Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft het college zijn beslissing om op 27 september 2018 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de Gemeente Den Haag (hierna: Afvalstoffenverordening 2010) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€126,00) voor rekening van [appellant] komen.

Uitspraak



201900264/1/A1.

Datum uitspraak: 13 november 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2018 heeft het college zijn beslissing om op 27 september 2018 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de Gemeente Den Haag (hierna: Afvalstoffenverordening 2010) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€126,00) voor rekening van [appellant] komen.

Bij besluit van 6 december 2018 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2019, waar het college, vertegenwoordigd door mr. B. Kaptein-van Beest, is verschenen.

Overwegingen

1.    Op 27 september 2018 heeft een toezichthouder van de gemeente op de Sillestraat ter hoogte van nummer 25 naast de inzamelvoorziening een doos aangetroffen. Op de doos zat een etiket met de naam en het adres van [appellant]. Het college heeft hem daarom aangemerkt als overtreder ten laste van wie de kosten van de bestuursdwang kunnen worden gebracht.

2.    [appellant] betoogt dat hij niet de overtreder is. Hij stelt dat hij niet degene is geweest die de aangetroffen doos naast de container heeft gezet. Hij heeft de doos bij de vuilniszakken neergezet voor de deur van zijn woning op het adres [locatie]. Hij weet niet hoe de doos naast de container is terechtgekomen. Wellicht heeft een derde de doos meegenomen en verplaatst, aldus [appellant].

2.1.    Artikel 5:1, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt."

    Artikel 5:25, eerste lid, luidt:

"De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen."

    Artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 luidt: "Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt."

    Artikel 9, eerste lid, luidt:

"Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid, een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot."

    Artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit luidt:

"Op grond van artikel 4 van de verordening worden de volgende inzamelmiddelen en voorzieningen aangewezen voor:

[…]

4. Oud papier en karton: de vanwege de gemeente verstrekte minicontainers, benevens de vanwege de gemeente geplaatste bovengrondse en ondergrondse containers;

[…]"

2.2.    Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432.

2.3.    Niet in geschil is dat de doos van [appellant] afkomstig is, zodat het college er vanuit mocht gaan dat [appellant] overtreder is, tenzij hij aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die de doos verkeerd ter inzameling heeft aangeboden. [appellant] heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Daarmee heeft hij in strijd met artikel 9 van de Afvalstoffenverordening 2010, gelezen in samenhang met artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit, gehandeld. De door [appellant] gestelde omstandigheid dat de gemeente grofvuil niet dezelfde dag dat het aan de straat is gezet heeft opgehaald, laat onverlet dat [appellant] gehouden is om zijn huisvuil op de juiste wijze aan te bieden.

2.4.    Gelet op het voorgaande heeft het college [appellant] terecht als overtreder aangemerkt en een gedeelte van de kosten van de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang op hem verhaald.

    Het betoog faalt.

3.    [appellant] betoogt voorts dat de door het college in rekening gebrachte kosten voor de toepassing van bestuursdwang onredelijk hoog zijn en dat het college niet heeft onderbouwd hoe dit bedrag tot stand is gekomen.

3.1.    De Afdeling overweegt onder verwijzing naar haar uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:309 dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang niet alleen bestaan uit de kosten voor het feitelijk verwijderen van de op onjuiste wijze ter inzameling aangeboden doos, maar ook uit onder meer de kosten voor het onderzoeken van de inhoud van de doos en het opstellen van een rapportage, afgezet tegen het aantal daaraan bestede minuten. In het door [appellant] gestelde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de in rekening gebrachte kosten onredelijk hoog zijn.

    Het betoog faalt.

4.    [appellant] betoogt dat vanwege zijn lage inkomen de kosten niet of niet geheel bij hem in rekening konden worden gebracht.

4.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1245) gaan bestuursdwang en kostenverhaal als regel samen. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Verder kunnen andere bijzondere omstandigheden het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal. Van bijzondere omstandigheden die aanleiding geen voor het oordeel dat geheel of gedeeltelijk van kostenverhaal moet worden afgezien is geen sprake.

    Het betoog faalt.

5.    Het beroep is ongegrond.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Pans    w.g. Soede

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2019

270-935.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature