Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 9 november 2009 heeft de burgemeester de aanvraag van [vergunninghoudster], gevestigd te Nieuwegein, waarvan [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C] de vennoten zijn, voor het exploiteren van drie terrassen ten behoeve van [vergunninghoudster] aan de [locatie] te Nieuwegein ingewilligd.

Uitspraak



201110271/1/A3.

Datum uitspraak: 17 oktober 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant A], [appellant B] en [appellant C] (hierna: [appellant] en anderen), allen wonend te Nieuwegein,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 augustus 2011 in zaak nr. 10/1382 in het geding tussen:

[appellant] en anderen

en

de burgemeester van Nieuwegein.

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2009 heeft de burgemeester de aanvraag van [vergunninghoudster], gevestigd te Nieuwegein, waarvan [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C] de vennoten zijn, voor het exploiteren van drie terrassen ten behoeve van [vergunninghoudster] aan de [locatie] te Nieuwegein ingewilligd.

Bij besluit van 19 maart 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 augustus 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en anderen hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

[vergunninghoudster], die door de Afdeling in de gelegenheid is gesteld om op de voet van artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2012, waar [appellant] en anderen, de burgemeester, vertegenwoordigd door A.J. ter Horst, A. de Graaff en A.J. van Gelder, allen werkzaam bij de gemeente, en [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [vennoot B], zijn verschenen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 2:18, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) blijft bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 dan wel 6.12 het stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, buiten beschouwing, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnenterrein.

Ingevolge artikel 1:8 van de Algemene plaatselijke verordening van Nieuwegein (hierna: Apv) kan een vergunning of ontheffing door het daartoe bevoegde gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu.

Ingevolge artikel 2:27, aanhef en onder a en b, wordt in afdeling 8 "Toezicht op horecabedrijven" verstaan onder:

a. horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

b. terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Ingevolge artikel 2:28, eerste lid, is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

Ingevolge het derde lid, aanhef en onder a, kan de burgemeester, onverminderd het gestelde in artikel 1:8, de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgemeester houdt hierbij rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

2. De burgemeester heeft aan [vergunninghoudster] een vergunning verleend ten behoeve van de exploitatie van onder andere een terras aan de achterzijde van het perceel ter grootte van 50 m², behorende bij het pannenkoekenhuis van [vergunninghoudster]. De bezwaren van [appellant] en anderen zijn gericht tegen de vergunningverlening ten behoeve van dat terras.

De burgemeester heeft overwogen dat de in het Activiteitenbesluit neergelegde geluidsnormen niet van toepassing zijn, omdat het in geding zijnde terras niet is gesitueerd op een binnenterrein en daarmee geen sprake is van inrichtinggebonden geluidsoverlast, maar van publiekgebonden geluidsoverlast. Volgens de burgemeester is verder objectief vastgesteld dat geen ontoelaatbare geluidsoverlast wordt veroorzaakt en dat de openbare orde en openbare veiligheid niet op ontoelaatbare wijze worden verstoord. De bezwaren van [appellant] en anderen leiden daarom niet tot de conclusie dat de aanvraag van [vergunninghoudster] voor de exploitatie van een terras ten onrechte is ingewilligd, aldus de burgemeester.

3. De rechtbank heeft onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling geoordeeld dat de beoordeling of een terras voldoet aan de gestelde milieunormen uitsluitend aan de orde kan komen in het kader van handhaving van die normen. Het geluid speelt echter wel een rol bij de uitstraling van het terras op zijn omgeving en bij de beoordeling of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat niet te zeer wordt aangetast.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat als gevolg van de verlening van de vergunning het woon- en leefklimaat als bedoeld in artikel 2:28, derde lid, van de Apv in de omgeving van [vergunninghoudster] niet op onaanvaardbare wijze wordt beïnvloed.

4. [appellant] en anderen betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het in geding zijnde terras is gesitueerd op een binnenterrein, omdat het terras niet is gelegen aan een openbare weg, maar aan een op- en afrit van een privéparkeerterrein.

Zij voeren verder aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de ligging van het terras met zich brengt dat het op het terras geproduceerde stemgeluid van grote groepen mensen wordt versterkt in de richting van hun tuinen. Volgens [appellant] en anderen heeft de burgemeester de belangen van de betrokken bewoners onvoldoende meegewogen, mede gelet op het feit dat [vergunninghoudster] midden in een woonwijk ligt. Bij de destijds op grond van de Hinderwet verleende vergunning zijn door de toenmalige Inspecteur der Volksgezondheid aanvullende eisen met betrekking tot vergunningverlening gesteld. Die eisen dienen nog altijd te worden gerespecteerd. [appellant] en anderen stellen zich op het standpunt dat het woon- en leefklimaat wel degelijk negatief wordt beïnvloed als gevolg van de verlening van de vergunning aan [vergunninghoudster].

4.1. In navolging van de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2006 in zaak nr. 200507103/1 wordt overwogen dat het geluid dat van een terras afkomstig is, uitsluitend wordt gereguleerd door het Activiteitenbesluit (voorheen: het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer).

Nu het geluid dat van het terras afkomstig is, uitsluitend wordt gereguleerd door het Activiteitenbesluit, is de burgemeester niet bevoegd in het kader van de toepassing van artikel 2:28 van de Apv regels te stellen inzake de toelaatbaarheid van het niveau van dat geluid. Gelet op het bepaalde in artikel 2.28, derde lid, van de Apv zal bij de besluitvorming omtrent de aanvraag van een vergunning voor de exploitatie van een terras moeten worden beoordeeld of de situering van een terras op de beoogde locatie inbreuk maakt op de te beschermen woon- en verblijfskwaliteit van die locatie of het gebied waartoe die locatie behoort. Bij die beoordeling is het toegelaten geluidsniveau een gegeven; er zal van uit moeten worden gegaan dat het terras aan de gestelde milieunormen voldoet. De Afdeling wijst in dit verband tevens op de uitspraak van haar voorzitter van 29 september 2010 in zaak nr. 201007629/1/H3 en 201007629/2/H3. Zoals de rechtbank terecht, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 januari 2008 in zaak nr. 200704352/1 heeft overwogen maakt het geluid, voor zover dit valt binnen de volgens de milieuwetgeving gestelde normen, deel uit van de uitstraling van een terras in zijn totaliteit op de omgeving en moet dat in aanmerking genomen worden bij de te verrichten beoordeling of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat door het vergunnen van het terras niet te zeer wordt aangetast.

Gelet op het voorgaande, kan het betoog van [appellant] en anderen dat de rechtbank heeft miskend dat het in geding zijnde terras is gesitueerd op een binnenterrein, omdat het terras niet is gelegen aan een openbare weg, maar aan een op- en afrit van een privéparkeerterrein, in deze procedure geen rol spelen. Dat bij de destijds op grond van de Hinderwet verleende vergunning door de toenmalige Inspecteur der Volksgezondheid aanvullende eisen met betrekking tot vergunningverlening zijn gesteld en dat die eisen gerespecteerd moeten worden, wat daar ook van zij, leidt evenmin tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Uitgangspunt is immers, zoals hiervoor is overwogen, dat het terras aan de gestelde milieunormen voldoet.

4.2. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van [vergunninghoudster] niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de verlening van de vergunning voor de exploitatie van het terras. De rechtbank heeft daarbij terecht van belang geacht dat het terras aan één kant niet is omsloten in de richting van de tuin van [appellant] en anderen, maar dat aan die kant tussen het terras en de tuinen een weg is gelegen en een aarden wal van ongeveer één meter hoog, begroeid met struiken en bomen. Daarbij is verder van belang dat, zoals ter zitting van de Afdeling is gebleken, de afstand van het terras tot de tuin van de dichtstbijzijnde woning 22,5 meter bedraagt. De rechtbank heeft bij haar oordeel verder terecht in aanmerking genomen dat de grootte van het terras is beperkt, dat [vergunninghoudster] het terras heeft afgebakend met bloembakken, teneinde te voorkomen dat mensen zich buiten het terras begeven en dat de sluitingstijden voor het terras zijn aangepast. De stelling van [appellant] en anderen dat de ligging van het terras met zich brengt dat het op het terras geproduceerde stemgeluid van grote groepen mensen wordt versterkt in de richting van hun tuinen, is niet gestaafd met objectieve stukken. In dat verband heeft de burgemeester overwogen dat uit opgevraagde politiegegevens niet is gebleken van meldingen van overlast in verband met de exploitatie van [vergunninghoudster] en dat uit geluidsmetingen niet is gebleken dat de van toepassing zijnde geluidsnormen worden overschreden. Verder is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat het feit dat het terras in een ruim opgezette en rustige woonwijk ligt, gelet op de aanwezigheid van de bosschages en de afstand tussen het terras en de woningen van [appellant] en anderen, niet tot de conclusie leidt dat het terras reeds om die reden een ontoelaatbare nadelige invloed op de woon- en leefsituatie heeft.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Grimbergen, ambtenaar van staat.

w.g. Polak w.g. Grimbergen

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2012

581.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature