Uit hetgeen hiervoor onder 2.2. en 2.2.1 is weergegeven, volgt dat de vreemdeling vanaf 23 oktober 2005 meer dan één jaar legale arbeid in dienst van één en dezelfde werkgever heeft verricht. Voorts is gesteld noch gebleken van enig frauduleus handelen, als bedoeld in het arrest Kol, en heeft de intrekking plaatsgevonden na afloop van het tijdvak van één jaar legale arbeid. Gelet op hetgeen het Hof voor recht heeft verklaard, stond het de minister in dit geval dan ook niet vrij de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met terugwerkende kracht tot 16 mei 2006 in te trekken. Hieruit volgt ook dat de minister in het opnieuw te nemen besluit op het gemaakte bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van de vreemdeling om wijziging van de beperking van de aan hem verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zal moeten beoordelen of aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf ingevolge artikel 6, eerste lid, van besluit nr. 1 /80 is voldaan.