Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Wezep Oost, locatie Johan Frisoschool" vastgesteld.

Uitspraak



201700109/3/R1.

Datum uitspraak: 14 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Wezep, gemeente Oldebroek,

en

de raad van de gemeente Oldebroek,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Wezep Oost, locatie Johan Frisoschool" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 april 2017, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E.F.J.A.M. de Wit, rechtsbijstandverlener te Leusden, en de raad vertegenwoordigd door M. Emming, ir. S.C. Keijzer, en ing . H.M.M. Schuttenbeld, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Bewonersvereniging EigenAardig, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.    In dit plan wordt ter plaatse van de locatie van de voormalige Johan Frisoschool te Wezep op initiatief van een CPO, ook bekend als Bewonersvereniging EigenAardig, voorzien in 10 grondgebonden woningen, waarvan 8 rijtjeswoningen en 1 blok van twee-onder-een-kap woningen. [verzoeker] woont op het perceel [locatie A] aan de overkant van het perceel waarop het plan betrekking heeft. Hij kan zich niet met het plan verenigen.

3.    [verzoeker] betoogt dat zijn zienswijze gedeeltelijk niet is beantwoord. De raad is namelijk in de Nota van beantwoording van zienswijzen niet ingegaan op zijn zienswijze dat de besluitvorming onrechtmatig is geweest, aldus [verzoeker].

3.1.    De voorzieningenrechter stelt vast dat in de Nota van beantwoording van zienswijzen wordt ingegaan op de zienswijze van [verzoeker] dat de besluitvorming volgens [verzoeker] onrechtmatig was. Voor zover [verzoeker] betoogt dat daarbij niet op ieder argument ter ondersteuning van zijn zienswijze is ingegaan, overweegt de voorzieningenrechter dat dit op zichzelf geen aanleiding is voor het oordeel dat het bestreden besluit niet voldoende is gemotiveerd. Niet is gebleken dat bepaalde bezwaren of argumenten niet in de overwegingen zijn betrokken.

    Het betoog faalt.

4.    [verzoeker] betoogt voorts dat de locatie waar de ontwikkeling is voorzien, in strijd met het aanbodsysteem is uitgegeven. Ook betoogt hij dat het college de raad hieromtrent onjuist heeft geïnformeerd.

4.1.    Nog daargelaten of dit een aspect is dat van belang is in het kader van de toets of dit bestemmingsplan rechtmatig is, verwacht de voorzieningenrechter dat deze beroepsgrond in de hoofdzaak niet tot vernietiging van dit plan zal leiden. In dit verband acht hij van belang dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat het aanbodsysteem inhoudt dat in de gemeente bekend wordt gemaakt dat er beschikbare percelen zijn die de gemeente wil uitgeven, zodat iedereen de kans heeft zijn idee hierover naar voren te brengen. De raad heeft daarvan in dit geval afgezien omdat het CPO ter plaatse van het plangebied starterswoningen wil realiseren en daar een grote vraag naar is. De voorzieningenrechter ziet gelet op deze toelichting geen aanleiding voor het oordeel dat deze handelwijze tot een onrechtmatig besluit leidt.

    Het betoog faalt.

5.    [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft onderkend dat ter plaatse van het plangebied vraag is naar een maatschappelijke functie in plaats van een woonfunctie. Ook betoogt hij dat het plan tot een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat leidt. In dit verband voert hij aan dat de raad heeft erkend dat de voorziene woningen het uitzicht vanuit zijn woning aantasten. Voorts betoogt hij dat het plan niet aansluit op de bestaande bebouwing in de omgeving. In dit verband wijst hij op de voorwaarden uit het raadsbesluit van 20 december 2013 dat de locatie richting de Veluwelaan een representatieve zijde dient te krijgen en dat bebouwing niet dichter bij de Veluwelaan dient te komen dan nu het geval is.

5.1.    Aan het plangebied is gedeeltelijk de bestemming "Wonen" toegekend. Binnen dit plandeel is aan twee plandelen de aanduiding "bouwvlak" toegekend. Aan één van deze plandelen zijn tevens de aanduidingen "maximum aantal wooneenheden = 2", "maximum goothoogte (m) = 4,5" en "maximum bouwhoogte (m) = 9,5" toegekend. De gronden ter plaatse van dit plandeel liggen op een afstand van ongeveer 20 m tot de woning van [verzoeker]. Aan het andere plandeel, dat het dichtstbij de Veluwelaan ligt, zijn de aanduidingen "maximum aantal wooneenheden = 8", "maximum goothoogte (m) = 6" en "maximum bouwhoogte (m) = 9,5" toegekend. De gronden ter plaatse van dit plandeel liggen op een afstand van ongeveer 25 m tot de woning van [verzoeker]. Voorts is aan het plandeel dat tussen het totale plandeel met de woonbestemming en de Veluwelaan ligt, de bestemming "Tuin" toegekend. Dit plandeel is ongeveer 5 m breed.

    Artikel 3, lid 3.1, onder a, van de planregels luidt: "De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: tuinen."

    Artikel 5, lid 5. 1, onder a, luidt: "De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit".

    Lid 5.2 luidt: "a. De totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 60% ten opzichte van het gehele bouwperceel.

b. Voor het bouwen van hoofdgebouwen op een bouwperceel gelden de volgende regels:

1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;

5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven goot- en bouwhoogte;

6. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd".

5.2.    In het voorheen geldende bestemmingsplan "Wezep Oost 2010" was aan het bestreden plangebied de bestemming "Maatschappelijk" met de aanduiding "bouwvlak" toegekend. De maximaal toegestane bouw- en goothoogte was 5 m.

5.3.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat er binnen de gemeente een grote behoefte bestaat aan starterswoningen. Gelet op het voorgaande heeft de raad in redelijkheid een woonbestemming kunnen toekennen in plaats van een maatschappelijke bestemming.

5.4.    In dit plan is een grotere goot- en bouwhoogte toegestaan waardoor niet is uitgesloten dat de voorziene woningen leiden tot een afname van het uitzicht vanuit de woning van [verzoeker]. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat de oppervlakte van de bebouwing in dit plan slechts in geringe mate toeneemt ten opzichte van het voorheen geldende plan. Gelet op het voorgaande en gelet op de afstand tussen de woning van [verzoeker] en de dichtstbijzijnde voorziene woning, de gangbare bouwhoogten die zijn toegestaan voor de voorziene woningen en de bebouwde omgeving waarin de woningen zijn voorzien, heeft de raad geen doorslaggevend gewicht hoeven toekennen aan de afname van het uitzicht vanuit de woning van [verzoeker].

5.5.    Met betrekking tot het betoog dat het plan niet aansluit op de bestaande bebouwing in de omgeving overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De voorziene woningen aan de Veluwelaan bestaan uit twee lagen en een kap. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat in de omgeving van het plangebied niet uitsluitend laagbouw aanwezig is. Ook acht de raad de woningen passend aan de Veluwelaan omdat dit een brede weg is en de woningen niet direct aan de weg zijn voorzien. Aan het plandeel tussen de woonbestemming en de Veluwelaan is namelijk een tuinbestemming toegekend. De voorzieningenrechter overweegt dat weliswaar een grotere goot- en bouwhoogte in dit plan is toegestaan ten opzichte van het voorheen geldende plan, maar gelet op de toelichting van de raad ziet hij geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woningen aansluiten op de bestaande bebouwing in de omgeving.

    Het betoog faalt.

6.    Wat betreft het betoog van [verzoeker] dat mogelijk sprake is van ongeoorloofde staatssteun, overweegt de voorzieningenrechter dat in de onderhavige procedure dit slechts indirect aan de orde kan komen, en wel in het kader van de vraag of staatssteun mogelijk een beletsel is voor de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan. Staatssteun houdt immers geen verband met de ruimtelijke effecten van het plan.

    Een dergelijk betoog kan derhalve slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd binnen de planperiode, die in beginsel tien jaar bedraagt. Hieraan is niet reeds voldaan, indien [verzoeker] aannemelijk maakt dat de staatssteun die plaats heeft of heeft gehad kan worden teruggevorderd. Daarnaast dient hij aannemelijk te maken dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat als gevolg daarvan het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd op een wijze zonder dat ongeoorloofde staatssteun wordt verleend.

    In dit kader is van belang dat in dit geval voor de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan de betrokkenheid van het CPO niet van doorslaggevende betekenis is. De enkele omstandigheid dat het CPO zich in verband met een terugvordering van staatssteun als ontwikkelaar daaruit geheel of gedeeltelijk zou moeten terugtrekken, brengt nog niet met zich dat het niet mogelijk zal zijn tot de realisering van de in het plan voorziene, maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling over te gaan zonder ongeoorloofde staatssteun. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat in dit geval aannemelijk is dat één of meerdere andere marktpartijen de realisering van de in het plan voorziene ontwikkelingen - al dan niet in een aangepaste vorm die binnen het plan past - zouden kunnen uitvoeren.

    Gelet op het voorgaande heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun die zal worden teruggevorderd en dat het plan niet binnen de planperiode kan worden uitgevoerd op een wijze zonder dat ongeoorloofde staatssteun wordt verleend.

    Het betoog faalt.

7.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.W.A.M.M. Delauw, griffier.

w.g. Koeman    w.g. Delauw

voorzieningenrechter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2017

812.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature