Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11069363 \ CV EXPL 24-1464
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
[eiser] ,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.I. van Vugt,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: mr. H.A. van Hapert.
1 De processtukken
1.1.
Deze procedure bevat de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 19 juni 2024, met de daarin genoemde stukken;
- de aantekeningen van de griffier van de zitting van 8 augustus 2024.
1.2.
Hierna is bepaald dat er een uitspraak komt.
2 Samenvatting
2.1.
[eiser] is bij [gedaagde] B.V. in dienst geweest. [eiser] heeft van [gedaagde] B.V. over 2020 en 2021 een winstuitkering/bonus gehad. Nadat [eiser] zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per 31 maart 2023, heeft [eiser] aan [gedaagde] B.V. gevraagd om de bonus over 2022 aan hem te betalen. [gedaagde] B.V. weigert dit, omdat volgens haar de bonus over 2022 in november 2023 alleen wordt vastgesteld voor alle mensen die in december 2023 nog in dienst zijn. [eiser] is het hier niet mee eens. De kantonrechter beslist in deze zaak dat [gedaagde] B.V. de bonus over 2022 aan [eiser] moet betalen.
2.2.
De kantonrechter zal hieronder een toelichting geven op deze beslissing. De kantonrechter zal hierbij bespreken: de feiten, wat partijen willen, de beoordeling en de beslissing in deze zaak.
3 De feiten
3.1.
[eiser] is van 1 november 2015 tot en met 31 maart 2023 in dienst geweest bij[gedaagde] B.V. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door opzegging door [eiser] .
3.2.
[eiser] heeft een productie overgelegd met de naam “verslag overleg WNO-Directie (12), 26-04-2019 Boskoop”. In deze productie staat onder andere:
“Voor de winstuitkering 2020-2022 heeft het WNO uit eigen beweging (geen reactie collega's) een voorstel gedaan aan directie voor de winstuitkering 2020-2022. De directie gaat zich hierover beraden. Als we een voorstel hebben zal dit gecommuniceerd worden. Hier is dan nog een mogelijkheid om te reageren.(…)”.
3.3.
[eiser] heeft een productie overgelegd met de naam “verslag overleg WNO-Directie (14), 27-09-2019 Berlicum”. In deze productie staat onder andere:
“4. De directie heeft gereageerd op het voorstel winstuitkering vanaf 2020 vanuit het WNO voor de komende drie jaar. Het gezamenlijke voorstel is als volgt:
(…) In aanmerking komt iedere medewerker met een tijdelijk of vast dienstverband bij [gedaagde] . (…)
8% winstuitkering te verdelen bij minimaal 100.000 euro nettowinst.
10% winstuitkering te verdelen bij minimaal 150.000 euro nettowinst.
12% winstuitkering te verdelen bij minimaal 250.000 euro nettowinst (…)”.
3.4.
[eiser] heeft een productie overgelegd met de naam “Afspraak Winstuitkering [gedaagde] jaar 2020 t/m 2022”. In deze productie staat onder andere:
“Winstuitkering gaat er als volgt uitzien voor de jaren 2020 t/m 2022:
8% winstuitkering te verdelen bij minimaal 100.000 euro nettowinst.
10% winstuitkering te verdelen bij minimaal 150.000 euro nettowinst.
14% winstuitkering te verdelen bij minimaal 250.000 euro nettowinst.
16% winstuitkering te verdelen bij minimaal 300.000 euro nettowinst.
Winstuitkering over de nettowinst. Totaalbedrag naar rato te verdelen onder de collega’s.
In aanmerking komt iedere medewerker met een tijdelijk of vast dienstverband bij [gedaagde] . (…) De hoogte van de uitkering voor medewerkers met een tijdelijk dienstverband wordt naar rato vastgesteld aan de hand van het aantal maanden dat ze werkzaam zijn geweest in het jaar waarover de winstuitkering berekend wordt,
waarbij 12 maanden 100% is. (…)”.
3.5.[eiser] heeft in december 2020 van [gedaagde] B.V. een voorschot ter hoogte van € 300,- ontvangen op de bonus van 2020.
3.6.
[eiser] heeft over 2020 en 2021 een bonus ontvangen.
3.7.
In 2021 zijn de aandelen van [gedaagde] B.V. verkocht en is de heer [naam] medebestuurder van [gedaagde] B.V. geworden.
3.8.
De heer [naam] heeft op 19 oktober 2021 namens [gedaagde] B.V. een brief gestuurd naar [eiser] . In deze brief staat:
“Dus nu over naar hoe wij samen die vervelende afspraak over de bonus van he voormalig WNO definitief gaan afschaffen.(…)Ik start de verandering door alle discussies met jouw instemming over bonussen te beëindigen. Jouw deel van de bonus bedraagt daardoor € 2.620 bruto -/- € 300,- = € 2320,-. Ik ga ervan uit dat jij graag voor en met mij aan de toekomst van [gedaagde] wil werken. Samen komen we overeen dat wij een akkoord sluiten en er nooit meer een discussie gevoerd gaat worden over bonussen. Ik betaal bovenstaand bedrag aan jou uit en over 2021 en 2022 (de komende twee jaar dus) hanteer ik hetzelfde berekeningssysteem als hiervoor beschreven voor jou als je dan per 31 december volgende jaren weer bij [gedaagde] in dienst bent. Vanaf 2023 is het dan definitief afgelopen met algemene bonussen.(…) Voor akkoord op bovenstaande ontvang ik graag een getekend exemplaar van jou retour (…) ”.
3.9.
[eiser] heeft deze brief van 19 oktober 2021 niet ondertekend.
3.10.
[eiser] heeft in november 2022 namens [gedaagde] B.V. een brief ontvangen van de heer [naam] . In deze brief staat:
“Het doet mij goed dat ik mijn belofte aan jou van drie jaar een prima bonus voor de tweede keer kan nakomen. (…)Ik was er blij mee om je bij de kerstborrel 2021 al een voorschot op de met jou afgesproken tweede bonus te kunnen uitbetalen. Na deze bonus over 2021 volgt er nog één keer een bonus over 2022, uit te betalen eind 2023 en dan gaan we weer over tot een normale individuele salarisopbouw. En als dat passend is en ook uit kan, een individuele salarisaanpassing.
Jouw bonus is na vaststelling van de balans door de accountants uitgerekend en bedraagt voor jou 3450 euro bruto minus het aan jou uitbetaalde voorschot 300 euro en de verschuldigde loonbelasting. Dit bedrag zal door een aparte betaling in november op je bankrekening over gemaakt worden. (…)”.In deze brief staat niet als voorwaarde dat [eiser] op 31 december van het volgende jaar nog in dienst moet zijn.
3.11.
Nadat [eiser] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, heeft hij aan [gedaagde] B.V. gevraagd om een bevestiging dat de bonus over 2022 aan hem zal worden betaald.
3.12.De heer [naam] heeft namens [gedaagde] B.V. op 2 maart 2023 een brief naar [eiser] gestuurd. In deze brief staat:
“Je stelde de vraag of je ondanks dat je niet in december 2023 in loondienst bij [gedaagde] zal zijn, je dan toch (een gedeelte) in december 2023 zou kunnen krijgen.
Ik begrijp die vraag, maar het antwoord is helaas voor jou, nee.
We stellen in november 2023 die bonus vast voor alle mensen die in december 2023 in loondienst zijn.
Jij hebt je carrière elders voortgezet en bent dan dus niet in loondienst en komt daarvoor dus niet in aanmerking.”.
4 Wat partijen willen
4.1.
[eiser] vordert dat [gedaagde] B.V. wordt veroordeeld om de bonus over 2022 ter hoogte van € 2.273,- netto en de wettelijke verhoging hierover ter hoogte van € 1.136,50 te betalen, vermeerderd met (kort gezegd) rente en kosten. [eiser] vraagt daarbij om de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad uit te spreken.
4.2.
[gedaagde] B.V. is het hier niet mee eens. Zij concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vorderingen, dan wel dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Zij vraagt om [eiser] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met rente. Ook vraagt [gedaagde] B.V. om de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5 De beoordeling
5.1.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of [gedaagde] B.V. gehouden is een bonus over 2022 te betalen aan [eiser] . Hieronder volgen de standpunten van partijen hierover, gevolgd door het oordeel van de kantonrechter.
Standpunt van [eiser]
5.2.
Er is door [gedaagde] B.V. met [eiser] een bonusafspraak gemaakt voor de jaren 2020, 2021 en 2022. [eiser] verwijst hierbij onder andere naar producties 2 en 7 van de dagvaarding. [gedaagde] B.V. heeft deze afspraak in oktober 2021 willen wijzigen, door een extra voorwaarde te willen koppelen aan de afspraak. Deze voorwaarde hield in dat je enkel recht had op de bonus als je op 31 december van het jaar volgend op het betreffende jaar nog in dienst bent bij [gedaagde] B.V. [eiser] is niet akkoord gegaan met dit voorstel, waardoor de eerder gemaakte bonusafspraak nog steeds geldt. Vervolgens is er nog steeds uitvoering gegeven aan de eerder tussen partijen gemaakte bonusafspraak, totdat [eiser] uit dienst is getreden. [eiser] maakt daarom aanspraak op de bonus over 2022.
Standpunt van [gedaagde] B.V.
5.3.
Er is geen sprake van een overeenkomst tussen partijen over een bonus. [eiser] is door te verwijzen naar de producties in de dagvaarding, er niet in geslaagd om de door hem gestelde bonusafspraak te bewijzen. De arbeidsovereenkomst omvat niet het door [eiser] gestelde recht op de bonus. Productie 2 van de dagvaarding is slechts een ongedateerd intern papiertje, waaraan [eiser] geen rechten kan ontlenen. Een WNO is daarbij niet gerechtigd om algemene salarisafspraken te maken. Aan interne stukken van een WNO kunnen dan ook geen rechten worden ontleend. [gedaagde] B.V. heeft op 19 oktober 2021 een bonusvoorstel gedaan met de voorwaarde dat [eiser] per 31 december van het jaar volgend op het betreffende jaar in dienst zou zijn. [eiser] is echter de enige werknemer die dit voorstel niet heeft geaccepteerd, waarna het voorstel is ingetrokken. Enkel als extra verweer, voor zover de kantonrechter wel aanneemt dat er sprake is van een bonusafspraak, voert [gedaagde] B.V. aan dat de gewenste wijziging niet door [eiser] mocht worden geweigerd vanwege het redelijke karakter en overigens ook niet ongebruikelijke eis van bestaand werknemerschap.
Oordeel kantonrechter
5.4.
Een feit is dat [eiser] in december 2020 een voorschot van € 300,- heeft ontvangen voor een bonus over 2020. Tussen partijen staat voorts vast dat [eiser] de brief van [gedaagde] B.V. van 19 oktober 2021, met daarin de voorwaarde over het in dienst zijn in het jaar volgend op het betreffende jaar, niet heeft geaccepteerd. Toch heeft [eiser] in december 2021 de bonus over 2020 ontvangen. Als het standpunt van [gedaagde] B.V., dat er vóór de brief van 19 oktober 2021 geen bonusafspraak was, zou worden gevolgd, zou [eiser] eind 2021 de bonus over 2020 ook niet kunnen hebben gekregen. Daarmee moet in dit geval worden aangenomen dat er wel een voorgaande afspraak was, zoals deze door [eiser] is overgelegd als productie 2 van de dagvaarding. Het verweer van [gedaagde] B.V. dat die bonusafspraak er niet was met [eiser] , moet dan ook om die reden worden gepasseerd.
5.5.
De kantonrechter gaat vervolgens ook niet mee in het standpunt van [gedaagde] B.V. dat de door haar gewenste wijziging van de bonusafspraak in alle redelijkheid niet door [eiser] mocht worden geweigerd. Ook als een werknemer het jaar dat erop volgt niet meer werkzaam is bij het bedrijf, heeft die werknemer wel meegewerkt aan de financiële resultaten van het bedrijf van het betreffende jaar. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het niet onredelijk is dat [eiser] de door [gedaagde] B.V. gewenste wijzing niet heeft geaccepteerd.
5.6.
Hiernaast heeft te gelden dat de voorwaarde van het, kort gezegd, op 31 december 2023 nog in dienst zijn om in aanmerking te komen voor de bonus over 2022, niet is opgenomen in de brief van [gedaagde] B.V. van november 2022. Te meer daar [eiser] de brief van 19 oktober 2021 niet voor akkoord heeft ondertekend, had het op de weg van [gedaagde] gelegen die voorwaarde, indien zij daar aan vast heeft willen houden, op te nemen in de brief van november 2022.
5.7.
Dit betekent dat [gedaagde] B.V. de bonusafspraak met [eiser] moet nakomen en de vordering ter hoogte van € 2.273,- (netto) wordt toegewezen.
Overige vorderingen
5.8.
[eiser] vordert de wettelijke verhoging ter hoogte van 50% over dit bedrag. [gedaagde] B.V. vraagt om een matiging van deze wettelijke verhoging. De kantonrechter ziet in dit geval gelet op de feiten en omstandigheden die in deze zaak vaststaan, waaronder het einde van het dienstverband, aanleiding om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot € 0,-. Hierdoor wordt de gevorderde wettelijke rente over de wettelijke verhoging ook afgewezen.
5.9.
[eiser] vordert de wettelijke rente over de bonus. De kantonrechter wijst de wettelijke rente toe over een bedrag van € 2.273,- (netto) vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat alles betaald.
5.10.
[eiser] vordert een vergoeding van € 511,43 voor buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Gelet op het toewijsbare bedrag van € 2.273,- (netto), wordt (conform de staffel) een bedrag van € 412,55 (inclusief btw) als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen.
Conclusie
5.11.
Dit betekent dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom - buitengerechtelijke incassokosten
€ €
2.273,00 412,55
totaal
€
2.685,55,
vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is genoemd.
Proceskosten
5.12.
[gedaagde] B.V. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
€
139,42
- griffierecht
€
248,00
- salaris gemachtigde
€
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
€
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
982,42
6 De beslissing
De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] B.V. om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.685,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.273,- (netto) vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag dat alles betaald,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] B.V. in de proceskosten van € 982,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] B.V. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.
Deze uitkering zal verder “bonus” worden genoemd.
Zie productie 7 van de dagvaarding.
Zie productie 7 van de dagvaarding.
Zie productie 2 van de dagvaarding.
Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat [eiser] het vonnis tegen [gedaagde] B.V., direct kan (laten) uitvoeren, als [gedaagde] B.V. hier niet aan voldoet, ook als tegen het vonnis nog hoger beroep mogelijk is of als hoger beroep wordt ingesteld en nog niet op dat hoger beroep is beslist.
WNO =Werknemersoverleg.