E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RVS:2012:BX5966
LJN BX5966, Raad van State, 201010838/1/T2/A3

Inhoudsindicatie:

Appellant is op 23 juni 2008 aangemeld bij de AIVD voor een veiligheidsonderzoek in verband met een door hem geambieerde vertrouwensfunctie op een burgerluchthaven.

De Afdeling heeft met toepassing van art. 8:29, lid 5 Awb kennis genomen van de aan het besluit van de minister ten grondslag gelegde gegevens uit het veiligheidsonderzoek. Het besluit van 18 maart 2009 en het besluit van 6 juli 2009 herhalen ter motivering van de weigering van de verklaring van geen bezwaar slechts de algemene formulering in art. 7, lid 2, aanhef en onder d, van de Wvo en behelzen geen enkele nadere motivering van het standpunt van de minister dat er onvoldoende waarborgen zijn dat appellant de verplichtingen die uit de door hem geambieerde vertrouwensfunctie voortvloeien, onder alle omstandigheden getrouwelijk zal vervullen.

De Afdeling is van oordeel dat een organisatie als de AIVD zijn wettelijke taak, zoals neergelegd in art. 15 van de Wiv, uitsluitend met een zekere mate van geheimhouding effectief kan uitvoeren. Dit betekent dat de AIVD zijn actuele kennisniveau, zijn bronnen en zijn werkwijze geheim moet kunnen houden om de veiligheid van de daarbij betrokken personen en de veiligheid van de staat te kunnen waarborgen en onderzoeken niet in gevaar te brengen. De Afdeling is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aan de weigering ten grondslag gelegde gegevens niet in hun geheel aan appellant kunnen worden verstrekt omdat daarmee inzicht wordt gegeven in gebruikte bronnen, het actueel kennisniveau van de AIVD of de werkwijze van de AIVD en onderzoeken van de AIVD zowel nu als in de toekomst mogelijk in gevaar worden gebracht.

Gezien de inhoud van de aan de weigering ten grondslag gelegde gegevens, heeft de minister zich echter niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanwege de aard van de gegevens in het geheel geen motivering kan worden gegeven waarom de verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd. De minister heeft ten onrechte het belang van de staatsveiligheid, dat wordt gediend met vertrouwelijkheid van de gegevens, in zodanige mate laten prevaleren boven het belang van appellant dat hem ieder uitsluitsel over de feiten op grond waarvan de verklaring is geweigerd is onthouden. Als gevolg daarvan kan appellant zich in rechte op geen enkele wijze verweren tegen de tegen hem gerezen bezwaren en wordt wezenlijk afbreuk gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor in de procedure voor de rechter. De Afdeling ziet, gelet op de aan de weigering ten grondslag gelegde gegevens en hetgeen de minister daaromtrent heeft gesteld, geen grond voor het oordeel dat de gekozen mate van vertrouwelijkheid en de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van de procedure in rechte zijn gerechtvaardigd in het belang van de staatsveiligheid.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie