Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 2 september 2004 heeft verzoeker sub 2 (hierna: het college) aan verzoekers sub 1 (hierna: MDG) vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor een Factory Outlet Center (hierna: FOC) op het perceel plaatselijk bekend De Stok 2 te Roosendaal.

Uitspraak



200506157/3.

Datum uitspraak: 4 november 2005

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:

1.    de besloten vennootschap "MDG Europe Roosendaal B.V.", gevestigd te Amsterdam, en McMahon Development Group (LLC),

2.    het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,

3.    [verzoeker sub 3], gevestigd te [plaats],

verzoekers,

tegen de uitspraak in zaak no. 05 / 453 WRO & 05 / 628 WRO & 05 / 629 WRO van de rechtbank Breda van 29 juni 2005 in het geding tussen:

1.    de stichting "Stichting behoud kleine kernen", gevestigd te Roosendaal, en anderen;

2.    de besloten vennootschap "Stable International Development VII B.V.", gevestigd te Amersfoort, en anderen;

3.    verzoeker sub 3.

en

verzoeker sub 2.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2004 heeft verzoeker sub 2 (hierna: het college) aan verzoekers sub 1 (hierna: MDG) vrijstelling ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend voor een Factory Outlet Center (hierna: FOC) op het perceel plaatselijk bekend De Stok 2 te Roosendaal.

Bij besluit van 19 januari 2005 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren, voorzover thans van belang, ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 juni 2005, verzonden op 30 juni 2005, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) de daartegen door de stichting "Stichting behoud kleine kernen" en anderen, en [verzoeker sub 3] ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 19 januari 2005 vernietigd voorzover daarbij de bij het besluit van 2 september 2004 verleende vrijstelling en bouwvergunning zijn gehandhaafd en bepaald dat het primaire besluit wordt geschorst tot zes weken na een nieuwe beslissing op de bezwaren.

Tegen deze uitspraak hebben onder meer het college bij brief van 14 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, MDG bij brief van 13 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2005, en [verzoeker sub 3] bij brief van 22 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.

Bij brief van 4 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 5 oktober 2005, heeft MDG de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 5 oktober 2005, ingekomen op 6 oktober 2005 heeft het college de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 18 oktober 2005, ingekomen op dezelfde dag, heeft [verzoeker sub 3] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 oktober 2005, waar MDG, vertegenwoordigd door mr. A.R. Klijn, advocaat te Amsterdam, het college, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en [verzoeker sub 3] zijn verschenen, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bruggemans.

Voorts zijn de stichtingen "Stichting behoud kleine kernen" en "Stichting Keerpunt" (hierna: de stichtingen), vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam, de besloten vennootschap Stable International Development VII B.V. en de besloten vennootschap Van Hemert Trivium B.V., vertegenwoordigd door mr. M.J. Woodward, advocaat te Rotterdam, en het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, vertegenwoordigd door mr. E.F.M. Vos, daar gehoord.

2.    Overwegingen

2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2.    Bij de in hoger beroep aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het besluit van 19 januari 2005 vernietigd voorzover daarbij de verleende vrijstelling en bouwvergunning zijn gehandhaafd omdat het college daarbij ten onrechte heeft nagelaten te bezien of het Besluit luchtkwaliteit in de weg staat aan realisatie van het bouwplan. De rechtbank heeft voorts met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bij wege van voorlopige voorziening het besluit van 2 september 2004 geschorst tot zes weken nadat opnieuw op de bezwaren is beslist.

2.3.    Bij besluit van 3 oktober 2005 heeft het college de tegen het besluit van 2 september 2004 gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.

2.4.    De verzoeken van MDG en het college strekken tot opheffing van de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening.

   Het verzoek van [verzoeker sub 3] strekt tot verlenging van de door de rechtbank getroffen voorlopige voorziening.

2.5.    Niet in geschil is dat de concentratie van zwevende deeltjes ter plaatse van de beoogde locatie zonder de realisatie van het bouwplan de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie als bedoeld in artikel 20, aanhef en onder b, van het Besluit Luchtkwaliteit 2005, overschrijdt.

2.6.    Het college heeft het besluit van 3 oktober 2005 met betrekking tot de luchtkwaliteit gebaseerd op rapporten van TNO van 24 mei 2005 en 15 juli 2005 en een rapport van KEMA van 13 september 2005. Uit de rapporten van TNO kan worden afgeleid dat het aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde grenswaarde met één dag zal toenemen, terwijl KEMA tot de conclusie komt dat door de realisatie van het FOC het aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde grenswaarde niet toeneemt. Het college heeft gelet op dit verschil in uitkomst, het KEMA-rapport aan TNO voorgelegd. Bij brief van 15 september 2005 heeft TNO het college medegedeeld dat de verschillen tussen de situaties met en zonder FOC zo klein zijn dat het mogelijk is dat met een ander model dan wel een andere benadering juist geen verschil in dagen overschrijding van de etmaalnorm geconstateerd wordt. Het door de stichtingen op de dag voor de zitting overgelegde rapport geeft geen grond voor het oordeel dat het college voormelde rapporten niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen.

    Naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter is er ook overigens geen grond om aan te nemen dat het college zich bij haar besluitvorming niet op de rapporten van TNO en KEMA had mogen baseren.

2.7.    [verzoeker sub 3] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het door het college aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde onderzoek van Goudappel Coffeng B.V. "Economische effectanalyse, parkeerstudie en verkeersstudie" inhoudelijk onjuist is. Dat op de website van het FOC in een schema is aangegeven dat het FOC voor ruim 4 miljoen mensen in Nederland binnen 45 minuten te bereiken is leidt niet tot de conclusie dat in het onderzoek van onjuiste getallen is uitgegaan. Dit geldt eveneens voor het door MDG in eerste instantie in vergelijking met een Brits Outlet Center gegeven verwachte aantal bezoekers, nu deze verwachting naar aanleiding van de bezoekersaantallen van vergelijkbare Outlet Centers in Nederland zijn bijgesteld.

    In hetgeen [verzoeker sub 3] voor het overige naar voren heeft gebracht kan geen aanleiding worden gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het besluit van 3 oktober 2005 niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend.

2.8.    Gelet hierop en op de betrokken belangen ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken van MDG en het college om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het verzoek van [verzoeker sub 3] af te wijzen.            

2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.    Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    treft de voorlopige voorziening dat de opschorting van de werking van de bij het besluit van 2 september 2004 aan MDG verleende vergunning wordt opgeheven;

II.    wijst het verzoek van [verzoeker sub 3] af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.

w.g. Troostwijk    w.g. Klein Nulent

Voorzitter    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2005

444.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature