U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij gezamenlijk besluit van 28 juni 2016 hebben de colleges de veiligheidscontour Industriegebied Dow, Mosselbanken en Logistiek Park vastgesteld.

Uitspraak



201606237/1/R2.

Datum uitspraak: 10 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Hoek, gemeente Terneuzen,

en

het college van gedeputeerde staten van Zeeland en het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: de colleges),

verweerders.

Procesverloop

Bij gezamenlijk besluit van 28 juni 2016 hebben de colleges de veiligheidscontour Industriegebied Dow, Mosselbanken en Logistiek Park vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De colleges hebben een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2017, waar [appellant], het college van gedeputeerde staten van Zeeland, vertegenwoordigd door A. Arens, en het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, vertegenwoordigd door ing . A. Linderbergh en mr. L. de Later, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij het bestreden besluit hebben de colleges op grond van artikel 14, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) een veiligheidscontour vastgesteld rond het Industriegebied Dow, Mosselbanken en Logistiek Park. [appellant] woont aan de [locatie] te Hoek en exploiteert daar een dierenpension, met enkele daaraan verbonden activiteiten. Zijn perceel ligt buiten het industriegebied, maar binnen de vastgestelde veiligheidscontour. [appellant] vreest dat de vaststelling van de veiligheidscontour zijn bedrijfsvoering zal belemmeren en in de weg zal staan aan een toekomstige verkoop van zijn bedrijf.

De relevante artikelen uit het Bevi en het bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen", vastgesteld door de raad van de gemeente Terneuzen bij besluit van 7 juli 2015, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Gevolgen voor bedrijfsvoering

2. [ appellant] betoogt dat het bestreden besluit de voorzetting van het dierenpension door hemzelf dan wel door een toekomstige andere exploitant onmogelijk maakt. Hij voert aan dat een dierenpension een zogenoemd beperkt kwetsbaar object is binnen de veiligheidscontour. Door een omissie is het dierenpension met de daaraan verbonden activiteiten volgens hem niet als zodanig bestemd in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen", hoewel voor de huidige 300 m² aan bedrijfsbebouwing en de huidige bedrijfsactiviteiten al jaren geleden een bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning voor het bouwen) is verleend. [appellant] stelt dat het gemeentebestuur van Terneuzen dit erkent en een procedure heeft gestart om het dierenpension alsnog als zodanig te bestemmen in een zogenoemd postzegelbestemmingsplan. De veiligheidscontour is ten onrechte vastgesteld voordat dit postzegelbestemmingsplan is vastgesteld en zal aan het alsnog vaststellen daarvan in de weg staan, zo stelt [appellant].

2.1.

De colleges stellen zich eveneens op het standpunt dat het dierenpension een beperkt kwetsbaar object is binnen de veiligheidscontour. Het bestreden besluit staat volgens hen echter niet in de weg aan de voortzetting of verkoop van het bedrijf. Het dierenpension is ter plaatse legaal gevestigd en alle aanwezige bedrijfsgebouwen zijn legaal opgericht middels een bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning voor bouwen). De exploitatie van het dierenpension met enkele bedrijfsactiviteiten als waarvan ter plaatse sprake is, is als zodanig bestemd in het bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen". In de bijlage bij dat bestemmingsplan is alleen een te klein oppervlak aan bedrijfsgebouwen opgenomen ten behoeve van het dierenpension. Volgens de colleges bestaat het voornemen een postzegelbestemmingsplan vast te stellen waarin dit alsnog wordt rechtgezet. De vaststelling van het postzegelbestemmingsplan staat echter los van de vaststelling van de veiligheidscontour, zo stellen de colleges.

2.2.

De gevolgen van de vaststelling van de veiligheidscontour staan in artikel 10, tweede lid, van het Bevi. Uit deze bepaling volgt dat de vaststelling van de veiligheidscontour geen gevolgen heeft voor het geldende planologische regime voor het perceel van [appellant] of de geldende toestemmingen die zijn verleend voor diens bedrijfsvoering.

De Afdeling ziet zich, gelet op hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, voor de vraag gesteld of de vaststelling van de veiligheidscontour er aan in de weg staat dat de raad bij de vaststelling van een volgend planologisch regime het dierenpension van [appellant] met de bijbehorende bedrijfsbebouwing en activiteiten als zodanig kan bestemmen. Daarover overweegt de Afdeling het volgende.

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bevi, voor zover hier van belang, mag geen bestemmingsplan worden vastgesteld voor gronden binnen de veiligheidscontour waarin de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten mogelijk wordt gemaakt, tenzij dat voorheen reeds mogelijk was. Vast staat dat het dierenpension binnen de veiligheidscontour ligt en dat dit in zijn huidige omvang een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Bevi is. Derhalve doet zich de vraag voor of de bouw of vestiging van het dierenpension reeds mogelijk was.

De Afdeling stelt vast dat in artikel 22, lid 22.1, aanhef en onder d, gelezen in verbinding met bijlage 6, van de planregels van het thans geldende bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen" een regeling is getroffen voor het dierenpension. Daarbij is weliswaar een toegelaten bedrijfsbebouwing van 60 m² vermeld, maar in artikel 56.3, onder a, van de planregels is vastgelegd dat de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden. In aanmerking genomen dat, naar ter zitting is komen vast te staan, voor de huidige 300 m² aan bedrijfsbebouwing en de huidige bedrijfsactiviteiten een bouwvergunning (thans: omgevingsvergunning voor het bouwen) is verleend, zijn de maten van de bedrijfsbebouwing van [appellant] bestaande maten als bedoeld in artikel 56.3, onder a, gelezen in samenhang met artikel 1, lid 1.19, van de planregels. Het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen" voorziet dan ook in het dierenpension zoals dat feitelijk aanwezig is. Derhalve is in dit geval sprake van reeds mogelijke bouw of vestiging als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bevi.

De conclusie is dat artikel 10, tweede lid, aanhef en onder b, van het Bevi in dit geval niet in de weg staat aan de vaststelling van een toekomstig bestemmingsplan voor het binnen de veiligheidscontour gelegen perceel van [appellant] waarmee het dierenpension bij recht wordt bestemd.

2.3.

Uit hetgeen is overwogen onder 2.2 volgt dat de vaststelling van de veiligheidscontour niet betekent dat [appellant] zijn bedrijfsvoering zou moeten staken of dat hij zijn bedrijf niet meer zou kunnen verkopen. Evenmin staat de vaststelling van de veiligheidscontour op voorhand in de weg aan het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan waarin het dierenpension bij recht wordt bestemd. De Afdeling ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat de colleges onvoldoende rekening hebben gehouden met de belangen van [appellant] of dat zij het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid hebben voorbereid.

Het betoog faalt.

Risico’s warmtekrachtcentrale

3. [appellant] betwijfelt of bij de vaststelling van de veiligheidscontour voldoende rekening is gehouden met de nabij zijn dierenpension gelegen warmtekrachtcentrale. Volgens [appellant] staat niet vast dat zich ter plaatse van zijn perceel geen onaanvaardbare veiligheidsrisico’s voordoen. Hij stelt dat in de warmtekrachtcentrale onder hoge druk stoom wordt geproduceerd waardoor installaties kunnen ontploffen en dat emissies schade aanrichten. In dat verband stelt [appellant] dat in het verleden een geluidsdemper afkomstig van de warmtekrachtcentrale op zijn perceel terecht is gekomen.

3.1.

De colleges stellen zich op het standpunt dat de ligging van de veiligheidscontour wordt bepaald door de 10-6 risicocontouren van de risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Bevi op het industriegebied. Omdat de warmtekrachtcentrale geen risicovolle inrichting is als bedoeld in het Bevi, heeft dit bedrijf geen risicocontour die betrokken diende te worden bij het nemen van het bestreden besluit.

3.2.

De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] zo, dat hij vreest voor de negatieve gevolgen van de warmtekrachtcentrale voor zijn woon- en leefklimaat. Vast staat dat de warmtekrachtcentrale geen inrichting is in de zin van artikel 2, eerste lid, onder a tot en met h, van het Bevi, zodat deze inrichting buiten het toepassingsgebied van het Bevi valt. Derhalve hoeft bij de beslissing omtrent een omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de warmtekrachtcentrale niet op de vastgestelde veiligheidscontour de desbetreffende grenswaarde in acht te worden genomen. De vaststelling van de veiligheidscontour heeft dan ook geen gevolgen voor de reeds toegestane bedrijfsactiviteiten van de warmtekrachtcentrale of de uitbreiding daarvan. Het besluit tot vaststelling van de veiligheidscontour als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het Bevi maakt voorts ook niet de bedrijfsactiviteiten van de warmtekrachtcentrale mogelijk. Deze worden mogelijk gemaakt door de ter plaatse geldende onherroepelijke beheersverordening "Dow, Mosselbanken en Logistiek Park". De Afdeling stelt vast dat, voor zover [appellant] beoogt de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de warmtekrachtcentrale nabij zijn perceel ter discussie te stellen, deze beroepsgrond buiten beschouwing moet blijven. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van de warmtekrachtcentrale dient te worden betrokken bij de vaststelling van een daarop betrekking hebbend bestemmingsplan of daarop betrekking hebbende beheersverordening.

Het betoog faalt.

Conclusie en proceskosten

4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

w.g. Van der Wiel w.g. Matulewicz

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2017

45-743.

BIJLAGE

Besluit externe veiligheid inrichtingen

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[…]

b. beperkt kwetsbaar object:

a. 1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en

2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

[…]

g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c vallen;

l. kwetsbaar object:

[….]

c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn […]

[….]

[…]

o. plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;

[…].

§ 4.4. Overige bepalingen met betrekking tot grenswaarden

Artikel 10

[…]

2. Indien toepassing is gegeven aan artikel 14:

a. draagt het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, in afwijking van het eerste lid, ervoor zorg dat bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, op de vastgestelde veiligheidscontour aan de desbetreffende grenswaarde wordt voldaan, en

b. draagt het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, ervoor zorg dat bij de vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, binnen de veiligheidscontour:

1° de bouw of vestiging van kwetsbare objecten niet is toegelaten, en

2° geen mogelijkheden ontstaan voor de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten, waar deze mogelijkheden tot de vaststelling van het besluit niet bestonden.

[…].

§ 6. Vaststelling plaatsgebonden risico en groepsrisico

Artikel 14

1. Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 4, eerste tot en met vierde lid, kan in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en met h, of voor een gebied waarin die inrichtingen zijn gelegen, de ligging van de veiligheidscontour vaststellen waar het plaatsgebonden risico op het tijdstip van vaststelling van die contour, op grond van de krachtens artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor de desbetreffende inrichting of de desbetreffende afzonderlijke inrichtingen geldende omgevingsvergunning, ten hoogste 10-6 is.

[…]

Bestemmingsplan "Buitengebied Terneuzen", vastgesteld door de raad van de gemeente Terneuzen bij besluit van 7 juli 2015

Artikel 1 Begrippen

1.19

bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 22 Wonen

22.1

Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

[…]

d. bestaande Nieuwe Economische Dragers zoals vermeld in bijlage 6 van de regels;

[…].

Artikel 56 Algemene bouwregels

56.3

Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

[…].

Bijlage 6

Bestaande Nieuwe Economische Dragers en kleinschalig kamperen: behorend bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen.

Nieuwe economische dragers


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature