Uitspraak
201201213/1/A2.
Datum uitspraak: 1 augustus 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2011 in zaak nr. 11/2810 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten, gedagtekend 18 december 2010, heeft de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag over de jaren 2008, 2009 en 2010 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 29 april 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 december 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bezwaarschriften van [appellante], gericht tegen de besluiten van 18 december 2010, niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Scheuerman bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2012, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 maart 2012.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 24 juli 2012 ter zitting aan de orde gesteld.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- en beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8 van de Awb van gt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Het tweede lid bepaalt dat een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 35 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) vangt, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb , de termijn voor het instellen van bezwaar aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
2.2. Ingevolge artikel 35 van de Awir is de termijn voor het instellen van bezwaar tegen de besluiten, gedagtekend 18 december 2010, aangevangen op zondag 19 december 2010 en eindigde deze termijn op grond van artikel 6:7 van de Awb , in samenhang gelezen met artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet , op maandag 31 januari 2011. Bij bezwaarschrift, gedateerd op 3 januari 2011 en bij de Belastingdienst binnengekomen op 15 maart 2011, heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen de besluiten die zien op de jaren 2009 en 2010. Bij bezwaarschrift, gedateerd op 18 maart 2011 en bij de Belastingdienst binnengekomen op 25 maart 2011, heeft [appellante] bezwaar gemaakt tegen het besluit dat ziet op het jaar 2008. Beide bezwaarschriften zijn daarmee na afloop van de bezwaartermijn door de Belastingdienst ontvangen.
2.3. [appellante] betoogt dat zij beide bezwaarschriften voor 31 december 2010, en dus tijdig, aan de Belastingdienst heeft verzonden door deze - in één retourenvelop van de Belastingdienst - in de brievenbus van TNT Post te doen. Bovendien heeft de Belastingdienst de bezwaarschriften wel tijdig ontvangen, aldus [appellante]. Zij heeft namelijk eind januari 2011 dezelfde envelop, geopend en met de bezwaarschriften daarin, weer terugontvangen, hetgeen zij naar zij stelt als een ontvangstbevestiging van de Belastingdienst heeft beschouwd. Dat de bezwaarschriften niet bij de Belastingdienst zijn geregistreerd, kan haar niet worden tegengeworpen, zo voert [appellante] verder aan.
Voor zover er sprake zou zijn van een termijnoverschrijding betoogt [appellante] dat deze overschrijding verschoonbaar was, nu zij de bezwaarschriften zo snel mogelijk alsnog heeft ingediend toen duidelijk werd dat de Belastingdienst de bezwaarschriften niet had ontvangen.
2.3.1. Het betoog faalt. De Belastingdienst heeft de bezwaarschriften niet tijdig ontvangen. Het teruggestuurd krijgen van de envelop met de originele bezwaarschriften kan, anders dan [appellante] betoogt, niet als een ontvangstbevestiging van haar bezwaarschriften worden aangemerkt. Nadat zij de envelop met de originele bezwaarschriften had teruggekregen had het op de weg van [appellante] gelegen om bij de Belastingdienst te verifiëren of hij de bezwaarschriften wel had ontvangen. Nu zij dit heeft nagelaten, en pas half maart 2010 actie heeft ondernomen, dient dit voor haar risico te blijven. Ook haar beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding kan reeds daarom niet slagen.
2.4. Het verzoek van [appellante] tot aanhouding van deze zaak totdat de besluiten tot definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008, 2009 en 2010 zijn genomen wordt afgewezen. Nu zowel een besluit tot verstrekking van een voorschot als een besluit tot definitieve vaststelling van kinderopvangtoeslag een appellabel besluit is waartegen voor [appellante] rechtsbescherming openstaat, bestaat voor aanhouding geen aanleiding.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2012
47-752.