U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 26 november 2009 heeft de raad van de gemeente Valkenswaard het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Lage Heideweg" vastgesteld.

Uitspraak



200909837/1/T1/R4.

Datum uitspraak: 16 december 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Westerhoven, gemeente Bergeijk,

2. de vereniging Milieuwerkgroep Valkenswaard, gevestigd te Valkenswaard,

3. [appellant sub 3], wonend te Riethoven, gemeente Bergeijk,

4. [appellant sub 4a] en [appellant sub 4b] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 4]), beiden wonend te Dommelen, gemeente Valkenswaard,

5. de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e.o., gevestigd te Waalre,

6. [appellant sub 6], allen wonend te Valkenswaard,

7. [appellant sub 7], wonend te Westerhoven, gemeente Bergeijk,

8. [appellant sub 8], wonend te Westerhoven, gemeente Bergeijk,

9. [appellant sub 9], wonend te Valkenswaard,

10. [appellant sub 10], wonend te Valkenswaard,

11. [appellant sub 11], allen wonend te Valkenswaard,

12. [appellant sub 12], wonend te Valkenswaard,

13. [appellant sub 13], wonend te Valkenswaard,

14. [appellant sub 14], wonend te Valkenswaard,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Valkenswaard,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2009 heeft de raad van de gemeente Valkenswaard het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Lage Heideweg" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de gemeente Valkenswaard ingekomen op 14 december 2009, de Milieuwerkgroep bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2010, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2010, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2010, de stichting Belangenplatform de Malpie e.o. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2010, [appellant sub 6] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2010, [appellant sub 7] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2010, [appellant sub 8] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2010, [appellant sub 9] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, [appellant sub 10] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 januari 2010, [appellant sub 11] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, [appellant sub 12] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, [appellant sub 13] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 januari 2010, en [appellant sub 14] bij brief, bij de gemeente Valkenswaard ingekomen op 19 januari 2010, beroep ingesteld. De gemeente Valkenswaard heeft de beroepschriften van [appellant sub 1] en [appellant sub 14] doorgezonden aan de Afdeling alwaar deze op 21 december 2009 onderscheidenlijk 29 januari 2010 zijn ingekomen.

De raad van de gemeente Valkenswaard heeft een verweerschrift ingediend.

De raad en de raad van de gemeente Bergeijk hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 juni 2011, waar [appellant sub 3], in persoon, [appellant sub 4a] en [appellant sub 4b], in persoon, de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e.o., vertegenwoordigd door [appellant sub 4a], [appellant sub 6], vertegenwoordigd door [appellant sub 4a], [appellant sub 7], in persoon, [appellant sub 9], in persoon en bijgestaan door mr. H.A. Gooskens, [appellant sub 10], vertegenwoordigd door mr. H.A. Gooskens, [appellant sub 11], in persoon, [appellant sub 14], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.A.F. Vorster en ing . H.P.W.M. Janssen, zijn verschenen.

Bij brieven van 30 mei 2011 hebben [appellant sub 13] en [appellant sub 12] hun beroepen ingetrokken.

2. Overwegingen

Bestuurlijke lus

2.1. Ingevolge artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.

Plangebied

2.2. Het bestemmingsplan "Lage Heideweg" voorziet in de aanleg van de gebiedsontsluitingsweg Lage Heideweg. Het plangebied omvat het tracé en een aangrenzend gebied dat globaal wordt begrensd door de westzijde van de Monseigneur Smetsstraat, Westerhovenseweg/Dommelsedijk en het nieuwe tracé. De geplande Lage Heideweg start aan de westzijde op het grondgebied van de gemeente Bergeijk, direct westelijk van de Keersop. Daar wordt de bestaande N397 in zuidoostelijke richting afgebogen. Het vervolg van de weg loopt ongeveer parallel westelijk aan de Venbergseweg. Verderop buigt de weg verder af in zuidelijke richting om ter hoogte van de bosrand aan te sluiten op de bestaande N69 (Luikerweg).

Coördinatie hogere waarden besluiten

2.3. [appellant sub 8] voert aan dat het bestemmingsplan ten onrechte niet gecoördineerd is behandeld met het besluit inzake het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidsbelasting.

2.3.1. De Afdeling overweegt dat het vaststellen van een hogere waarde wordt gereguleerd door een procedure op grond van de Wet geluidhinder. Op grond van artikel 76 van die wet dienen bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan deze hogere waarden in acht te worden genomen. Coördinatie van beide procedures is niet vereist. Het besluit inzake het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting is op 17 november 2009 genomen. Het bestemmingsplan is op 26 november 2009 vastgesteld. Daarmee is voldaan aan het uitgangspunt dat het besluit inzake een hogere waarde voor de geluidbelasting voorafgaand of gelijktijdig met het bestemmingsplan dient te worden vastgesteld.

Coördinatie reconstructieplan

2.4. [appellant sub 4], [appellant sub 6], De stichting De Malpie en [appellant sub 7] keren zich ertegen dat reconstructieplannen zijn opgesteld en vervolgens een bestemmingsplanprocedure is opgestart, terwijl de procedures in verband met de reconstructieplannen nog niet beëindigd waren. Zij keren zich er voorts tegen dat de reconstructieplannen gewijzigd zijn nadat de procedure is begonnen. Zij voeren aan dat er een milieueffectrapport voor het hele gebied opgesteld had moeten worden.

2.4.1. De Afdeling overweegt dat er geen wettelijke verplichting is dat de voorbereiding of vaststelling van een bestemmingsplan pas dient plaats te vinden nadat de procedure om te komen tot een reconstructieplan is beëindigd.

Voorbereiding

2.5. [appellant sub 11] voeren aan dat de toelichting van het bestemmingsplan fouten en slordigheden bevat en daarmee onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dit heeft geleid tot verkeerde informatieverstrekking en onduidelijkheden.

2.5.1. De Afdeling overweegt dat deze grond betrekking heeft op de toelichting bij het bestemmingsplan, welke niet bindend is. Voor zover deze grond ziet op het akoestisch rapport en de terinzagelegging, wordt deze besproken bij de beroepsgronden die daarop betrekking hebben.

Terinzagelegging

2.6. [appellant sub 11] hebben aangevoerd dat eerst een oude versie van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd, daarna de vastgestelde versie met een incorrecte plankaart en vervolgens de vastgestelde versie van het bestemmingsplan en de plankaart, maar met een incorrecte bijlage 6. Ook van het natuurcompensatieplan zijn volgens hen verschillende versies ter inzage gelegd.

2.6.1. De beroepsgrond heeft betrekking op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en kan reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.

2.7. [appellant sub 8] voert aan dat het natuurcompensatieplan en het akoestisch onderzoek zijn aangepast nadat het ontwerp-besluit ter inzage is gelegd, zodat het niet mogelijk was op dit punt een zienswijze in te dienen. Volgens hem moeten de stukken die betrekking hebben op een ontwerp van een bestemmingsplan volledig ter inzage gelegd worden.

2.7.1. De Afdeling overweegt dat het akoestisch onderzoek en het natuurcompensatieplan zijn aangepast nadat het ontwerp van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd, zodat het niet mogelijk was deze versie ter inzage te leggen tijdens de procedure voor de totstandkoming van het bestemmingsplan.

Bestemmingsplan Bergeijk

2.8. [appellant sub 9], [appellant sub 8], [appellant sub 10], [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie en [appellant sub 7] voeren aan dat de weg ook in een bestemmingsplan van de gemeente Bergeijk moet worden opgenomen, maar dat dit bestemmingsplan nog niet is vastgesteld. De weg maakt volgens hen ook onderdeel uit van het plan "Valkenswaard-Zuid", waarvoor evenmin een bestemmingsplan is vastgesteld.

2.8.1. De Afdeling overweegt dat geen wettelijke verplichting bestaat de vaststelling van bestemmingsplannen te coördineren.

Voor zover dit betoog als strekking heeft dat het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is, omdat Bergeijk het bestemmingsplan niet vast wil stellen vóór duidelijk is of de Lage Heideweg deel uitmaakt voor een oplossing van de N69 problematiek, overweegt de Afdeling dat niet aannemelijk is gemaakt dat Bergeijk ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan "Lage Heideweg" het bestemmingsplan over die weg niet zou vaststellen.

Nut en noodzaak Lage Heideweg

2.9. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 11] voeren aan dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid" door de Afdeling is vernietigd. Volgens hen is de Lage Heideweg na de vernietiging van dit bestemmingsplan niet meer nodig.

De milieuwerkgroep voert aan dat de voorgestelde weg geen oplossing biedt voor het hoofdverkeersprobleem, te weten het doorgaande verkeer in noord-zuid richting door de kernen Aalst en Valkenswaard.

[appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting de Malpie en [appellant sub 7] voeren aan dat de Lage Heideweg verkeerskundig niets oplost.

[appellant sub 11] voeren aan dat het bestemmingsplan er niet toe zal leiden dat het aantal verkeersbewegingen in de kernen van Valkenswaard en Dommelen zal afnemen, waardoor het zwaarwegend maatschappelijk belang ontbreekt. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar het milieueffectrapport.

2.9.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Lage Heideweg een gebiedsontsluitingsfunctie heeft voor geheel Valkenswaard-Zuidwest, overeenkomstig het onderliggende bestemmingsplan. De ontsluiting van Lage Heide (voorheen: "Valkenswaard-Zuid", toekomstig woongebied en eventueel op termijn het werkgebied) speelt daarbij volgens de raad een belangrijke, maar geenszins een uitsluitende, rol. De Lage Heideweg is primair bedoeld ter vermindering van het aantal verkeersbewegingen in de kernen van Valkenswaard en Dommelen. Het uitgangspunt is dat de Lage Heideweg een gebiedsontsluitingsweg is voor het totale gebied Valkenswaard Zuid-oost en dat met deze weg tevens een verbetering van de leefbaarheid in de kernen Dommelen en Valkenswaard wordt bereikt. De Lage Heideweg dient zelf een oplossing te bieden voor Valkenswaard-Zuidwest. De verkeersstructuur in en rond het zuidelijk deel van de kernen Valkenswaard en Dommelen wordt zodanig uitgebreid met nieuwe infrastructuur dat een bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de huidige en toekomstige leefbaarheidsproblemen in beide kernen, door het ontlasten van de bestaande oost-west verbinding Bergstraat/Dommelseweg. Daarnaast zal de aanleg van de Lage Heideweg de verkeersdruk op de Bergeijksedijk/Fressevenweg in Bergeijk beperken.

De raad wil verder met de plannen voor Lage Heide en de daarbij behorende ontsluiting van dat gebied aanhaken op de Lage Heideweg. Vooralsnog biedt het tracé van de Lage Heideweg zoals opgenomen in dit plan naar de mening van de raad voldoende mogelijkheden om de toekomstige ontsluiting van Lage Heideweg hierop aan te laten sluiten.

Inmiddels is een nieuw ontwerp voor een bestemmingsplan opgesteld voor het woningbouwgedeelte van Lage Heide. Voor Lage Heide is voorzien in een nieuwe planning waarbij het woningbouwgedeelte opgepakt gaat worden. Het geprojecteerde bedrijventerreingedeelte is voorlopig niet aan de orde. In de verkavelingsopzet van het woningbouwgedeelte van Lage Heide is voorzien in aansluiting van de nieuwe woonwijk op de Lage Heideweg, aldus de raad.

2.9.2. De Afdeling overweegt dat er volgens het milieueffectrapport een aantal argumenten voor de aanleg van de Lage Heideweg genoemd worden: het terugdringen van de verkeershinder in Dommelen en Valkenswaard om de leefbaarheidsproblemen in deze kernen terug te dringen, de ontsluiting van het plan "Valkenswaard-Zuid", het beperken van de verkeersdruk op de Bergeijksedijk/Fressevenweg en in de toekomst een mogelijk onderdeel van een nieuwe wegverbinding parallel aan de N69 als oplossing voor de leefbaarheids- en doorstromingsproblemen op en rond de N69 Eindhoven-Belgische grens. Volgens het milieueffectrapport is het bieden van een oplossing voor het noord-zuid verkeer geen doelstelling van de Lage Heideweg.

Uit het milieueffectrapport blijkt dat het meest milieuvriendelijke alternatief, dat in het bestemmingsplan is uitgewerkt, het beste alternatief is om doorgaand verkeer uit de kernen te weren. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk gemaakt dat er ook na vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid" voldoende aanleiding is om tot de aanleg van de Lage Heideweg over te gaan. De Lage Heideweg biedt immers een oplossing voor het terugdringen van de verkeershinder in Dommelen en Valkenswaard en bevordert de verkeersveiligheid op de Bergeijksedijk/Fressevenweg.

Samenhang N69

2.10. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 3], [appellant sub 11] en de milieuwerkgroep voeren aan dat de Lage Heideweg niet los van de N69 kan worden beoordeeld. De weg kan immers niet als lokale gebiedsontsluitingsweg beschouwd worden, zeker niet wanneer deze wordt doorgetrokken naar de A67. De weg zal dan ook na de aanleg worden overgenomen door de provincie. Er had volgens hen een integrale oplossing moeten worden gekozen. Door de aanleg van de Lage Heideweg afzonderlijk te beoordelen wordt volgens hen vooruitgelopen op het milieueffectrapport voor de N69. Daarbij komt dat het gekozen tracé naar hun opvatting meer milieugevolgen heeft dan andere mogelijke tracés voor de N69.

2.10.1. De raad stelt dat ervoor gekozen is ter voorbereiding van de besluitvorming over de Lage Heideweg vrijwillig een milieueffectrapport te laten opstellen. De Lage Heideweg is primair bedoeld om de verkeersproblemen in Valkenswaard-Zuidwest op te lossen en staat los van de besluitvorming over de N69, zodat een uitgebreidere milieueffectrapportage volgens de raad niet vereist is. Er zal een afzonderlijke studie plaatsvinden naar de mogelijke tracékeuze voor de N69 met de daarbij behorende verkeerskundige effecten en milieueffecten. In de planregels en op de verbeelding van het bestemmingsplan "Lage Heideweg" is het wegprofiel van tweemaal een rijbaan vastgelegd.

2.10.2. De Afdeling overweegt dat, gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.9.2 is overwogen, ook los van de aanleg van de N69 voldoende aanleiding bestond voor de aanleg van de Lage Heideweg. In de planregels en op de verbeelding is het wegprofiel van twee keer een rijbaan vastgelegd. Het is aannemelijk dat de Lage Heideweg ook zonder de aanleg van de N69 een zinvolle functie heeft. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat van de aanleg van de Lage Heideweg moet worden afgezien om reden dat de procedure voor de N69 nog niet is aangevangen.

Intentieverklaring

2.11. [appellant sub 3] en [appellant sub 11] voeren aan dat wat betreft het tracé wordt afgeweken van de afspraak in de Intentieverklaring van 17 mei 2004, die is ondertekend door de gemeenten Bergeijk, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven en de provincie Noord-Brabant. Ook wordt volgens hen in strijd met deze overeenkomst de overlast afgewenteld op buurgemeenten.

2.11.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de Intentieverklaring slechts de partijen bij deze overeenkomst bindt. Dat het tracé in het bestemmingsplan anders loopt dan waarvan in de intentieverklaring is uitgegaan is, zo stelt de raad, logisch omdat het tracé is bepaald naar aanleiding van de milieueffectrapportage procedure in 2006 en 2007. Deze informatie was in 2004 niet beschikbaar.

2.11.2. De Afdeling overweegt dat de Intentieverklaring niet in de weg stond aan vaststelling van het bestemmingsplan. Dat het tracé niet volledig gelijk loopt met dat waarvan in de Intentieverklaring wordt uitgegaan betekent niet dat de raad de overeenkomst bij het vaststellen van het plan niet voldoende heeft betrokken. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het tracé is bepaald naar aanleiding van de in 2006 en 2007 doorlopen milieueffectrapportage procedure en de daarbij behorende onderzoeken.

Geluid

2.12. [appellant sub 1] en [appellant sub 8] voeren aan dat de metingen voor het akoestisch onderzoek in de vakantieperiode zijn verricht, waardoor de verkeersintensiteit is onderschat. [appellant sub 8] voegt daaraan toe dat de metingen ook hebben plaatsgevonden na het uitbreken van de kredietcrisis. [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie en [appellant sub 7] voeren aan dat de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek niet kloppen. Volgens hen komen er meer verkeerbewegingen. In het onderzoek is volgens hen uitgegaan van oude gegevens, terwijl de effecten van het afsluiten van de Fressevenweg er niet bij zijn betrokken.

2.12.1. De raad stelt dat de effecten op de Dommelsedijk alsmede in Westerhoven, Riethoven en Dommelen en de effecten van de afsluiting van de Fressevenweg buiten de in de Wet geluidhinder benoemde onderzoekszones vallen.

2.12.2. De Afdeling overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat de omstandigheid dat de metingen in de vakantieperiode en na het uitbreken van de kredietcrisis zijn verricht, ertoe heeft geleid dat de geluidemissie onjuist is bepaald en dat de verkeersintensiteit is onderschat. Akoestisch onderzoek buiten de zone van een weg is op grond van de Wet geluidhinder niet vereist. Gelet hierop faalt hetgeen hier is aangevoerd.

2.13. Volgens [appellant sub 8] is niet gemotiveerd waarom geen sprake is van een reconstructie van de weg. Evenmin is gemotiveerd waarom de rekenresultaten afwijken. Volgens hem is zijn perceel ten onrechte niet meegenomen bij de percelen waarvoor een reconstructie-effect is berekend.

2.13.1. De raad voert aan dat het besluit tot vaststelling van een hogere waarde is ingetrokken nadat gebleken was dat aan het eerdere besluit een dubbeltelling van de vrachtwagenbewegingen ten grondslag lag. Nu het geluid met minder dan 2 dB toeneemt is geen sprake van een reconstructie, van de weg in de zin van de Wet geluidhinder, aldus de raad.

2.13.2. De Afdeling overweegt dat volgens het rapport "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan "Lage Heideweg" Gemeente Valkenswaard" van BRO van 27 augustus 2009 (hierna: het Rapport) geen sprake is van een reconstructie-effect door de aansluiting van de Lage Heideweg op de Dommelsedijk. In bijlagen 7 en 8 bij dit rapport zijn resultaten voor het adres Dommelsedijk 2 opgenomen. Volgens het Advies "Akoestisch onderzoek Valkenswaard" van BRO van 4 augustus 2009 (hierna: het Advies) is het rekenmodel van DHV niet juist geïnterpreteerd, waardoor wat betreft het vrachtverkeer is uitgegaan van een te hoge etmaalintensiteit. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding aan de juistheid van dit Rapport en dit Advies te twijfelen. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd waarom de rekenresultaten afwijken en dat er geen reconstructie is in de zin van de Wet geluidhinder.

2.14. [appellant sub 1] voert aan dat de meetpunten en berekende waarden voor zijn pand in het rapport niet terug te vinden zijn.

2.14.1. De raad stelt dat het akoestisch onderzoek van 27 augustus 2009 ook betrekking heeft op de woning aan de [locatie] te Westerhoven, maar dat dit uit de situatietekeningen bij het rapport niet zonder meer valt af te leiden. Daarom heeft de raad een aanvullende berekening uitgevoerd om te bepalen of in het geval van deze woning sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder. Uit deze berekening blijkt volgens de raad dat dit niet het geval is.

2.14.2. De Afdeling overweegt dat de woning aan de Braambos 1 in de bijlagen 7 en 8 van het Rapport wordt genoemd. Daarnaast heeft de raad een aanvullende berekening uitgevoerd waaruit blijkt dat zich geen reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder voordoet. In hetgeen [appellant sub 8] heeft aangevoerd is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat deze conclusie van de raad onjuist is.

2.15. [appellant sub 3] voert aan dat de overlast in de gemeente Bergeijk, vooral op de Dorpstraat en Schoolstraat in Riethoven, en in Westerhoven toe zal nemen.

2.15.1. De raad voert aan dat uit aanvullend onderzoek van DHV in opdracht van de gemeente Bergeijk is gebleken dat bij de aanleg van de Lage Heideweg het verkeer door de kern Riethoven beperkt zal toenemen. De raad acht deze toename ondergeschikt aan de voordelen van de aanleg van de Lage Heideweg en de daaruit voortvloeiende verbetering van de leefbaarheid in de kernen van Dommelen en Valkenswaard.

2.15.2. De Afdeling overweegt dat volgens de memo "Verkeerseffecten Lage Heideweg op Riethoven en Westerhoven" van DHV van 15 juli 2009 de aanleg van de Lage Heideweg een beperkte invloed heeft op de hoeveelheid sluipverkeer door Riethoven, maar wel zorgt voor meer verkeer op de Molenstraat en Rijthoviusdreef. Ook zijn volgens deze memo nauwelijks verkeersverschuivingen te verwachten op de erftoegangswegen in de kern van Westerhoven als gevolg van de aanleg van de Lage Heideweg. De gebiedsontsluitingswegen aan de zuidkant van Westerhoven en de N397 ondervinden volgens dit rapport wel een verkeerstoename. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding aan de juistheid van deze memo te twijfelen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voordelen van de aanleg van de Lage Heideweg voor de leefbaarheid in de kernen van Dommelen en Valkenswaard zwaarder wegen dan de nadelige gevolgen van deze verkeerstoename.

2.16. [appellant sub 14] voert aan dat onduidelijk is wat de gevolgen voor de geluidbelasting zijn terwijl deze nu al hoger is dan is toegestaan. Bovendien leidt ook de toename van de activiteiten op het crossterrein tot geluidoverlast, zo betoogt hij.

2.16.1. De Afdeling overweegt dat in het Rapport is onderzocht wat de gevolgen van de Lage Heideweg zijn voor de woning van [appellant sub 14]. De Afdeling ziet in hetgeen is aangevoerd geen aanleiding aan de juistheid van dit rapport te twijfelen.

Natuurcompensatieplan

2.17. [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie en [appellant sub 7] hebben klachten over de natuurcompensatie en het in dat verband opgestelde natuurcompensatieplan. Volgens hen is het onbegrijpelijk dat de een in hetzelfde gebied mee moet werken aan compensatie voor het bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid" en de ander aan compensatie voor het bestemmingsplan "Lage Heideweg". Zij vragen zich af waarom de percelen van de gemeente niet worden gebruikt als compensatiegebied. [appellant sub 4] wil bovendien zelf natuur realiseren op zijn percelen.

2.17.1. De Afdeling overweegt dat volgens het "Compensatieplan Lage Heideweg" het gebied waar natuurcompensatie gerealiseerd zal worden ruimer is begrensd dan de compensatieopgave die volgens de beleidsregel natuurcompensatie vereist is, omdat de wens bestaat in het gehele gebied tussen de Dommel, Dommelseweg, Goorkes, Kromstraat en Luikerweg natuurontwikkeling te realiseren. Deze natuurbestemming zal volgens het compensatieplan worden vastgelegd binnen de uitwerking van het bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid". Dit gebied voldoet volgens het compensatieplan aan de eisen die de beleidsregel natuurcompensatie stelt: het gebied ligt geheel in de groene hoofdstructuur (hierna: GHS) in de GHS-landbouw, het ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) en het ligt in de nabijheid van de aantastende ingreep.

Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met het vastleggen van de natuurcompensatie voldoende waarborgen bestaan dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Valkenswaard-Zuid" tot compensatie overgegaan zal worden.

Volgens het compensatieplan bezit de gemeente 6,06 hectare binnen het compensatiegebied. De compensatieopgave bedraagt 17,09 hectare. Gelet hierop heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat de natuurcompensatie ook op andere percelen plaats moet vinden.

Alternatieven

2.18. [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting de Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 11] voeren aan dat de door hen ingediende alternatieven niet zijn onderzocht. Volgens hen lossen de door hen voorgestelde alternatieve oplossingen de verkeersproblemen beter op en zijn deze beter voor de natuur en de luchtkwaliteit.

[appellant sub 10] voert aan dat hij het dichtst bij het nieuwe tracé woont. Hij heeft daarom verzocht het tracé te verschuiven. Volgens hem is het onbegrijpelijk dat dit alternatief niet is onderzocht. Volgens hem is zijn belang onvoldoende meegewogen bij de tracékeuze. De weg vormt een inbreuk op het woon- en leefgenoot, door lichthinder, trillinghinder, geluidhinder, luchtkwaliteit, aantasting privacy, vermindering uitzicht, zo betoogt hij.

2.18.1. De raad stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het nut en de noodzaak van de Lage Heideweg en de mogelijke tracévarianten verkeerskundig onderzoek is uitgevoerd op basis van actuele verkeersmodellen. Ook zijn de milieueffecten van verschillende tracévarianten geanalyseerd in de MER/SMB Lage Heideweg Valkenswaard. Volgens de raad biedt de Lage Heideweg een oplossing voor de ontsluiting van Valkenswaard-Zuidwest.

De raad stelt zich ten aanzien van het effect van de Lage Heideweg op de woning van [appellant sub 10] op het standpunt dat diverse tracévarianten verkeerskundig zijn onderzocht en zijn getoetst op milieueffecten. Volgens de raad is een verdere verschuiving van het wegtracé ten opzichte van de woning aan de [locatie 2] niet gewenst, gelet op de ligging nabij het beekdal van de Keersop, de benodigde omleidingsroute en de gewenste ontwikkeling en ontsluiting van de woonwijk Lage Heide.

2.18.2. De Afdeling overweegt dat ten behoeve van de aanleg van de Lage Heideweg een milieueffectrapport is opgesteld. In dit milieueffectrapport zijn verschillende alternatieve tracés uitgewerkt, onderzocht op milieueffecten en onderling en ten opzichte van het nulalternatief vergeleken. Een aantal alternatieven is in het milieueffectrapport niet verder bestudeerd omdat deze alternatieven niet voldeden aan de uitgangspunten bij de aanleg van de Lage Heideweg. Naar aanleiding van het milieueffectrapport is het voorkeursalternatief gedefinieerd als het meest milieuvriendelijke alternatief. Dit alternatief is uitgewerkt in het bestemmingsplan. Naar aanleiding van bezwaren van omwonenden heeft de raad de door deze omwonenden aangedragen alternatieven laten onderzoeken. Volgens de "Variantenstudie omleiding Monseigneur Smetsstraat" scoren de aangedragen alternatieve oplossingen slechter op de verkeerskundige effecten en op het gebied van natuur en landschap en worden de hindereffecten alleen verplaatst. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze studie te twijfelen. Gelet hierop heeft de raad zich in het licht van artikel 7.10, eerste lid, onder b, (oud) van de Wet milieubeheer in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende alternatieven zijn onderzocht.

EHS

2.19. [appellant sub 9] voert aan dat de Lage Heideweg de natuurwaarden van het beekdal van de Keersop aantast. Dit gebied ligt binnen de EHS en is binnen de GHS aanwezen als natte natuurparel. [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie en [appellant sub 7] voeren aan dat de Lage Heideweg is gelegen op de enige ecologische verbinding tussen De Malpie en het Keersopdal met de Kempische bossen en de vluchtroute bij hoog water.

2.19.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een klein deel van de EHS en het Natura 2000-gebied wordt doorsneden. De raad voert aan dat ten aanzien van de doorsnijding van de EHS het "nee, tenzij"- principe geldt. Dit betekent dat er zwaarwegende maatschappelijke belangen moeten zijn en dat geen alternatieve oplossing bestaat. De raad voert aan dat de provincie heeft ingestemd met de motivering van het zwaarwegend maatschappelijk belang. Ook betoogt de raad dat de alternatieve oplossingen zijn onderzocht, maar dat deze vanuit verkeerskundig, ruimtelijk en milieuoogpunt niet de voorkeur hadden. Daarnaast is specifiek natuuronderzoek uitgevoerd naar de effecten van de aanleg van de Lage Heideweg op de beekprik.

2.19.2. De Afdeling overweegt dat ten aanzien van de doorsnijding van de EHS het "nee tenzij"-principe is toegepast. Hier is uitbreiding van stedelijk ruimtebeslag alleen toelaatbaar als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en pas nadat na onderzoek is aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten de GHS, of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur en hiermee samenhangende landschapswaarden wordt voorkomen.

De Afdeling overweegt dat er een zwaarwegend maatschappelijk belang mocht worden aangenomen, te weten het terugdringen van de verkeershinder in Dommelen en Valkenswaard om de leefbaarheidsproblemen te verminderen en het, ter bevordering van de verkeersveiligheid, beperken van de verkeersdruk op de Bergeijksedijk/Fressevenweg.

De Afdeling overweegt dat de raad een milieueffectrapport heeft laten opstellen. Volgens de "MER/SMB Lage Heideweg Valkenswaard" kruist een van de alternatieven niet alleen het beekdal van de Keersop, maar ook het beekdal van de Dommel. Een ander alternatief voorziet niet in een aantal maatregelen om de negatieve effecten op de natuur te voorkomen dan wel positieve effecten op de natuur te genereren. In de "Variantenstudie Omleiding Monseigneur Smetsstraat" zijn nog meer alternatieven onderzocht. Deze scoren slechter op de verkeerskundige effecten en op het gebied van natuur en landschap. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de volledigheid van deze onderzoeken te twijfelen. Gelet hierop heeft de raad het aannemelijk mogen achten dat reële alternatieven voor de doorsnijding ontbreken.

Brug over de Keersop

2.20. [appellant sub 11] voeren aan dat de raad ervan uitgaat dat de bestaande brug over de Keersop mag blijven liggen, terwijl in alle onderzoeken, zoals de Habitattoets en de aanvulling daarop, en de aanvraag voor een ontheffing op grond van de Flora- en Faunawet er van uitgegaan is dat deze wordt vervangen. Zij betogen dat het toetsingsadvies van de Commissie voor de milieueffectrapportage voldoende gemotiveerd acht dat de negatieve gevolgen op het Natura 2000 gebied niet significant zijn, mits mitigerende maatregelen worden getroffen.

2.20.1. De raad stelt zich op het standpunt dat er voor gekozen is om, naast de aanleg van een nieuwe brug, de bestaande kruising over de Keersop in de Westerhovenseweg/Dommelsedijk te handhaven voor langzaam verkeer en landbouwverkeer. Door de brug te verbreden en de oevers van de Keersop tot onder de brug te laten doorlopen en door het verhogen van de brug zodat de lichtval onder de brug komt, wordt de situatie rond de bestaande kruising voor kritische soorten als de beekprik verbeterd. Daarmee kunnen volgens de raad de effecten voor de kritische soorten worden beperkt.

2.20.2. De beekloop van de Keersop is gelegen in het gebied Groote Heide - De Plateaux dat bij beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 ingevolge de richtlijn 92/43/EEG (PB L 206, van 22 juli 1992, blz. 7, de zogenoemde Habitatrichtlijn) (hierna: de HRL), is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang. De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied hebben onder meer betrekking op behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied voor behoud van de populatie van de beekprik.

2.20.3. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit gold de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: de Nbw 1998) zoals die na wijziging van kracht is geworden met ingang van 1 februari 2009.

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n, onder 3, van de Nbw 1998 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder Natura 2000-gebied: gebied dat voorkomt op de lijst van gebieden van communautair belang, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de HRL.

Ingevolge artikel 19j, eerste lid, aanhef en onder a, van de ze wet houdt een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied.

Ingevolge het tweede lid maakt het bestuursorgaan voor plannen als bedoeld in het eerste lid, die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, alvorens het plan vast te stellen een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied waarbij rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.

Ingevolge het derde lid wordt in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, het besluit, bedoeld in het eerste lid, alleen genomen, indien is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in de artikelen 19g en 19h.

Ingevolge artikel 19g, eerste lid, kan indien een passende beoordeling is voorgeschreven op grond van artikel 19f, eerste lid, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, slechts worden verleend indien gedeputeerde staten zich op grond van de passende beoordeling ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast.

Ingevolge het tweede lid kunnen in afwijking van het eerste lid bij ontstentenis van alternatieve oplossingen voor een project gedeputeerde staten ten aanzien van Natura 2000-gebieden waar geen prioritair type natuurlijke habitat of prioritaire soort voorkomt, een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, voor het realiseren van het desbetreffende project, slechts verlenen om dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard.

Ingevolge artikel 19h, eerste lid, verbinden gedeputeerde staten, indien een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, om dwingende redenen van groot openbaar belang wordt verleend voor het realiseren van projecten, waarvan niet met zekerheid vaststaat dat die projecten de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet aantasten, aan die vergunning in ieder geval het voorschrift inhoudende de verplichting compenserende maatregelen te treffen.

2.20.4. Volgens de "MER/SMB Lage Heideweg Valkenswaard" kunnen er mogelijk nadelige gevolgen zijn voor het Natura 2000-gebied "Groote Heide - De Plateaux". Voorts kunnen er op korte termijn negatieve gevolgen zijn voor de beekprik, een van de soorten waarvoor een instandhoudingsdoelstelling is geformuleerd. In de aanvulling "MER/SMB Lage Heideweg Valkenswaard, Aanvulling & Erratum" op het milieueffectrapport (hierna: de Aanvulling MER) worden aanvullende mitigerende maatregelen beschreven om effecten op het Natura 2000-gebied "Groote Heide - De Plateaux" te voorkomen. Er wordt onder meer bij de inrichting en het ontwerp van de kruising met de Keersop aandacht besteed aan het beperken van de mogelijke schadelijke gevolgen voor de beekprik. De Aanvulling MER vermeldt dat als de mitigerende maatregelen worden doorgevoerd, geen nadelige gevolgen meer zijn te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied "Groote Heide - De Plateaux". In de "Voortoets Vogel- en Habitatrichtlijn ontwikkeling Valkenswaard Zuidwest" van Adviesbureau Mertens van november 2006 is geconcludeerd dat geen passende beoordeling uitgevoerd hoeft te worden. Volgens de Commissie voor de milieueffectrapportage was deze conclusie onjuist. Volgens de vervolgens opgestelde passende beoordeling "Aanvulling Habitattoets" van 30 mei 2007 (hierna: de Aanvulling Habitattoets) is de populatie van de beekprik met 2000 exemplaren erg kwetsbaar en levert zij een belangrijke bijdrage aan de landelijke staat van instandhouding. Volgens deze Aanvulling Habitattoets ontstaat door het voornemen in de aanlegfase een klein negatief effect door geluid, trillingen, vertroebeling en enige versnippering. Daarom zijn aanvullende mitigerende maatregelen voorgesteld. Volgens de Commissie voor de milieueffectrapportage was daarmee een essentiële tekortkoming in het milieueffectrapport weggenomen.

De Afdeling overweegt dat de raad zich gelet hierop op het standpunt heeft kunnen stellen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast, indien mitigerende maatregelen worden doorgevoerd.

2.20.5. De vragen of voor de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt, dan wel een ontheffing op grond van de Flora en faunawet (hierna: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

2.20.6. De Afdeling overweegt dat er in de Aanvulling MER en de Aanvulling Habitattoets vanuit is gegaan dat mitigerende maatregelen worden getroffen ter bescherming van beschermde soorten. In de aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 75 van de Ffw is vermeld dat om de barri èrewerking van de Lage Heideweg in het Keersopdal zoveel mogelijk te verkleinen, de bestaande brug over de Keersop zal worden afgebroken en worden vervangen door een zeer ruim opgezette brug en fietsbrug. De bestaande brug biedt geen ruimte voor meandering. In de nieuwe situatie zal meer natuurlijk licht onder de kunstwerken doordringen en is meandering wel mogelijk. De nieuwe doorsnijding wordt daarbij op ecologisch verantwoorde wijze uitgevoerd. Onder de brug komen daarom oevers van minimaal 1,5 meter breed en de breedte van de brug wordt geminimaliseerd door af te zien van fietsstroken. Hierdoor zal de barrièrewerking voor de beekprik in de gebruiksfase eerder afnemen dan toenemen.

De Afdeling overweegt dat in de aanvraag voor een ontheffing is vermeld dat de brug over de Keersop zal worden afgebroken, maar dat het vastgestelde bestemmingsplan niet uitgaat van vervanging van de brug. De gevolgen van het plan zijn echter beoordeeld met inachtneming van het verwijderen van de brug. Gelet hierop bestaat twijfel of de ontheffing zal worden verleend, zodat de raad niet aannemelijk heeft gemaakt dat de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Benzineverkooppunt

2.21. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 11] voeren aan dat de vestiging van een benzineverkooppunt niet strookt met de nabijgelegen bestemmingen "Groen" en "Natuur" en niet past in de EHS, noch in Habitat- en Vogelrichtlijngebied. Op korte afstand is al een modern benzinestation aanwezig, zo betogen zij.

2.21.1. De raad stelt zich op het standpunt dat gelet op de ontwikkeling in Valkenswaard-Zuidwest, meer in het bijzonder in Lage Heide, de realisatie van een benzineservicestation een functioneel en ruimtelijk goede ontwikkeling is. Of dit bedrijfseconomisch te exploiteren is, is volgens de raad ruimtelijk niet relevant.

2.21.2. De Afdeling overweegt dat de locatie van het benzineverkooppunt de bestemming "Verkeer-1" met als nadere aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" heeft. Het benzineverkooppunt is niet gelegen in het in 2.20.4 genoemde Natura 2000-gebied. [appellant sub 9], [appellant sub 10], [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting De Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 11] hebben niet nader toegelicht waarom de vestiging van een benzineverkooppunt als zodanig zich niet verdraagt met de omringende bestemmingen. Voorts hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat het benzinestation, gezien de ligging, niet rendabel kan worden geëxploiteerd.

Luchtkwaliteit

2.22. [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting de Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 14] voeren aan dat de luchtkwaliteit verslechtert ten gevolge van de Lage Heideweg.

2.22.1. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer maken bestuursorganen bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde.

Ingevolge voorschrift 2.1, eerste lid, van bijlage 2 bij de Wet milieubeheer gelden voor stikstofdioxide de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

a. 200 microgram per m3 als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en

b. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010.

Ingevolge voorschrift 4.1 van deze bijlage gelden voor zwevende deeltjes (PM10) de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:

a. 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie;

b. 50 microgram per m3 als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.

2.22.2. Volgens het verrichte luchtkwaliteitsonderzoek leidt de aanleg van de Lage Heideweg tot een verbetering van de leefbaarheid in Valkenswaard en met name Dommelen door de ontlasting van de Bergstraat en de Dommelseweg. Ook in Bergeijk zal door de afnemende verkeersdruk de luchtkwaliteit verbeteren. Alleen op de ontsluitingswegen in het projectgebied Valkenswaard-Zuid verslechtert de luchtkwaliteit ter plaatse als gevolg van het extra verkeer van de nieuw ontwikkelde bedrijven en woningen. De normen voor NO2 en PM10 worden niet overschreden, aldus het luchtkwaliteitsonderzoek. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding aan de juistheid van het rapport te twijfelen.

In het luchtkwaliteitsonderzoek is bij het bepalen van de achtergrondconcentratie gebruik gemaakt van de grootschalige concentratiegegevens als bedoeld in artikel 66 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 . Nu het rallycrossterrein als een bestaande bron kan worden aangemerkt, moet de bijdrage aan de uitstoot van zwevende deeltjes daarvan als zodanig worden geacht te zijn verdisconteerd in deze grootschalige concentratiegegevens. Ook in zoverre bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat de raad niet heeft mogen uitgaan van het luchtkwaliteitsonderzoek.

Hetgeen [appellant sub 4], [appellant sub 6], de stichting de Malpie, [appellant sub 7] en [appellant sub 14] hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer aan de vaststelling van het plan in de weg stond.

Bereikbaarheid woning [appellant sub 8]

2.23. [appellant sub 8] aan dat hij zijn woning en bedrijf moeilijk kan bereiken na aanleg van de weg.

2.23.1. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 8] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bestemmingsplan aan de bereikbaarheid van zijn woning en bedrijf in de weg staat.

Zandpad [appellant sub 14]

2.24. [appellant sub 14] keert zich ertegen dat het zandpad niet verhard gaat worden.

2.24.1. De Afdeling overweegt dat het zandpad niet is gelegen in het plangebied, zodat dit betoog feitelijke grondslag mist.

Bedrijf [appellant sub 9]

2.25. [appellant sub 9] voert aan dat hij binnen vijf jaar over wil schakelen naar arbeidsintensieve land- of tuinbouw, hetgeen bij een bestemming "Groen" en "Natuur" niet mogelijk is, zodat planschade ontstaat. Hij heeft er bezwaar tegen dat deze gronden een verblijfsbestemming krijgen. Hij voert voorts aan dat zijn achteruitgang ten onrechte niet de bestemming "Verkeer" heeft.

Daarnaast voert hij aan dat de ontsluiting van het deel van zijn gronden dat buiten het plangebied ligt, niet is geregeld.

2.25.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het perceel van [appellant sub 9] voor een groot deel de bestemming "Natuur" heeft. Met [appellant sub 9] wordt overlegd om tot aankoop van de gronden te komen. De bestemming "Groen" is primair bedoeld voor de aanleg en instandhouding van groenstroken en groenvoorzieningen. Afhankelijk van de grondverwerving is meer openbaar dan wel privé-gebruik aan de orde, aldus de raad.

2.25.2. De Afdeling stelt vast dat de achteruitgang van [appellant sub 9] op de verbeelding is opgenomen op gronden met de bestemming "Groen". De raad heeft ter zitting verklaard dat binnen deze bestemming een uitrit mogelijk is. Ingevolge artikel 3.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn gronden met deze bestemming bestemd voor bermen. In artikel 3.4 van de planregels is gebruik als uitrit niet aangemerkt als strijdig gebruik.

De ontsluiting van het perceel dat buiten het plangebied is gelegen, geschiedt op een zodanige wijze dat [appellant sub 9] verder moet rijden.

Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van zijn gronden betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad van de gemeente Valkenswaard bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.

Zienswijze

2.26. Voor zover [appellant sub 9] en [appellant sub 8] verwijzen naar de inhoud van hun zienswijzen, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 9] en [appellant sub 8] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist is.

Conclusie

2.27. De conclusie is dat het besluit van 26 november 2009 is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad met toepassing van artikel 46, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe nader te motiveren waarom de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Lage Heideweg" in de weg staat of het besluit te wijzigen, zonder dat daarbij toepassing behoeft te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.

2.28. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

draagt de raad van de gemeente Valkenswaard op om:

- binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen het besluit van 26 november 2009 te herstellen door nader te motiveren waarom de Ffw niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Lage Heideweg" in de weg staat of het besluit te wijzigen. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven termijn bekendgemaakt te worden, en

- de Afdeling van de uitkomst en van het eventuele nieuwe besluit mededeling te doen.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en drs. W.J. Deetman, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Bijleveld

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2011

433.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature