Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 3 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan Edelchemie een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) te verlenen voor het lozen van afvalwater afkomstig van de inrichting gelegen aan de Sint Antoniusstraat 15 te Heel, gemeente Maasgouw, via de bedrijfsriolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Panheel op het oppervlaktewater genaamd Slijbeek. Dit besluit is op 24 maart 2010 ter inzage gelegd.

Uitspraak



201004313/1/M1.

Datum uitspraak: 8 december 2010

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Edelchemie Panheel B.V., gevestigd te Heel, gemeente Maasgouw, en [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Maasgouw,

appellanten,

en

het dagelijks bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan Edelchemie een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) te verlenen voor het lozen van afvalwater afkomstig van de inrichting gelegen aan de Sint Antoniusstraat 15 te Heel, gemeente Maasgouw, via de bedrijfsriolering en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Panheel op het oppervlaktewater genaamd Slijbeek. Dit besluit is op 24 maart 2010 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben Edelchemie en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 28 mei 2010.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak, tezamen met zaak nr. 201004314/1/M1, ter zitting behandeld op 8 november 2010, waar Edelchemie en [appellant sub 2], van wie [appellant sub 2] in persoon, bijgestaan door mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. G.G.P.M. Muijres, ing . P.A.L. Caris, J.W.H. van den Broek en W.M.L.M. Vestjens, allen werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is onder meer de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: de Wvo) ingetrokken. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 2.29 van de Invoeringswet Waterwet , volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag is ingediend vóór 22 december 2009.

2.2. Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.

Ingevolge het tweede lid vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.

Ingevolge artikel 6:13, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.

Onder het niet naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb moet mede worden verstaan: het buiten de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn naar voren brengen van zienswijzen.

2.3. Het dagelijks bestuur heeft een brief van Edelchemie en [appellant sub 2] van 18 december 2009 als zienswijze naar aanleiding van het ontwerpbesluit aangemerkt. Deze brief heeft evenwel betrekking op de behandeling van het door Edelchemie en [appellant sub 2] gemaakte bezwaar tegen het besluit van het dagelijks bestuur van 3 april 2009 dat strekt tot het buiten behandeling laten van een eerdere aanvraag om een vergunning krachtens de Wvo, alsmede tot oplegging van een last onder bestuursdwang. In hetgeen in de brief van 18 december 2009 is vermeld, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat deze brief mede moet worden opgevat als zienswijze naar aanleiding van het hier aan de orde zijnde ontwerpbesluit, dat strekt tot weigering van de aangevraagde vergunning krachtens de Wvo. In de brief is niet vermeld dat, en op welke gronden, Edelchemie en [appellant sub 2] zich niet met de voorgenomen weigering van de vergunning kunnen verenigen. De brief van 18 december 2009 kan dan ook niet worden aangemerkt als zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb .

De Afdeling stelt voorts vast dat Edelchemie en [appellant sub 2] binnen de termijn als bedoeld in artikel 3:16 van de Awb niet op andere wijze zienswijzen naar voren hebben gebracht. Het ontwerpbesluit is op 16 december 2009 ter inzage gelegd, zodat tot en met 26 januari 2010 zienswijzen naar voren konden worden gebracht. De brief van Edelchemie en [appellant sub 2] van 25 februari 2010, waarin zij alsnog inhoudelijke bezwaren met betrekking tot het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht, dateert derhalve van na het verstrijken van deze termijn.

2.4. Uit het voorgaande volgt dat Edelchemie en [appellant sub 2] geen, dan wel niet tijdig zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht. Uit artikel 6:13 van de Awb volgt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, tenzij het niet of niet tijdig naar voren brengen van zienswijzen Edelchemie en [appellant sub 2] redelijkerwijs niet kan worden verweten.

2.4.1. Edelchemie en [appellant sub 2] hebben in dat verband ter zitting naar voren gebracht dat het ontwerpbesluit ten onrechte niet aan haar gemachtigde, Th.J.H.M. Linssen, is toegezonden. Zij betogen dat hun daarom niet kan worden verweten dat zij binnen de daarvoor geldende termijn geen zienswijzen naar voren hebben gebracht.

2.4.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat Edelchemie en [appellant sub 2] in de aanvraag om een vergunning krachtens de Wvo geen gemachtigde hebben vermeld. Evenmin is gebleken dat zij het dagelijks bestuur op enig ander moment vóór het verzenden van het ontwerpbesluit hebben verzocht de correspondentie over de vergunningprocedure aan Linssen als gemachtigde toe te sturen. Reeds hierom geeft het feit dat het ontwerpbesluit niet aan Linssen is toegezonden geen aanleiding voor het oordeel dat het niet tijdig naar voren van zienswijzen Edelchemie en [appellant sub 2] redelijkerwijs niet kan worden verweten. Dat Linssen in een ander verband, namelijk in de procedure rond het handhavingsbesluit van 3 april 2009, reeds als gemachtigde voor Edelchemie en [appellant sub 2] optrad, maakt dat niet anders. Het dagelijks bestuur had daaruit niet hoeven afleiden dat Linssen ook in de onderhavige vergunningprocedure was gemachtigd om namens Edelchemie en [appellant sub 2] op te treden.

De Afdeling overweegt voorts dat het dagelijks bestuur Edelchemie en [appellant sub 2] eerst op 24 februari 2010, na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 3:16 van de Awb , heeft laten weten dat het de brief van 18 december 2009 als zienswijze naar aanleiding van het ontwerpbesluit beschouwde. Die mededeling van het dagelijks bestuur kan er dan ook niet de oorzaak van zijn geweest dat Edelchemie en [appellant sub 2] niet tijdig zienswijzen naar voren hebben gebracht. Ook hierom bestaat geen grond voor het oordeel dat het Edelchemie en [appellant sub 2] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij binnen de daarvoor geldende termijn niet alsnog zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het Edelchemie en [appellant sub 2] redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen, dan wel niet tijdig zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht.

2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van staat.

w.g. Simons-Vinckx w.g. Teuben

voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2010

483.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature