E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RVS:2012:BX6514
LJN BX6514, Raad van State, 201107561/1/A3

Inhoudsindicatie:

Gedeeltelijke afwijzing verzoek door korpsbeheerder op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wob) dat strekte tot verstrekking van de politiejournalen en eventuele andere aantekeningen die door de politie zijn gemaakt in het kader van het naar hem verrichte opsporingsonderzoek.

Vast staat dat het strafdossier is vernietigd en dat de korpsbeheerder na onderzoek een aantal digitale bestanden heeft aangetroffen.

Het betoog van de korpsbeheerder dat deze politiejournaals eigenlijk onder de werking van de Archiefwet 1995 vallen en dat derhalve op grond van die wet de streekarchivaris bevoegd is te beslissen, slaagt niet. De politiejournaals hadden op grond van de Archiefwet 1995 mogen worden vernietigd maar zijn niet vernietigd en berusten, naar niet bestreden is, nog steeds onder de korpsbeheerder. Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat een verzoek op grond van art. 25 van de Wpg geen betrekking kan hebben op deze gegevens.

De Afdeling heeft met toepassing van art. 8:29, lid 5 Awb kennis genomen van de niet verstrekte gegevens. Deze gegevens betreffen namen, adressen met uitzondering van de woonplaats, telefoonnummers en geboortedata van vrienden en familieleden van het slachtoffer alsmede van verzoeker en van getuigen. Met de Rb. is de Afdeling van oordeel dat deze gegevens moeten worden aangemerkt als gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt, als bedoeld in art. 1, aanhef en onder a, van de Wpg. De korpsbeheerder heeft derhalve in zoverre terecht op het verzoek de Wpg toegepast.

Anders dan de Rb. is de Afdeling echter niet van oordeel dat al deze politiegegevens jegens verzoeker kunnen worden aangemerkt als zijn persoon betreffende gegevens, als bedoeld in art. 25 van de Wpg. Voor zover deze politiegegevens betrekking hebben op anderen dan verzoeker, kunnen deze gegevens niet worden aangemerkt als verzoeker betreffende politiegegevens. Deze gegevens vallen niet onder het bereik van art. 25 van de Wpg en kunnen derhalve niet met toepassing van die bepaling worden verstrekt aan verzoeker. De korpsbeheerder heeft het verzoek van verzoeker reeds daarom terecht afgewezen.

Voor zover de politiegegevens betrekking hebben op zowel verzoeker als derden heeft de Rb. terecht overwogen dat dit verzoeker betreffende politiegegevens zijn als bedoeld in art. 25 van de Wpg. De niet verstrekte gegevens betreffen onder meer de identiteit van personen en zien voorts op kleine groepen van personen waarvan velen elkaar kennen. De korpsbeheerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een nadere motivering per persoonsgegeven in dit geval al snel zal leiden tot identificatie van de persoon die de verklaring heeft afgelegd, waardoor de veiligheid van die persoon in gevaar zou kunnen komen. Een motivering per politiegegeven zou, gezien de gelijksoortigheid van de niet verstrekte gegevens in dit geval bovendien leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Voor het oordeel van de Rb. dat de korpsbeheerder bij zijn besluitvorming informatie zou moeten betrekken die niet onder hem berust en die hij bij derden zou moeten opvragen, biedt de Wpg geen grond. De Rb. heeft derhalve ten onrechte overwogen dat de korpsbeheerder per politiegegeven had moeten motiveren of en waarom de in art. 27, lid 1, aanhef en onder b, van de Wpg bedoelde belangen zich tegen mededeling verzetten en ten onrechte het besluit van 6 september 2010 om die reden vernietigd.

Gegrond hoger beroep.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie