U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bezwaren ingetrokken bij ondertekening VSO. Beroepen niet-ontvankelijk.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 23/10022 tot en met 23/10025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], wonende te [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de beschikkingen van de inspecteur van 28 augustus 2023, 29 augustus 2023 en 19 september 2023.

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd (de navorderingsaanslagen). Gelijktijdig heeft de inspecteur telkens belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen)

1.2. Belanghebbende heeft de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen ingetrokken op 21 juli 2023. Bij de beschikkingen heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen verminderd.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2].

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt eerst of de beroepen van belanghebbende ontvankelijk zijn. Als de beroepen niet-ontvankelijk zijn, dan kan de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordelen. Als de beroepen ontvankelijk zijn, dan beoordeelt de rechtbank of belanghebbende recht heeft op coulance- dan wel wettelijke rente, een materiële en een immateriële schadevergoeding.

2.1. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de beroepen niet-ontvankelijk. De inspecteur heeft aangeboden om het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De rechtbank zal de inspecteur daarin volgen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. In de bezwaarfase tegen de navorderingsaanslagen hebben partijen overleg gehad om te komen tot onderlinge overeenstemming en een oplossing van de tussen hen bestaande geschilpunten.

3.1. Belanghebbende heeft in dat kader op 11 juli 2023 per mail (onder meer) als volgt gereageerd op het door de inspecteur opgestelde concept van de vaststellingsovereenkomst (VSO):

“Ik reageer direct omdat als ik dit via [naam] wil laten lopen mij dat opnieuw veel geld gaat kosten en ik deze kosten zou willen besparen en mogelijk kunnen we samen tot een VSO komen.

(…)

Ik zou afstand willen doen van schadeclaims ten aanzien van de ontvanger, inspecteur en de betrokken ambtenaren. Maar niet ten aanzien van de Staat der Nederlanden en de Belastingdienst.

Ook zou ik graag de mogelijkheid open willen houden voor de vergoeding op (im)materiele schade).”

In het concept van de VSO is (onder andere) het volgende opgenomen:

“ 9. Afwezigheid wilsgebreken/onrechtmatigheid en afzien van schadeclaims

(…)

Partij A doet, voor het geval al sprake zou kunnen zijn van enige aansprakelijkheid van de Staat der Nederlanden en/of de Belastingdienst en/of de inspecteur en/of de ontvanger en/of de betrokken ambtena(a)r(en) in privé, hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente, kosten en dergelijke te vorderen.

Partij A verklaart geen beroep te zullen doen op vergoeding van (im)materiële schade door overschrijding van de redelijke termijn(en) van de in onderdeel 2 beschreven middelen, jaren/tijdvakken en/of belastingaanslagen.”

Belanghebbende heeft daarbij – voor zover relevant – de volgende opmerking geplaatst:

“Dit zou ik er graag uit hebben. Ik zou wel de inspecteur / ontvanger / ambtenaren (prive) willen vrijwaren.”

3.2. De inspecteur heeft vervolgens paragraaf 9 van de concept VSO aangepast in die zin dat in de eerste geciteerde alinea de Staat der Nederlanden en de Belastingdienst niet langer zijn genoemd. De tweede geciteerde alinea is in zijn geheel uit de VSO gehaald.

3.3. Op 21 juli 2023 sluit belanghebbende met de Belastingdienst een VSO met betrekking tot de navorderingsaanslagen voor (onder meer) de jaren 2012 tot en met 2015. In deze vaststellingovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“ 2. Omschrijving van het geschil/de onzekerheid

Deze vaststellingsovereenkomst heeft betrekking op de navolgende aanslagen:

(…)

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 met aanslagnummer [BSN].H.27.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2013 met aanslagnummer [BSN].H.37.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 met aanslagnummer [BSN].H.47.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 met aanslagnummer [BSN].H.57.01 met dagtekening 30 november 2019;

(…)

4. Feiten

(…)

Uit het gewezen arrest van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 31 mei 2022 volgt, dat aan de stelling dat de beloning via een managementvennootschap-structuur niet overeenkomstig de werkelijkheid zou zijn, de grond is komen te ontvallen. Dit impliceert dat de door [B.V.B.A.] in rekening gebrachte en door [B.V.] betaalde management-fees in dat geval tot het resultaat van [B.V.B.A.] behoren en niet tot het door de heer [belanghebbende] genoten loon uit dienstbetrekking. Dit houdt in dat de correcties ten aanzien van de managementvergoedingen, leasevergoedingen, inhuur derden, inventaris, voorziening gratificatie en transitorische posten komen te vervallen.

(…)

Partijen zijn van mening dat met de gesloten vaststellingovereenkomst de navorderingsgrond van de correcties met betrekking tot de “betalingen met een onbekende tegenprestatie ad. € 70.415” en “loonheffingen ad. € 154.685”, en navordering dientengevolge achterwege kan blijven. De reeds in aanmerking genomen loonheffing ad € 154.685 wordt alsnog als voorheffing bij de heer [belanghebbende] verrekend. Verrekening zal evenredig over de jaren 2011 tot en met 2015 plaatsvinden.

5 Gevolgen

Partijen verbinden aan de hiervoor vermelde feiten de volgende fiscaalrechtelijke gevolgen:

Vermindering van de aanslagen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2010 tot en met 2015 conform bovenstaande motivatie.

(…)

6. Belastingrente, invorderingsrente

Belastingrente wordt berekend conform de wettelijke bepalingen.

Invorderingsrente wordt berekend conform de wettelijke bepalingen.

(…)

8. Afstand van rechtsmiddelen

Partij A doet ter zake van de in deze overeenkomst geregelde onderwerpen uitdrukkelijk afstand van het recht op bezwaar en het recht op beroep bij de rechter.

De ondertekening van deze overeenkomst geldt als de schriftelijke intrekking door partij A van de bezwaarschrift(en) tegen de volgende belastingaanslag(en):

(…)

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2012 met aanslagnummer [BSN].H.27.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2013 met aanslagnummer [BSN].H.37.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2014 met aanslagnummer [BSN].H.47.01 met dagtekening 30 november 2019;

- inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 met aanslagnummer [BSN].H.57.01 met dagtekening 30 november 2019;

9 Afwezigheid wilsgebreken/onrechtmatigheid en afzien van schadeclaims

(…)

Partij A doet, voor het geval al sprake zou kunnen zijn van enige aansprakelijkheid de inspecteur en/of de ontvanger en/of de betrokken ambtena(a)r(en) in privé, hierbij uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud afstand van het recht om in of buiten rechte een vergoeding van schade, rente, kosten en dergelijke te vorderen.

(…)“

3.4.

Met dagtekening 28 augustus 2023 (belastingjaren 2013 en 2014), 29 augustus 2023 (belastingjaar 2012) en 19 september 2023 (belastingjaar 2015) heeft de inspecteur voor ieder belastingjaar een afzonderlijke beschikking naar belanghebbende gestuurd waar bovenaan iedere keer “Uitspraak op bezwaarschrift” staat vermeld. Bij de beschikkingen zijn de navorderingsaanslagen en de belastingrentebeschikkingen – in overeenstemming met de afspraken gemaakt in de VSO – verminderd. Ook is aan het slot van alle beschikkingen een beroepsclausule opgenomen.

3.5.

Belanghebbende heeft in een e-mail van 27 september 2023 de inspecteur verzocht om te heroverwegen om rente aan hem te vergoeden of coulancerente te vergoeden, de kosten voor de bezwaarfase te vergoeden en een vergoeding van materiële en immateriële schade te geven. Bij brief van 9 november 2023 is namens de Staatssecretaris van Financiën het verzoek om een kosten- en schadevergoeding afgewezen. Op dezelfde dag is namens de algemeen directeur Particulieren van de Belastingdienst het verzoek om coulancerente afgewezen.

Overwegingen

4. Tussen partijen is niet in geschil dat de VSO rechtsgeldig tot stand is gekomen. Ook is niet in geschil dat belanghebbende met de ondertekening van de VSO de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2015 heeft ingetrokken. Het geschil spitst zich toe op de uitleg die gegeven moet worden aan de bepalingen in de VSO voor zover die betrekking hebben op aansprakelijkheidsstelling. Belanghebbende stelt dat hij met de ondertekening van de VSO geen afstand wilde doen van een (eventuele) kosten-, rente- en schadevergoeding en verzoekt de rechtbank om deze vergoedingen aan hem toe te kennen.

4.1.

De rechtbank is net als partijen van oordeel dat de ondertekening van de VSO geldt als een schriftelijke intrekking door belanghebbende van de bezwaarschriften tegen de navorderingsaanslagen over de jaren 2012 tot en met 2015. Gelet op de intrekking van de bezwaren kon de inspecteur – ter afhandeling van de VSO – alleen nog ambtshalve verminderingsbeschikkingen aan belanghebbende geven. Een uitspraak op bezwaar is immers niet meer mogelijk als het bezwaar is ingetrokken. De inspecteur heeft dit echter per abuis administratief onjuist verwerkt, waardoor de verminderingsbeschikkingen de lay-out van uitspraken op bezwaar hebben gekregen. Hoewel belanghebbende daardoor mogelijk op het verkeerde been is gezet, zijn het nog steeds ambtshalve verminderingsbeschikkingen. Een ambtshalve verminderingsbeschikking betreft geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. De rechtbank komt naar aanleiding van vorenstaande tot de conclusie dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn. Omdat door de onjuiste layout van de beschikkingen onduidelijkheid is ontstaan, zal de inspecteur worden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.

4.2.

De rechtbank stelt vast dat de door belanghebbende verzochte kosten- en rentevergoeding betrekking hebben op de bezwaarfase en de toen in geschil zijnde navorderingsaanslagen. Aangezien belanghebbende de bezwaarschriften heeft ingetrokken, was de inspecteur niet meer gehouden om in het kader van die bezwaren de hiervoor genoemde nevenvorderingen te beoordelen en daarover te beslissen. De beslissingen van 9 november 2023 (zie 3.5) zijn dus ook geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikkingen. Ook daartegen staat dus geen beroep bij de belastingrechter open.

4.3.

Over het verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank dat zij niet bevoegd is om daarover uitspraak te doen. Dat is alleen mogelijk ingeval er sprake is van een gegrond beroep. Belanghebbende kan zich wenden tot de civiele rechter voor een vordering tot schadevergoeding.

4.4.

Verder overweegt de rechtbank dat in een geval als dit, waarin het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting alleen betrekking kan hebben op de procedure bij de rechtbank. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in beroep niet is overschreden en wijst het verzoek af.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaken dus niet inhoudelijk. Wel moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Voor een vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;

wijst het verzoek om een schadevergoeding af;

bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van

mr. D. Damen, griffier, op 15 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

In dit geval is artikel 9.6, vijfde lid van de Wet IB 2001 niet van toepassing, omdat de inspecteur niet naar aanleiding van een verzoek van belanghebbende tot vermindering is overgegaan.

Artikel 8:73 van de Awb is nog van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50) in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden (vgl. Stb. 2013, 162).

Hoge Raad 4 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:42 en Hoge Raad 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2712.

Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature