Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 19 februari 2013 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



201405149/1/A1.

Datum uitspraak: 28 januari 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2014 in zaak nr. 13/4311 in het geding tussen:

[appellant]

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).

Procesverloop

Bij besluit van 19 februari 2013 heeft het CBR het rijbewijs van [appellant] ongeldig verklaard.

Bij besluit van 25 juni 2013 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 12 mei 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2014, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. Blaauw, advocaat te Haarlem, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.M. Kleijbeuker, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw), zoals dit luidde ten tijde van belang, doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR, onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

Ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onder c, besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeri ële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid.

Ingevolge artikel 134, eerste lid, eerste volzin, stelt het CBR zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vast.

Ingevolge het tweede lid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangegeven waarin daarvan sprake is

Ingevolge artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde (lees: tweede) lid, van de Wvw 1994 , indien de uitslag van het onderzoek of de onderzoeken inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.

Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage (hierna: de Bijlage).

Ingevolge de Bijlage, hoofdstuk 8 "Psychiatrische stoornissen", paragraaf 8.8 "Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)" is voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

2. Volgens een mededeling van de politie Amsterdam-Amstelland van 23 maart 2012 in de zin van artikel 130, eerste lid, van de Wvw is [appellant] op 22 maart 2012 als bestuurder van een motorrijtuig (een snorfiets) aangehouden en is bij hem een ademalcoholgehalte geconstateerd van hoger dan de toegestane 350 µg/l, namelijk 685 µg/l en is hij op 7 mei 2010 aangehouden als bestuurder van een snorfiets, waarbij een ademalcoholgehalte is geconstateerd van 620 µg/l.

3. Na voormelde mededeling heeft [appellant] zich onderworpen aan een onderzoek, als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet. Dit onderzoek heeft op 1 december 2012 plaatsgevonden en bestond uit anamneses en een lichamelijk, een psychiatrisch en een laboratoriumonderzoek. De betrokken keurend arts F.S. Hansen en psychiater M. Riebandt (hierna: de artsen) hebben in het verslag van bevindingen (hierna: het verslag) gesteld dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te kunnen concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding van 22 maart 2012 sprake was van alcoholmisbruik/alcoholafhankelijkheid volgens de DSM-IV-TR, maar dat op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin kan worden gesteld. Verder is volgens het verslag vanwege de omstandigheid dat het anamnestisch alcoholmisbruik na de laatste aanhouding ongewijzigd is niet aannemelijk dat het alcoholmisbruik is gestopt.

4. De rechtbank heeft vastgesteld dat de conclusie alcoholmisbruik in ruime zin door de artsen is gebaseerd op de volgende bevindingen:

- De artsen hebben bij [appellant] een verhoogde bloeddruk geconstateerd, hetgeen kan wijzen op chronisch overmatig alcoholgebruik, maar ook een andere oorzaak kan hebben;

- Na de laatste aanhouding is het alcoholgebruik volgens de verklaring van [appellant] ongewijzigd, hetgeen volgens de artsen betekent dat de gronden waarop de diagnose is gesteld nog voortduren;

- Het anamnestisch drinkpatroon is onvoldoende aannemelijk, nu [appellant] twee maal met hoge promillages is aangehouden binnen ongeveer twee jaar. De eerste aanhouding heeft niet geleid tot gedragsverandering en ook in het huidige onderzoek heeft hij geen blijk gegeven van gedragsverandering;

- Er is een aanwijzing voor onderrapportage, nu de hoeveelheid alcoholeenheden op de dag van aanhouding niet past bij het anamnestische drinkpatroon;

- [appellant] was zich volgens zijn verklaring bewust van het feit dat hij teveel had gedronken om aan het verkeer deel te nemen. Door desondanks op de scooter te stappen heeft hij een verminderd verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van alcohol in het verkeer betoond.

5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het CBR het verslag van bevindingen niet aan het bij besluit van 25 juni 2013 gehandhaafde besluit van 19 februari 2013 ten grondslag mocht leggen. Daartoe voert hij aan dat het verslag niet concludent is. Volgens hem rechtvaardigen de bevindingen in het rapport niet de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin. De rechtbank heeft de vijf bevindingen waarop dat oordeel is gebaseerd aangehaald, zonder in te gaan op zijn betoog dat deze afzonderlijk noch tezamen tot voormelde conclusie kunnen leiden.

De enige bevinding die kan wijzen op alcoholmisbruik is volgens [appellant] dat hij tweemaal binnen ongeveer twee jaar is aangehouden vanwege rijden onder invloed. Die bevinding kan de conclusie van alcoholmisbruik in ruime zin niet dragen, zoals ook volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2000, in zaak nr. 199902271/1 (AB 2000; 209). De bevinding dat het alcoholgebruik na de laatste aanhouding ongewijzigd is, rechtvaardigt volgens [appellant] evenmin de conclusie van alcoholmisbruik in ruime zin, gezien zijn verklaring dat hij niet meer dan gemiddeld eens in de twee weken vier alcoholische consumpties drinkt. Voorts is er volgens het verslag slechts een zwak vermoeden van onderrapportage en kan onderrapportage volgens de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2013 in zaak nr. 201205938/1/A3 in samenhang bezien met de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2011, in zaak nr. 201102258/1/H3 niet als een relevant ondersteunend element worden gezien als de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin is gesteld, aldus [appellant]. Voorts levert het antwoord op de vraag of hij zich ervan bewust was dat hij teveel had gedronken om aan het verkeer deel te nemen, per definitie een aanwijzing voor alcoholmisbruik op, nu blijkens de uitspraak van de Afdeling van 23 maart 2011, in zaak nr. 201008320/1/H3 ook een ontkennend antwoord hem niet zou hebben gebaat.

5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in voormelde uitspraak van 6 maart 2013 bestaat in een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren. Daarbij is het niet aan het CBR en niet aan de bestuursrechter om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat. Zoals de Afdeling voorts eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 24 november 2010 in zaak nr. 201002248/1/H3) leidt het meer dan eens onder invloed van alcohol besturen van een motorrijtuig niet vanzelfsprekend tot het medisch oordeel misbruik van alcohol.

5.2. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het verslag naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR het niet aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. De vergelijking van [appellant] met voormelde uitspraak van 6 maart 2013 in samenhang bezien met voormelde uitspraak van 23 november 2011 gaat niet op. In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 6 maart 2013 had de keurend psychiater aan zijn diagnose alcoholtolerantie ten grondslag gelegd. In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 23 november 2011 was de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin naast onderrapportage slechts gebaseerd op de omstandigheid dat betrokkene was aangehouden wegens rijden onder invloed van alcohol nadat hij ongeveer vier jaar eerder daarvoor ook was aangehouden en in dat verband een Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer had gevolgd. Bij [appellant] zijn de bevindingen echter niet uitsluitend gebaseerd op een aanwijzing voor onderrapportage en twee aanhoudingen, in zijn geval binnen twee jaar, maar evenzeer op zijn gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef en op de omstandigheid dat [appellant] na de laatste aanhouding zijn alcoholgebruik niet heeft gewijzigd. Dat, als gesteld, het [appellant] evenzeer zou zijn aangerekend als hij zou hebben verklaard dat hij zich er niet van bewust was te veel te hebben gedronken voor deelname aan het verkeer, maakt dat niet anders.

De bevinding dat er sprake is van onderrapportage heeft de rechtbank terecht in haar oordeel betrokken. Voor de stelling van [appellant] dat er alleen een zwak vermoeden is van onderrapportage, biedt het verslag geen aanknopingspunten. Het CBR heeft er in dat verband terecht op gewezen dat ook bij de aanhouding van [appellant] sprake was van onderrapportage, nu hij toentertijd tegenover de politie had verklaard dat hij drie of vier biertjes had gedronken, terwijl hij naderhand tegenover de artsen heeft verklaard dat hij voorafgaand zijn aanhouding vijftien alcoholeenheden had genuttigd.

De rechtbank heeft derhalve in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het CBR zich niet op basis van het medisch oordeel van de artsen op het standpunt mocht stellen dat [appellant] ongeschikt was voor het besturen van motorrijtuigen. De rechtbank heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat [appellant] geen bericht van een medisch deskundige heeft overgelegd, waarin de diagnose van de artsen wordt weersproken.

Het betoog faalt.

6. [appellant] betoogt voorts dat het CBR ten onrechte niet als begindatum van de recidiefvrije periode van een jaar de dag na zijn aanhouding op 22 maart 2012 heeft gehanteerd. Daartoe voert hij aan dat ook als zijn verklaring over zijn alcoholgebruik vóór die aanhouding niet aannemelijk wordt geacht, daaruit nog niet volgt dat daarna nog sprake was van alcoholmisbruik.

6.1. In het aangevoerde wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank in navolging van het CBR heeft miskend dat de recidiefvrije periode ten onrechte niet is ingegaan direct na zijn aanhouding op

22 maart 2012. Daarbij is van belang dat volgens het verslag het anamnestisch alcoholmisbruik na die aanhouding ongewijzigd was en [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit standpunt onjuist is.

Het betoog faalt.

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Van Driel

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2015

414-757.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature