E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RVS:2012:BV7090
LJN BV7090, Raad van State, 201105996/1/V1

Inhoudsindicatie:

Vreemdeling 1 heeft nimmer beschikt over een verblijfstitel die haar feitelijk tot het uitoefenen van privéleven in staat stelde. In aanmerking genomen dat vreemdeling 1, gelet op haar jonge leeftijd, nog niet langdurig een eigen leven heeft kunnen opbouwen, is niet aannemelijk dat als gevolg van de door de vreemdeling naar voren gebrachte omstandigheden, die de minister zoals hiervoor onder 2.3.2 vermeld in de belangenafweging heeft betrokken, de weigering haar een verblijfsvergunning te verlenen een zodanig ongunstig effect zal hebben op haar geestelijk en lichamelijk welzijn dat hierdoor haar rechten ingevolge artikel 8 van het EVRM zouden kunnen worden geschonden. De Afdeling wijst in dit verband op het arrest van het EHRM van 8 april 2008, nr. 21878/06, Nnyanzi tegen het Verenigd Koninkrijk. De duur van het verblijf van vreemdeling 1 vormt derhalve geen zodanige omstandigheid dat op grond daarvan uit het recht op het respect voor haar privéleven de positieve verplichting voortvloeit haar hier te lande verblijf toe te staan. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de minister een onjuist beoordelingskader heeft gehanteerd en in het besluit van 15 oktober 2010 onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat geen sprake is van schending van het recht op eerbiediging van het privéleven, bedoeld in artikel 8 van het EVRM .

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie