebedrag ligt ruim boven de in het besluit van 3 mei 2017 genoemde grens vanaf welke een transactie volgens de geldende gedragslijn wordt aangemerkt als voldoende zwaar om de afgifte van een verklaring van geen bezwaar te weigeren. De pleegdatum is blijkens de concept-tenlastelegging 19 april 2013. In het veiligheidsonderzoek is deze datum bepalend, omdat het strafrechtelijk verwijt van valsheid in geschrifte ziet op de op die datum opgemaakte vaststellingsovereenkomst, en niet op het onderliggende feitencomplex dat de (in)directe aanleiding vormde voor het opstellen van die overeenkomst. Aldus is sprake van een strafbaar feit dat binnen de beoordelingstermijn van acht jaar valt. De persoonlijke dan wel zakelijke overwegingen van [appellant] die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het aangaan van zowel de vaststellingsovereenkomst als de transactie, maken het voorgaande niet anders. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat, hoewel het aangaan van een transactie niet gelijkstaat aan een schuldbekentenis, men zich daarmee wel onttrekt aan een inhoudelijke toetsing van de beschuldiging door de rechter. De verdenking kan niet worden weggenomen en daardoor kan ook het veiligheidsrisico dat daarvan uitgaat niet worden uitgesloten. Van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid, is dan ook geen sprake.

3.3.    Het betoog faalt.

4.    Verder betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij het OPG-formulier onjuist heeft ingevuld, dat de vraagstelling in het OPG-formulier niet onduidelijk is en dat het voor hem duidelijk had kunnen zijn dat zijn contact met de FIOD, waarbij hij gehoord is naar aanleiding van de verdenking van valsheid in geschrifte en dat het akkoord gaan met het transactievoorstel van het Openbaar Ministerie contacten zijn met justitiële autoriteiten over de verdenking van een strafbaar feit. Daartoe voert [appellant] aan dat hij ten tijde van het invullen van het formulier niet het vermoeden had dat het feit waarover hij was gehoord, een strafbaar feit was. Als met de vraagstelling was beoogd te vernemen of de aanvrager gehoord was als verdachte van een strafbaar feit, dan wel of hij contacten had gehad met politie of justitie als verdachte ter zake, dan had dat volgens hem in de vraagstelling tot uitdrukking moeten worden gebracht. Voorts heeft de rechtbank volgens hem miskend dat de transactie op 13 oktober 2016, toen de aanvraag is gedaan, nog geen feit was.

4.1.    [appellant] heeft op 20 september 2016 op het OPG-formulier bij de vraag of hij of zijn partner ooit in aanraking is geweest met politie of justitie in verband met een strafbaar feit, geantwoord dat er geen contacten van hem dan wel zijn partner zijn geweest met de politie of justitie over feiten waarvan hij weet of vermoedt dat ze strafbaar zijn. Hoewel [appellant] ten tijde van het invullen van het OPG-formulier nog niet de transactie met het Openbaar Ministerie was aangegaan, was hij wel reeds door de FIOD als verdachte gehoord wegens valsheid in geschrifte. De stelling van [appellant] dat hij niet wist of vermoedde dat dit contact met de FIOD over een strafbaar feit ging, is onaannemelijk. Een verhoor als verdachte door een opsporingsinstantie als de FIOD vindt uitsluitend plaats in het kader van een onderzoek naar een strafbaar feit, hetgeen volgens de minister ook uitdrukkelijk aan [appellant] kenbaar is gemaakt. [appellant] is in die procedure bovendien bijgestaan door zijn raadsman. Het feit dat hij zelf van mening is dat hij niets strafbaars heeft gedaan, kan zijn ontkennende antwoord op de vraag in het OPG-formulier omtrent zijn justitiële contacten niet rechtvaardigen. De Afdeling acht de vraagstelling voldoende duidelijk en niet voor verschillende uitleg vatbaar.

4.2.    Het betoog faalt.

Conclusie

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Van Deventer-Lustberg

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2019

587.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature