Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft het college het "2e wijzigingsplan Kom Halsteren" vastgesteld.

Uitspraak



201009764/1/R3.

Datum uitspraak: 21 december 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom,

en

het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft het college het "2e wijzigingsplan Kom Halsteren" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 17 november 2010.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2011, waar [appellante], bijgestaan door mr. J.W. Verhoeven en mr. B. Maat, beiden advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door drs. E.P.A.M. Weterings, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het wijzigingsplan is gebaseerd op de in artikel 29, eerste lid, onder b, van de regels van het bestemmingsplan "Kom Halsteren" (hierna: het bestemmingsplan) opgenomen wijzigingsbevoegdheid en voorziet in een wijziging van het bebouwingsvlak op het perceel tussen de percelen [locatie 1], waar [appellante] woont, en [locatie 2].

2.2. [appellante] betoogt dat het college het wijzigingsplan ten onrechte heeft vastgesteld en voert daartoe aan dat het bebouwingsvlak op een afstand van slechts 1,10 meter van haar perceelsgrens ligt, waardoor zeer nabij haar woning bebouwing kan worden opgericht. Uit de bouwtekeningen van de voorziene woning blijkt dat in de zijgevel ramen komen, die uitkijken op de badkamer en het terras van [appellante]. Dit tast haar privacy ernstig aan en is in strijd met de in artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek gegeven afstandsnorm van twee meter tot een perceelsgrens. Door de hoogte en ligging van de voorziene bebouwing zal haar lichtinval ernstig worden beperkt. Het college heeft haar belangen onvoldoende meegewogen bij de vaststelling van het wijzigingsplan.

2.3. Ingevolge artikel 29, eerste lid, onder b, van de regels van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, dan wel bebouwingsvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

2.3.1. In het wijzigingsplan is, gelijk aan het in rechte onaantastbare bestemmingsplan, aan het plandeel de bestemming "Wonen" en de bouwaanduidingen "bebouwingsvlak" en "maximaal twee aaneen" toegekend. Ter plaatse geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 9 meter. Onweersproken is ter zitting gesteld dat het bebouwingsvlak in het wijzigingsplan ongeveer 40 cm dichter bij het perceel [locatie 2] is komen te liggen. De afstand tussen het bebouwingsvlak en het perceel van [appellante] is niet kleiner geworden. Ter zitting is gebleken dat op 27 oktober 2010 een bouwvergunning is verleend voor de bouw van een woning in het plangebied, en dat die, nu er binnen de daarvoor gestelde termijn geen bezwaar is gemaakt, onherroepelijk is.

2.3.2. De Afdeling stelt vast dat het gewijzigde bebouwingsvlak blijkens de verbeelding op een afstand van ongeveer 2,5 meter van de grens van het perceel van [appellante] ligt en dan ook geen bebouwing mogelijk maakt op een afstand van 1,10 meter van haar perceel. Voor zover zij zich richt tegen bouwmogelijkheden op een kleinere afstand van haar perceel en haar woning dan in het bestemmingsplan mogelijk waren, wordt overwogen dat het wijzigingsplan niet voorziet in een bebouwingsvlak op een kortere afstand dan reeds was voorzien op grond van het in rechte onaantastbare plandeel met de bestemming "Wonen", zoals dat in voormeld bestemmingsplan is opgenomen. Voor zover zij zich richt tegen de bouwmogelijkheden buiten het bebouwingsvlak, zoals die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, overweegt de Afdeling dat die bezwaren in deze procedure, waar uitsluitend het vastgestelde wijzigingsplan voorligt, niet aan de orde kunnen komen. Ten aanzien van de gestelde aantasting van het woon- en leefklimaat, overweegt de Afdeling dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan geen ernstige aantasting hiervan met zich brengt, nu slechts zeer marginaal is afgeweken van voormeld bestemmingsplan en de afstand tussen het bebouwingsvlak en de perceelsgrens van [appellante] niet ongebruikelijk is in een dorpskern. Het betoog van [appellante] dat in strijd is gehandeld met artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek omdat zonder haar toestemming binnen twee meter van haar perceelsgrens een gevel met vensters zal worden opgericht kan reeds hierom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, nu dit betoog geen betrekking heeft op het wijzigingsplan, maar op een bouwplan, dat hier niet aan de orde is en onherroepelijk is. Overigens merkt de Afdeling op dat, gelet op eerdergenoemde afstand van ongeveer 2,5 meter, het wijzigingsplan geen bebouwing op minder dan 2 meter van haar perceelsgrens mogelijk maakt.

2.3.3. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.

2.3.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Kegge

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2011

459-715.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature