E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RVS:2010:BM7416
LJN BM7416, Raad van State, 200902991/1/V1

Inhoudsindicatie:

Afghaanse vrouwen met westerse levensstijl / WBV 2006/22 / 3 EVRM / 8 EVRM / motivering

Wanneer, zoals in dit geval, een beroep op het recht op respect voor het privé-leven bedoeld in artikel 8 van het EVRM is gedaan in samenhang met een beroep op artikel 3 van het EVRM en direct verband houdt met het in laatstgenoemde verdragsbepaling opgenomen verbod op een behandeling als daarin bedoeld, staat de in het algemeen geldende scheiding tussen enerzijds gronden die aanspraak geven op een verblijfsvergunning asiel en anderzijds gronden die aanspraak geven op een verblijfsvergunning regulier, er niet aan in de weg het beroep op artikel 8 van het EVRM te betrekken bij de beoordeling of de desbetreffende vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 . De rechtbank heeft hetgeen de vreemdelingen in het kader van artikel 8 van het EVRM hebben aangevoerd dan ook terecht bij de beoordeling van het beroep in aanmerking genomen.

De minister heeft ter zitting bij de Afdeling het in het in 2.1.3 genoemde besluit van 23 februari 2007 neergelegde standpunt nader toegelicht en heeft daarbij naar voren gebracht dat, hoewel het aannemen van een westerse levensstijl in Nederland in uitzonderlijke gevallen tot vergunningverlening kan leiden, daarvoor, gelet op de omstandigheden die de dochters hebben aangevoerd, in het hier aan de orde zijnde geval geen grond bestaat. De omstandigheid dat de dochters pas na hun vertrek uit Afghanistan een persoonlijke levensstijl hebben ontwikkeld en zich bij terugkeer naar Afghanistan niet op eenzelfde wijze zullen kunnen uiten en ontplooien als in Nederland, is volgens de minister onvoldoende voor de conclusie dat zij zich bij terugkeer niet kunnen accommoderen of dat dit niet van hen kan worden verlangd. Daarbij heeft hij mede in aanmerking genomen dat de dochters zullen terugkeren in gezinsverband en dat de aanpassing zich dus vooral zal beperken tot hun leven voor zover dit zich buiten het gezin afspeelt. Verder stelt de minister zich op het standpunt dat niet is gebleken dat de dochters door de omstandigheden dat zij zich buiten Afghanistan "westers" hebben gedragen en nauwelijks Dari spreken het risico lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM .

De staatssecretaris heeft, mede in het licht van hetgeen de minister hierover ter zitting bij de Afdeling naar voren heeft gebracht, zijn standpunt dat van de dochters verlangd kan worden dat zij zich aan de levensstijl in Afghanistan aanpassen om aldus een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen, toereikend gemotiveerd.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie