U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur aan FrieslandCampina een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) verleend voor onder meer het lozen van afvalwater via de gemeentelijke riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna: de rwzi) te Kootstertille, gemeente Achtkarspelen, op het Prinses Margrietkanaal. Dit besluit is op 10 maart 2010 ter inzage gelegd.

Uitspraak



201003796/1/M1.

Datum uitspraak: 13 april 2011

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FrieslandCampina B.V., gevestigd te Amersfoort,

appellante,

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur aan FrieslandCampina een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) verleend voor onder meer het lozen van afvalwater via de gemeentelijke riolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hierna: de rwzi) te Kootstertille, gemeente Achtkarspelen, op het Prinses Margrietkanaal. Dit besluit is op 10 maart 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft FrieslandCampina bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2010, beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.

FrieslandCampina en het dagelijks bestuur hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2011, waar FrieslandCampina, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Oude Lansink en B. Hooiveld, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door ing . A. Dijkstra en drs. G. Jansen, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.

2. Overwegingen

Overgangsrecht Waterwet

2.1. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is onder meer de Wvo ingetrokken. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet , volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om vergunning voor de inwerkingtreding van de Waterwet is ingediend.

In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Waterwet werden gewijzigd.

Voorgeschiedenis

2.2. Bij besluit van 18 augustus 2004 heeft het dagelijks bestuur aan FrieslandCampina een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wvo verleend voor het lozen van bedrijfsafvalwater, koelwater, condensaat en hemelwater afkomstig van haar perceel Verlaatsterweg 26 te Gerkesklooster, gemeente Achtkarspelen.

Als gevolg van diverse wijzigingen in de lozingssituatie - waaronder de toename van het koelwaterdebiet en het voorzuiveren van proceswater - is een nieuwe vergunning aangevraagd.

Binnen de inrichting, waar melk en wei worden verwerkt tot kaas en poedervormige zuivelproducten, wordt, voor zover hier van belang, een deel van het afvalwater rechtstreeks naar een effluentput geleid. Het andere deel wordt eerst in de afvalwaterzuiveringsinstallatie (hierna: de awzi) van het zuivelbedrijf behandeld en daarna naar de effluentput geleid. Vervolgens wordt het effluent vanuit deze effluentput en via de persleiding op de rwzi geloosd.

Het dagelijks bestuur heeft ten behoeve van de doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk met toepassing van de nota "Doelmatige werking van zuiveringstechnische werken en grote lozers - Wetterskip Fryslân" van 8 januari 2008 (hierna: de nota) andere verhoudingen BZV/totaal N en VZS/totaal P en een grotere mate van vervuiling voorgeschreven.

Niet in geschil is dat FrieslandCampina een grote lozer is als bedoeld in de nota.

Vergunningvoorschrift 5

2.3. Het beroep van FrieslandCampina richt zich tegen voorschrift 5 van de bij het bestreden besluit verleende vergunning.

In voorschrift 5, aanhef en onder d, is, voor zover hier van belang, bepaald dat het effluent awzi ter plaatse van de in voorschrift 6, eerste lid, bedoelde controlevoorziening, aan de volgende eisen moet voldoen:

verhouding BZV/totaal N > 4 en

verhouding VZS/totaal P > 50

(omgerekend een verhouding BZV/totaal P > 15)

waarin BZV staat voor biologisch zuurstofverbruik, totaal N voor totaal stikstofgehalte, VZS voor vracht aan zuurstofverbindende stoffen en totaal P voor totaal fosforgehalte, allen gemeten als voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van een reeks van drie opeenvolgende volumeproportionele etmaalmonsters.

In voorschrift 5, aanhef en onder f, is, voor zover hier van belang, bepaald dat de vracht aan zuurstofbindende stoffen per m3 na twaalf maanden na het van kracht worden van deze vergunning niet minder mag bedragen dan 612 g.O2.

Wettelijk kader

2.4. Ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Wvo worden aan een vergunning voorschriften verbonden tot bescherming van de belangen, waarvoor het vereiste van vergunning is gesteld. De voorschriften kunnen mede strekken tot bescherming van het belang van een doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk.

Ingevolge artikel 7, vijfde lid, voor zover hier van belang, zijn met betrekking tot een vergunning, als de onderhavige, onder meer de artikelen 8.10 en 8.11 van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.

Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt het dagelijks bestuur een zekere beoordelingsvrijheid toe.

Doelmatige werking

2.5. FrieslandCampina betoogt dat een grotere hoeveelheid verontreiniging - zoals voorgeschreven in voorschrift 5 - niet nodig is voor een doelmatige werking van de rwzi en het bereiken van de waterkwaliteitsdoelstellingen. Zij betoogt voorts dat zij door de installatie van een eigen buffertank en fysisch-chemische zuiveringsinstallatie op de meest doelmatige wijze voorzuivert.

2.5.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de voorgeschreven verhoudingen BZV/totaal N en VZS/totaal P en het aantal vervuilingseenheden per m3 nodig zijn voor een doelmatige werking van de rwzi. Volgens het dagelijks bestuur zuivert FrieslandCampina afvalwater te ver door in de awzi waardoor zogenoemd dun water ontstaat dat niet doelmatig in de rwzi kan worden verwerkt.

2.5.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 8 oktober 2008 in zaak nr. 200707152/1 blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 1, vijfde lid, van de Wvo dat het begrip "doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk" ruim moet worden opgevat. Het ziet op alle aspecten die van invloed zijn op de werking van het zuiveringstechnische werk, waaronder zo nodig het tegen kunnen gaan van sterk verdunde afvalwaterlozingen. Dit betreft naast het in technische zin goed werken van de zuiveringsinstallatie, ook de doelmatige exploitatie ervan waarbij een zo optimaal mogelijke benutting van de aanwezige capaciteit voorop staat tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten zonder dat dit ten koste gaat van de effluentkwaliteit van de installatie, de kwaliteit van het zuiveringsslib en zonder dat dit stankoverlast veroorzaakt.

Gelet op de stukken, waaronder het deskundigenbericht en het rapport "Beheers- en bedrijfsresultaten zuiveringstechnische werken 2008" van het Wetterskip Fryslân (hierna: het rapport), en het verhandelde ter zitting kan naar het oordeel van de Afdeling ervan worden uitgegaan dat het door FrieslandCampina voorgezuiverde afvalwater van een zodanige samenstelling is dat door lozing daarvan, mede gelet op het feit dat het afvalwater van FrieslandCampina een aanzienlijk deel van het totale influent van de rwzi Kootstertille vormt, de doelmatige werking van de rwzi nadelig wordt beïnvloed. Weliswaar komt uit het rapport naar voren dat de rendementen voor het BZV en CZV (chemisch zuurstofverbruik) in lijn zijn met de gemiddelde prestaties van rwzi's in Friesland, maar ook dat de rwzi ten opzichte van andere rwzi's in Friesland achterblijft bij de verwijdering van stikstof en fosfor. Dit betekent dat de rwzi hogere kosten moet maken voor zuivering welke kosten mede aan derden worden doorberekend hetgeen het dagelijks bestuur niet juist acht. Mede gelet op het deskundigenbericht kan er voorts van worden uitgegaan dat de in voorschrift 5 opgenomen eisen voor de verhoudingen BZV/totaal N en VZS/totaal P en het aantal vervuilingseenheden per m3 in het afvalwater, de doelmatige werking van de rwzi ten goede komen. Het dagelijks bestuur heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voorschrift 5 - voor zover dit voorschrift in beroep in geschil is - de bescherming van het belang van een doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk dient.

Voorts is de Afdeling van oordeel dat de artikelen 1, vijfde lid, en 7, vijfde lid, van de Wvo en 8.11, derde lid, van de Wet milieubeheer, in hun onderlinge samenhang gelezen, er niet aan in de weg staan dat in gevallen als het onderhavige, wanneer de doelmatige werking van de rwzi door lozing van sterk verdund afvalwater wordt bedreigd, aan de vergunning een voorschrift wordt verbonden waarin een ondergrens wordt opgenomen voor de verhoudingen BZV/totaal N en VZS/totaal P en voor het aantal vervuilingseenheden per m3 in het afvalwater.

Deze beroepsgrond faalt.

Rechtsongelijkheid

2.6. FrieslandCampina kan zich niet verenigen met de voorgeschreven eisen en betoogt dat op grond van de nota de industrie ten onrechte wordt geacht de verhoudingen BZV/totaal N en VZS/totaal P en het aantal vervuilingseenheden per m3 voor de rwzi te verbeteren ten opzichte van lozingen met een andere herkomst, voornamelijk huishoudelijk afvalwater. FrieslandCampina betoogt dat het dagelijks bestuur haar ten onrechte strengere eisen oplegt dan het voor zichzelf hanteert.

2.6.1. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting uiteengezet dat volgens de nota alleen aan grote lozers eisen in de zin van de nota - dat wil zeggen lozers met lozingen waarvan de omvang van de verontreiniging meer dan 5000 vervuilingseenheden en 500 m3 afvalwater per etmaal bedraagt - kunnen worden gesteld, omdat huishoudelijk afvalwater bij de lozers niet wordt voorgezuiverd. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat het geen voorgezuiverde industriële lozingen uitvoert en zich om die reden niet dezelfde eisen heeft opgelegd, zodat het besluit niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen.

2.6.2. Wat betreft de stelling van FrieslandCampina dat het stellen van eisen aan de lozingen van alleen grote lozers leidt tot rechtsongelijkheid, overweegt de Afdeling als volgt. Alleen grote lozers als bedoeld in de nota beschikken over een voorzuiveringsinstallatie. Lozers van huishoudelijk afvalwater kunnen niet op gelijke wijze als grote lozers de samenstelling van hun lozingen beïnvloeden, zodat het stellen van eisen daaraan - nog daargelaten de beperkte omvang van een dergelijke lozing - zinloos geacht moet worden. De lozingen van de rwzi zijn van een andere aard en samenstelling dan die van FrieslandCampina, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur in dit opzicht in strijd met het gelijkheidsbeginsel eisen op grond van de nota heeft gesteld.

Deze beroepsgrond faalt.

Beste beschikbare technieken

2.7. FrieslandCampina betoogt dat het voorschrijven van een grotere hoeveelheid verontreiniging niet in overeenstemming is met het vereiste van toepassing van ten minste de beste beschikbare technieken.

2.7.1. Uit de definitie in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer volgt dat het bij de beste beschikbare technieken gaat om de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. De bescherming van de doelmatige werking van de rwzi valt gelet op artikel 1, vijfde lid, van de Wvo eveneens onder de bescherming van het milieu. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat in zoverre geen sprake is van toepassing van de met betrekking tot de lozing in aanmerking komende beste beschikbare technieken. Zoals de Afdeling in voornoemde uitspraak van 8 oktober 2008 heeft overwogen gaat het bij de beste beschikbare technieken immers om de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat het daarbij alleen gaat om de, in dit geval, binnen de inrichting van FrieslandCampina toe te passen technieken.

Deze beroepsgrond faalt.

Verhouding BZV/totaal N

2.8. FrieslandCampina betoogt dat de opgelegde eis voor de verhouding BZV/totaal N van 4 niet bijdraagt aan de doelmatige werking van de rwzi. Zij voert hiertoe aan - daarbij wijzend op het rapport - dat de relatie tussen de opgelegde eis met de effluentkwaliteit van de rwzi niet is aangetoond. FrieslandCampina betoogt dat uit het rapport blijkt dat de rwzi ook bij een eis voor de verhouding BZV/totaal N van minder dan 4 goed zuivert en dat het productiepercentage voor het stikstofgehalte voldoende is. FrieslandCampina betoogt voorts dat vergelijkbare rwzi's in Friesland blijkens de hun verleende vergunningen van de zijde van het dagelijks bestuur voor de verhouding BZV/totaal N een eis opgelegd hebben gekregen die lager is dan 4. Daarbij komt dat FrieslandCampina stelt niet te kunnen voldoen aan de eis. Zij wenst een eis van 3,3 voor de verhouding BZV/totaal N.

2.8.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de desbetreffende eis is gesteld met het oog op het belang van de doelmatige werking van de rwzi. Het dagelijks bestuur acht het voor een optimale werking van de biologische zuiveringsprocessen noodzakelijk - mede gelet op het gestelde in de nota - dat het afvalwater een hogere verhouding BZV/totaal N bevat dan FrieslandCampina na voorzuivering binnen haar inrichting voornemens is te lozen. Sinds de inrichting in werking is, is de verhouding BZV/totaal N in het afvalwater afgenomen, hetgeen ook is waargenomen bij het influent van de rwzi. Dit heeft geleid tot hogere stikstofconcentraties in het effluent, aldus het dagelijks bestuur.

2.8.2. In het deskundigenbericht is vermeld dat een aantoonbare relatie bestaat tussen de verhouding BZV/totaal N in het influent en de verwijdering van stikstof in de rwzi. Voor verwijdering van stikstof in de rwzi is voldoende BZV nodig in het influent van de rwzi. De verhouding BZV/totaal N van 4 komt volgens de nota overeen met de gemiddelde samenstelling van influenten van rwzi's in het beheersgebied van het waterschap. Uit de nota volgt voorts dat bij een verhouding BZV/totaal N van minder dan 3,3 (exclusief de bijdrage van de industrie - de bijdrage van het concrete bedrijf aan het totaal van lozingen) aan industriële lozers een eis wordt opgelegd waarbij de verhouding BZV/totaal N groter moet zijn dan 4. FrieslandCampina draagt blijkens het deskundigenbericht substantieel bij aan de totale biologische belasting van de rwzi zodat voor haar een eis van 4 voor de verhouding BZV/totaal N is gesteld.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de bestaande verhouding BZV/totaal N door de awzi sterk moet worden vergroot om aan de gestelde eis van 4 te kunnen voldoen. Als gevolg van door FrieslandCampina in haar inrichting geplaatste voorstuwers en mixers -waardoor extra stikstofverwijdering mogelijk is - heeft het dagelijks bestuur in het verweerschrift en ter zitting verklaard bereid te zijn de eis te wijzigen in 3,5. De eis van ten hoogste 3,5 voor de verhouding BZV/totaal N is volgens het deskundigenbericht nodig, omdat de awzi geen andere mogelijkheden dan toevoeging van suiker heeft om het stikstofgehalte te verminderen. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur niet ontkend dat het bij de voorbereiding van het bestreden besluit over voldoende informatie beschikte waaruit blijkt dat de gestelde eis van 4 voor de verhouding BZV/totaal N te streng is. Het dagelijks bestuur heeft derhalve bij het stellen van een voorschrift voor de verhouding BZV/totaal N niet de relevante informatie betrokken.

Gelet hierop heeft het dagelijks bestuur het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid. Bij het nemen van een nieuw besluit dient het dagelijks bestuur te bezien of een eis van 3,5 of minder voor de verhouding BZV/totaal N - zoals door FrieslandCampina bepleit - kan worden voorgeschreven.

Deze beroepsgrond slaagt.

Verhouding VZS/totaal P

2.9. FrieslandCampina betoogt dat de eis voor de verhouding VZS/totaal P niet nodig is, omdat op dit punt al wordt voldaan aan de voor fosfor in de vergunning gestelde grenswaarde van 1 kg P/VE en fosfor zonder extra voorzieningen biologisch wordt verwijderd. Voorts wijst FrieslandCampina op de mogelijkheid van chemische defosfatering bij de rwzi als doelmatige zuiveringsmethode, omdat deze oudere installatie niet is ontworpen voor biologische defosfatering.

2.9.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat ingebruikname van de flotatieunit in de awzi van FrieslandCampina heeft gezorgd voor een aanzienlijke daling van het fosforgehalte, waardoor de rwzi aan de huidige effluenteisen kan voldoen. Omdat fosfor een probleemstof voor het oppervlaktewater is, is het volgens het dagelijks bestuur van belang de kwaliteit van dit effluent te beschermen met de in voorschrift 5 gestelde eis voor de verhouding VZS/totaal P.

2.9.2. In het deskundigenbericht is vermeld dat het aandeel van FrieslandCampina in de hoeveelheid totaal fosfor indien het afvalwater niet wordt gereinigd in de rwzi bij lozing daarvan op het oppervlaktewater ongeveer 66% is. Door voorzuivering in de awzi wordt de hoeveelheid totaal fosfor met 90% verminderd met als bijkomend gevolg dat het BZV en het aantal vervuilingseenheden sterker daalt dan wenselijk is voor de doelmatige werking van de rwzi. De Afdeling overweegt dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat fosfor een probleemstof voor het oppervlaktewater is en het dus van belang is de kwaliteit van het influent van de rwzi te beschermen. De gestelde eis voor de verhouding VZS/totaal P - die volgt uit tabel 2 van de nota - leidt daartoe. Er bestaat geen aanleiding om in dit opzicht aan de juistheid van het deskundigenbericht te twijfelen. De Afdeling ziet derhalve geen grond voor het oordeel dat voor de verhouding VZS/totaal P geen sprake is van toepassing van de met betrekking tot de lozing in aanmerking komende beste beschikbare technieken.

Deze beroepsgrond faalt.

Aantal vervuilingseenheden per m3

2.10. FrieslandCampina betoogt dat de variatie in het aantal vervuilingseenheden per m3 als influent van de rwzi - exclusief de bijdrage van het bedrijf - groter is dan de invloed van het bedrijf. Uit de resultaten van het effluentonderzoek blijkt dat ook bij jaren met veel neerslag een goede kwaliteit van het afvalwater door de rwzi wordt gerealiseerd. Voorts stelt zij dat niet aan de eis voor de vuilvracht kan worden voldaan en dat de eis voor het aantal vervuilingseenheden per m3 een cijfermatige onderbouwing ontbeert en derhalve onvoldoende is gemotiveerd.

2.10.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat de eis nodig is, nu na ingebruikname van de awzi de gemiddelde waarde van het aantal vervuilingseenheden per m3 van 3,8 is afgenomen tot 3,3. Hieruit volgt volgens het dagelijks bestuur dat de lozing van dun water de werking van de rwzi negatief beïnvloedt. De gestelde eis is bedoeld om te voorkomen dat grote lozers door voorzuivering dun water gaan lozen. De beschikbare capaciteit van de rwzi wordt niet optimaal benut, omdat door voorzuivering alleen de vuillast afneemt en de hoeveelheid te lozen afvalwater niet verandert zodat geen hydraulische ruimte op de rwzi ontstaat voor het verwerken van andere lozingen, aldus het dagelijks bestuur. Voorts is de eis het gevolg van de omstandigheid dat het niet verontreinigd hemelwater is afgekoppeld van het vuilwaterriool en niet meer in de rwzi terechtkomt, aldus het dagelijks bestuur.

2.10.2. De voorgeschreven eis voor de VZS van 612 g.O2 komt overeen met een eis van 4,5 voor het aantal vervuilingseenheden per m3 en is het gemiddelde van de influenten van rwzi's in Friesland in de periode 1999-2006. Het deskundigenbericht vermeldt dat bij een gemiddelde vuillast van 4,5 vervuilingseenheden per m3 is gebleken dat de rwzi’s in Friesland doelmatig afvalwater zuiveren. Uit tabel 5 van de nota blijkt dat bij een toenemende vuillast in het influent van de rwzi een hoger rendement optreedt. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat hierdoor geen sprake kan zijn van toepassing van de met betrekking tot de lozing in aanmerking komende beste beschikbare technieken. De gewijzigde norm voor het aantal vervuilingseenheden per m3 draagt naar het oordeel van de Afdeling - na een geringe aanpassing van de bedrijfsvoering van FrieslandCampina - bij aan een doelmatige werking van de rwzi waarbij tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten wordt gezuiverd.

Deze beroepsgrond faalt.

Kosten

2.11. FrieslandCampina betoogt dat het opleggen van de in voorschrift 5 neergelegde minimumeisen tot een onevenredige lastenverzwaring leidt vanwege onder meer extra kapitaal- en personeelskosten die nodig zijn om aan de eisen te voldoen en omdat zij bij een groter aantal vervuilingseenheden in het geloosde afvalwater een aanzienlijk hoger bedrag aan verontreinigingsheffing aan het dagelijks bestuur verschuldigd zal zijn.

2.11.1. Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat FrieslandCampina eigenstandig de flotatieunit in de awzi in gebruik heeft genomen voordat daarvoor een vergunning was verleend en dat de kosten hiervan niet moeten worden gecompenseerd door versoepeling van de lozingseisen. Door de gestelde eis voor het aantal vervuilingseenheden per m3 nemen de kosten uit de verontreinigingsheffing af en blijven de exploitatiekosten vrijwel gelijk. Voorts zijn volgens het dagelijks bestuur de investeringskosten voor de awzi door FrieslandCampina al terugverdiend.

2.11.2. In hetgeen FrieslandCampina heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur, gelet op de betrokken belangen, niet in redelijkheid ter bescherming van het belang van een doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk de in voorschrift 5 opgenomen eisen voor de verhouding VZS/totaal P en het aantal vervuilingseenheden per m3 heeft kunnen opleggen. Daarbij overweegt de Afdeling onder meer dat ook als voor het vermeerderen van het aantal vervuilingseenheden, zoals FrieslandCampina stelt, extra kosten moeten worden gemaakt, daargelaten de vraag of dit feitelijk juist is, niet aannemelijk is dat het voldoen aan voorschrift 5, voor zover hier aan de orde, economisch niet haalbaar is in de bedrijfstak waartoe FrieslandCampina behoort. Ter zitting heeft FrieslandCampina overigens bevestigd dat de kosten van de enkele jaren geleden door haar geplaatste awzi al grotendeels zijn terugverdiend.

Deze beroepsgrond faalt.

Conclusie

2.12. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het besluit van 1 maart 2010 dient te worden vernietigd voor zover het de in voorschrift 5, aanhef en onder d, gestelde verhouding BZV/totaal N > 4 betreft. Het beroep is voor het overige ongegrond.

Proceskosten

2.13. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân van 1 maart 2010, kenmerk WFN0915667, voor zover het de in voorschrift 5, aanhef en onder d, gestelde verhouding BZV/totaal N > 4 betreft;

III. draagt het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân op om binnen dertien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

IV. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

V. gelast dat het dagelijks bestuur van het waterschap Wetterskip Fryslân aan Friesland Campina B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.

w.g. Mouton w.g. Van Heusden

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2011

163-650.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature