Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 11 augustus 2017 heeft de staatssecretaris [appellant] een boete opgelegd van € 5.400,- wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wmm).

Uitspraak



201808021/1/A3.

Datum uitspraak: 22 mei 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], handelend onder de naam [bedrijf], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 augustus 2018 in zaak nr. 18/550 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Procesverloop

Bij besluit van 11 augustus 2017 heeft de staatssecretaris [appellant] een boete opgelegd van € 5.400,- wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wmm).

Bij besluit van 21 december 2017 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 augustus 2018 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2019, waar [appellant], bijgestaan door mr . dr. G.P. Dayala, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. W.J. Edens, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW hebben op 10 december 2016 een controle uitgevoerd op de locatie waar [appellant] zijn kapsalon heeft gevestigd. Tijdens die controle hebben zij waargenomen dat [persoon] kapperswerkzaamheden verrichtte. Het vervolgens door een arbeidsinspecteur van de Inspectie SZW op ambtsbelofte opgemaakte boeterapport van 4 juli 2017 houdt in dat [appellant] [persoon] van 7 augustus 2016 tot en met 10 december 2016 arbeid heeft laten verrichten. In de administratie van de werkgever stond geen werknemer vermeld en er was geen loonadministratie en arbeidstijdenregistratie.

    De staatssecretaris heeft [appellant] gevorderd bescheiden te verstrekken die zien op het over de periode augustus 2016 tot en met december 2016 uitbetaalde loon, de hoogte daarvan, de over die periode uitgekeerde vakantiebijslag en het aantal uren dat in die periode is gewerkt door [persoon]. Aan deze vordering is niet voldaan. Daarvoor is een boete van € 5.400,- opgelegd.

2.    [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de staatssecretaris gelet op de feiten en omstandigheden tot de conclusie kon komen dat het redelijk vermoeden bestond dat [persoon] arbeid verrichte in de kapperszaak van [appellant]. [persoon] was enkel in de kapperszaak aanwezig omdat hij van plan was deze over te nemen.

2.1.    Uit het boeterapport van 4 juli 2017 blijkt het volgende. Op 10 december 2016 is [persoon] in de kapperszaak van [appellant] aangetroffen terwijl hij kapperswerkzaamheden verrichtte. [persoon] heeft zelf verklaard dat hij sinds 7 augustus 2016 klanten hielp in de kapperszaak en dat hij daar geld voor kreeg. [appellant] heeft verklaard dat de verklaring van [persoon] klopt, behalve op het punt van de betaling.

3.    De rechtbank heeft gemotiveerd waarom de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat op grond van feiten en omstandigheden het redelijk vermoeden bestond dat [persoon] arbeid heeft verricht ten behoeve van de onderneming van [appellant]. Ook heeft de rechtbank gemotiveerd waarom de door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden niet leiden tot een ander oordeel. [appellant] heeft in hoger beroep geen andere gronden aangevoerd dan bij de rechtbank. De Afdeling vindt het oordeel van de rechtbank juist.

4.    [appellant] betoogt voorts dat de boete voor matiging in aanmerking komt omdat zijn zaak onevenredig wordt getroffen en zijn onderneming in een financiële noodsituatie komt te verkeren.

4.1.    Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9509) bestaat reden tot matiging van de opgelegde boete indien op basis van de door de beboete werkgever overgelegde financiële gegevens moet worden geoordeeld dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen.

    Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank zijn financiële situatie bij haar beoordeling betrokken. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] door alleen stukken van de Belastingdienst over zijn inkomen in 2015 en 2016 over te leggen, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn onderneming door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen. Zo heeft hij de belastingaangiftes over die jaren niet overgelegd. Hoewel [appellant] aanvoert dat de kapsalon de afgelopen zeven maanden geen inkomen heeft gegenereerd omdat hij vanwege de gezondheidssituatie van zijn vader in het buitenland heeft verbleven, heeft hij dit niet gestaafd. De Afdeling ziet in de financiële situatie van [appellant] dan ook geen reden tot matiging van de boete. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.

    Zoals de staatssecretaris ter zitting naar voren heeft gebracht is op 6 november 2018 de Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag 2018 in werking getreden. Op grond van deze beleidsregel bepaalt de minister de hoogte van de bestuurlijke boete. Op 24 november 2018 is de beleidsregel met terugwerkende kracht tot 6 november 2018 gewijzigd in verband met een drukfout. In deze beleidsregel zijn de boetebedragen voor een overtreding van artikel 18b, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wmm verlaagd.

4.2.        Op grond van artikel 5:46, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gelezen in samenhang met artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht dient, bij verandering van wetgeving, de voor de overtreder gunstigste bepaling te worden toegepast. De Afdeling ziet daarom aanleiding voor het oordeel dat een matiging van de bestuurlijke boete naar  € 4.500,00 passend en geboden is.

5.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 21 december 2017 van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal de bestuurlijke boete vaststellen op € 4.500,00 en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

6.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het hoger beroep gegrond;

II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 23 augustus 2018 in zaak nr. 18/550;

III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.    vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 december 2017, kenmerk WBJA/ABWA/1.2017.1620.001/bob;

V.    bepaalt dat de bestuurlijke boete wordt gesteld op € 4.500,00 (zegge: vierduizend vijfhonderd euro);

VI.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII.    veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.048,00 (zegge: tweeduizend achtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 423,00 (zegge: vierhonderddrieëntwintig euro) voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt;

Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Van Eck    w.g. Rietberg

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2019

725.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature