Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij brief aan de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft de vreemdeling de rechtbank verzocht om herziening van de uitspraak van 23 juni 2014 in zaak nr. 14/3814.

Uitspraak



201605831/1/V3.

Datum uitspraak: 10 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht ; hierna: de Awb ) op het verzoek van:

[de vreemdeling],

verzoeker,

om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4814.

Procesverloop

Bij brief aan de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft de vreemdeling de rechtbank verzocht om herziening van de uitspraak van 23 juni 2014 in zaak nr. 14/3814.

Bij uitspraak van 17 juni 2016 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het door de vreemdeling ingediende verzoek om herziening kennis te nemen. Bij brief van 27 juli 2016 heeft de rechtbank dat verzoek aan de Afdeling doorgezonden.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.    Op het tegen voormelde uitspraak van 23 juni 2014 ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 10 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4814, beslist. De rechtbank heeft het verzoek van de vreemdeling daarom terecht aangemerkt als een verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling, waarop de Afdeling moet beslissen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4821).

2.    Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan een onherroepelijk geworden uitspraak worden herzien op grond van in deze bepaling nader omschreven feiten en omstandigheden. Hetgeen in het verzoek is gesteld, valt niet aan te merken als een feit of omstandigheid, als bedoeld in die bepaling, reeds omdat niet wordt voldaan aan de daarin onder c. vermelde voorwaarde.

3.    Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, griffier.

w.g. Van der Spoel    w.g. Van Roosmalen

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017

53.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature