Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 29 mei 2009 heeft het college [appellante] ontheffing met voorwaarden verleend van de inrijverboden in het autoluwe gedeelte van Nes.

Uitspraak



201104482/1/A3.

Datum uitspraak: 8 februari 2012

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te Nes, gemeente Ameland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 maart 2011 in zaak nr. 10/255 in het geding tussen:

[appellante]

en

het college van burgemeester en wethouders van Ameland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2009 heeft het college [appellante] ontheffing met voorwaarden verleend van de inrijverboden in het autoluwe gedeelte van Nes.

Bij besluit van 22 december 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard en dat besluit onder aanvulling van de motivering gehandhaafd.

Bij uitspraak van 9 maart 2011, verzonden op 10 maart 2011, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 mei 2011.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2012, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar vennoten [vennoot A] en [vennoot B], bijgestaan door mr. A.M.H. Dellaert, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, en het college, vertegenwoordigd door C.M. Smid, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.

Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, voor zover thans van belang, worden verkeersbesluiten genomen door burgemeester en wethouders.

Ingevolge artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: het RVV 1990) zijn weggebruikers verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.

Ingevolge artikel 87, voor zover thans van belang, kan door het bevoegd gezag ontheffing worden verleend van artikel 6 2.

2.2. Het college heeft op 4 mei 2009 een verkeersbesluit (hierna: het verkeersbesluit) genomen dat uitvoering geeft aan de ontwikkeling van een autoluwe dorpskern in Nes. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Bij het besluit van 29 mei 2009 heeft het college [appellante] als taxibedrijf ontheffing verleend van de bij het verkeersbesluit ingestelde inrijverboden. De aan het besluit van 29 mei 2009 verbonden voorwaarden, voor zover thans van belang, houden in dat [appellante] tussen 06.00 uur en 23.00 uur geen toegang heeft tot het autoluwe gedeelte van Nes voor zover daar een inrijverbod geldt en dat [appellante] na 23.00 uur het autoluwe gedeelte van Nes in mag rijden, mits zij gebruik maakt van de verplichte taxiroute. Deze voorwaarden gelden niet ten aanzien van het patiëntenvervoer dat [appellante] verzorgt, nu zij daarvoor een aparte ontheffing, waar andere voorwaarden aan zijn verbonden, heeft gekregen.

2.3. Allereerst betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte geen grond heeft gezien voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij het autoluw houden van het centrum van Nes dan aan haar belang bij een algehele ontheffing.

[appellante] voert hiertoe aan dat het ophalen en brengen van een passagier naar een specifiek adres de kerntaak van een taxibedrijf is. Zonder algehele ontheffing, kan [appellante] die kerntaak niet voldoende uitvoeren. Zij ondervindt hierdoor financieel nadeel. Bovendien levert het nadelige gevolgen op voor de buurtbewoners die niet meer bij hun huis kunnen worden opgehaald dan wel afgezet, aldus [appellante].

2.3.1. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van een inrijverbod, neergelegd in artikel 87 van het RVV 1990 , discretionair van aard is, zodat een besluit tot verlening van een dergelijke ontheffing terughoudend dient te worden getoetst.

De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij het autoluw houden van het centrum van Nes dan aan het financiële belang van [appellante] bij een algehele ontheffing. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij door de aan de verleende ontheffing verbonden voorwaarden onvoldoende haar kerntaak kan uitvoeren dan wel op andere wijze dusdanig in haar belangen wordt geschaad dat voor haar een uitzondering dient te gelden. Hiertoe wordt in aanmerking genomen dat het autoluwe gedeelte van Nes door [appellante] tussen 23.00 uur en 06.00 uur te bereiken is. Voorts bevinden zich in het autoluwe gedeelte van Nes voornamelijk bedrijven en is het gebied relatief klein. Een groot deel van Nes is zonder ontheffing te bereiken. Tussen 06.00 uur en 23.00 uur kan het autoluwe gebied tot op korte afstand worden bereikt. Bovendien heeft

[appellante] ontheffing van de inrijverboden voor patiëntenvervoer. Daarnaast was een deel van het autoluwe gebied van Nes al voor het verkeersbesluit afgesloten. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, leiden de voorwaarden verbonden aan de verleende ontheffing voor [appellante] niet tot onevenredige gevolgen in verhouding tot de met het verkeersbesluit te dienen doelen. Ook de gestelde nadelen voor buurtbewoners zijn niet onevenredig.

Het betoog faalt.

2.4. Voorts betoogt [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering van het college om aan haar algehele ontheffing te verlenen in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Andere bedrijven hebben wel algehele ontheffing van de inrijverboden in het autoluwe gedeelte van Nes en busmaatschappij Arriva heeft in het kader van een pilot ook toegang gekregen tot dat gedeelte van Nes, aldus [appellante]

2.4.1. Uit het door [appellante] in het geding gebrachte overzicht blijkt dat verschillende bedrijven in het bezit zijn van ontheffing van de inrijverboden in het autoluwe gedeelte van Nes. Volgens het college gaat het in die gevallen om installatiebedrijven die het autoluwe gebied in moeten kunnen rijden om bijvoorbeeld werkzaamheden uit te voeren, waarbij vooraf niet te kennen kan worden gegeven wanneer die werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, alsmede om bedrijven die een ontheffing nodig hebben om bevoorraad te kunnen worden, en om bewoners van het autoluwe gebied. Het college heeft erop gewezen dat aan die ontheffingen voorwaarden zijn verbonden die te vergelijken zijn met de voorwaarden die zijn verbonden aan de aan [appellante] verleende ontheffing van de inrijverboden voor patiëntenvervoer.

De rechtbank heeft terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. In geen van voormelde gevallen is aan een taxibedrijf algehele ontheffing verleend. Daarnaast volgt uit de lijst en de toelichting van het college daarop, dat het in genoemde gevallen niet gaat om algehele ontheffingen, maar ontheffingen met voorwaarden. Het feit dat busmaatschappij Arriva in het kader van een pilot toegang heeft gekregen tot het autoluwe gebied kan niet leiden tot een ander oordeel. Zoals het college heeft uiteengezet, is tot deze pilot besloten, omdat langs de oorspronkelijke route van de buslijn geen geschikte bushalte te vinden was die ook verkeersveilig is. Zoals het college verder heeft uiteengezet, is de verstoring van het autoluwe gebied van Nes door de buslijn minimaal, aangezien de buslijn beperkt gebruik maakt van de route en daarbij slechts een klein gedeelte van het autoluwe gebied van Nes aandoet. Die verstoring van het autoluwe gebied is derhalve niet te vergelijken met de verstoring die een taxibedrijf met vrije toegang zou brengen.

Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, ambtenaar van staat.

w.g. Offers w.g. De Vries

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2012

582-730.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature