U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

proces-verbaal mondeling vonnis, verzekeraar, schade, strafrechtelijke veroordeling, onrechtmatige daad, verjaringsverweer

Uitspraak



proces-verbaal

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Breda

zaaknummer / rolnummer: C/02/415714 / HA ZA 23-584

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 23 mei 2024

in de zaak van

de naamloze vennootschap

NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ NV,

gevestigd te Den Haag,

eiseres,

advocaat mr. P.C. Nieuwenhuizen te Amsterdam,

tegen

1 [gedaagde 1] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. S.E.C. Segeren-Krijnen te Breda,

2. [gedaagde 2],

wonende te [plaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. N. Heijkant te Dongen.

Partijen zullen hierna Nationale Nederlanden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 24 januari 2024.

Tegenwoordig zijn mr. R.M.M. van den Heuvel, rechter, en mr. J.A.I. Verheijen-van Gool, griffier.

Na uitroeping van de zaak verschijnen

van de zijde van Nationale Nederlanden, de heer [naam] van [bedrijf] , bijgestaan door mr. Nieuwenhuizen voornoemd,

[gedaagde 1] in persoon, bijgestaan door mr. Segeren-Krijnen voornoemd,

[gedaagde 2] in persoon, bijgestaan door mr. Heijkant voornoemd.

1 De procedure

1.1.

In deze zaak heeft vandaag een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van de zijde van Nationale Nederlanden is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling een akte overlegging producties met de producties [nummers 1] in het geding gebracht. De aantekeningen van de zitting bevinden zich in het dossier. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. De rechter heeft daarna de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de rechter in aanwezigheid van de partijen mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

2 Waar gaat deze zaak over?

2.1.

In deze zaak ligt voor de vordering tot veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot vergoeding van de schade van Nationale Nederlanden tot een bedrag van € 100.000,-. Volgens Nationale Nederlanden hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich onrechtmatig gedragen jegens haar verzekerden en zijn zij derhalve aansprakelijk voor de geleden schade. Nationale Nederlanden stelt dat zij deze schade heeft vergoed aan verzekerden tot een bedrag van € 501.809,07 en een bedrag ad € 30.473,31 aan kosten heeft betaald en dat zij op grond van artikel 7:962 BW in de rechten van de verzekerden is getreden. Beide gedaagden beroepen zich op verjaring. Ook voeren zij inhoudelijk verweer tegen de vordering van Nationale Nederlanden.

3 De beoordeling

Verjaring

3.1.

Er is door beide gedaagden een verjaringsverweer gevoerd. Daarbij is de aanvang en eventuele stuiting van de verjaring van belang.

3.2.

Aanvang verjaring

Het gaat in dit geding om een vordering tot schadevergoeding. De verjaringstermijn van een dergelijke vordering begint op grond van artikel 3:310 lid 1 BW pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon. Deze eis houdt volgens vaste rechtspraak in dat de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Een en ander betekent dat het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen afhankelijk is van alle ter zake dienende omstandigheden.

Het vierde lid van artikel 3:310 BW bepaalt overigens dat de rechtsvordering tot vergoeding van schade die is veroorzaakt door een strafbaar feit tegen de persoon die het strafbaar feit heeft begaan niet verjaart zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is vervallen. Dat is in deze zaak van belang omdat sprake is van brandstichting.

Uit de memorie van toelichting ten aanzien van het vierde lid:

Het onderhavige voorstel om de civielrechtelijke verjaringstermijn niet te laten verstrijken, zolang het recht tot strafvordering niet is verjaard, kan onder omstandigheden tot gevolg hebben dat een benadeelde ook na meer dan vijf jaar nadat hij daadwerkelijk in staat was om een vordering in te stellen, van de dader schadevergoeding kan vorderen. Onderkend is dat dit voorstel aldus een inbreuk kan maken op het belang dat een schadeveroorzaker heeft bij het zo spoedig mogelijk instellen van een vordering. De belangen van het slachtoffer wegen echter zwaarder, vooral omdat het doorgaans om situaties gaat waarbij de dader het slachtoffer opzettelijk leed en schade heeft toegebracht. Hierdoor noopt de billijkheid er niet toe om vast te houden aan de verjaringstermijn van vijf jaar.”

Daarnaast (zie ECLI:NL:RBROT:2024:747) dient op grond van de letterlijke bewoordingen van de wetstekst en als volgend uit de handelingen van de tweede kamer (Handelingen Tweede Kamer, 24 februari 1994, TK55-4171) ervan te worden uitgegaan dat een civielrechtelijke vordering tot schadevergoeding niet kan verjaren zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring is komen te vervallen. Een andere reden voor het vervallen van het recht tot strafvordering, zoals het onherroepelijk worden van een strafvonnis is dan ook niet van belang voor de vraag of van verjaring sprake is.

3.3.

Stuiting van verjaring

Een verjaring kan worden gestuit. De vraag die daarbij relevant is is of er sprake is van schriftelijke mededelingen waarin Nationale Nederlanden zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming heeft voorbehouden in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW . Het gaat er daarbij om de vraag of deze schriftelijke mededelingen een voldoende duidelijke waarschuwing aan gedaagden inhielden dat zij ermee rekening dienen te houden dat zij de beschikking houden over hun gegevens en bewijsmateriaal, opdat zij zich tegen een mogelijkerwijs alsnog door Nationale Nederlanden ingestelde vordering behoorlijk kunnen verweren. Bij de beoordeling of de mededeling aan de in art. 3:317 lid 1 BW gestelde eisen voldoet, dient niet alleen te worden gelet op de formulering daarvan, maar ook op de context waarin de mededeling wordt gedaan en op de overige omstandigheden van het geval, waarbij onder omstandigheden ook betekenis kan toekomen aan de verdere correspondentie tussen partijen (HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2741).

3.4.

De aanvang van de verjaringstermijn dient door gedaagden te worden bewezen, zij doen als bevrijdend verweer hierop een beroep. De stuiting dient door Nationale Nederlanden bewezen te worden.

3.5.

De rechtbank komt tot de conclusie dat geen sprake is van verjaring.

Op grond van het bepaalde in artikel 3:310 lid1 BW geldt het volgende. De aan gedaagden verzonden brieven naar aanleiding van de reactie van gedaagden op de door gedaagden ontvangen exploten, voldoen aan de vereisten van stuiting zoals hiervoor omschreven. Ten aanzien van [gedaagde 1] geldt dat bij email van 19 augustus 2022 de eerder toegezonden sommaties als bijlage zijn meegestuurd (zodat deze per 19 augustus 2022 bekend zijn) en wordt om een betalingsvoorstel verzocht. Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt de brief van 25 juli 2022 als stuiting nu hierin de vordering terzake van schade als gevolg van brandstichting wordt opgesomd en om een betalingsvoorstel wordt verzocht. Dat de verzekerden van Nationale Nederlanden en/of Nationale Nederlanden op 18 augustus 2017 ten aanzien van [gedaagde 1] en op 24 juli 2022 ten aanzien van [gedaagde 2] met voldoende zekerheid bekend waren met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon is niet gebleken. Een anonieme melding (ten aanzien van [gedaagde 1] ) is daarvoor onvoldoende. Dat geldt ook voor de aanhouding van gedaagden op 12 respectievelijk 14 september 2017, immers dan staat nog allerminst in voldoende mate vast dat gedaagden de brandstichting hebben gepleegd, laat staan dat zulks op dat moment ook voor de benadeelden of Nationale Nederlanden duidelijk moest zijn. De aanhoudingen bevinden zich al in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de stuiting, er is dus op grond van artikel 3: 310 lid 1 BW geen sprake van verjaring.

Dat geldt overigens ook op grond van lid 4 van artikel 3:310 BW. Er is sprake van een strafbaar feit waar ingevolge artikel 157 Sr maximaal 12 jaar gevan genisstraf voor kan worden opgelegd. Artikel 70 lid 2 Sr bepaalt dat strafbare feiten waarvoor 12 jaar gevangenisstraf of meer kunnen worden opgelegd niet verjaren. Op grond van het bepaalde in lid 4 van artikel 3:310 BW verjaart een civielrechtelijke vordering tot schadevergoeding niet zolang het recht tot strafvordering niet door verjaring of de dood van de aansprakelijke persoon is komen te vervallen. Omdat van dit laatste in deze zaak geen sprake is, is de vordering van Nationale Nederlanden niet verjaard.

Onrechtmatige daad

3.6.

Nu de in de strafzaken van gedaagden gewezen vonnissen en arresten op tegenspraak zijn gewezen en het arrest in kracht van gewijsde is gegaan, levert het oordeel van het hof op grond van artikel 161 Rv in deze procedure dwingend bewijs op van het feit dat gedaagden zich op 9 juli 2017 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van opzettelijke brandstichting aan de [adres] te [plaats] waarvoor gemeen gevaar voor personen en goederen zoals de avondwinkel, appartementen en naburige panden was te duchten. Gedaagde hebben onvoldoende aangevoerd om genoemde bewezenverklaring te ontzenuwen en tegenbewijs toe te staan.

3.7.

Brandstichting vormt een onrechtmatige daad en op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW en artikel 166 BW zijn gedaagden hoofdelijk aansprakelijk voor de als gevolg van de brand ontstane schade. Op grond van het bepaalde in artikel 7:962 BW is Nationale Nederlanden in de rechten van verzekerden getreden. Uit de door Nationale Nederlanden in het geding gebrachte producties [nummers 2] blijkt genoegzaam van de omstandigheid dat de schade die de verzekerden van Nationale Nederlanden hebben geleden meer bedroeg dan € 100.000,- tot welk bedrag Nationale Nederlanden haar vordering thans heeft beperkt en dat Nationale Nederlanden de schade aan haar verzekerden heeft vergoed.

3.8.

De door Nationale Nederlanden gevorderde schade, verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding kan aan haar worden toegewezen. Daaraan staat niet in de weg dat Nationale Nederlanden zich niet als benadeelde partij in de strafprocedure heeft gevoegd, alleen al omdat dit voor haar niet mogelijk is op grond van het bepaalde in artikel 51f Sv , Nationale Nederlanden heeft immers geen rechtstreekse schade geleden als gevolg van het strafbare feit.

3.9.

Gedaagden worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Nationale Nederlanden worden begroot op:

- dagvaarding: € 263,66 (2 maal € 131,83)

- griffierecht: € 2.837,00

- salaris advocaat : € 3.858,00 (2 punten maal € 1.929,00)

Totaal: € 6.958,66

4 De beslissing

De rechtbank

4.1.

veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan Nationale Nederlanden van een bedrag van

€ 100.000,-, te verhogen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW van af de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

4.2.

veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de kant van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op € 6.958,66, te betalen binnen veertien dagen na de datum van betekening van dit vonnis. Daarna is de wettelijke rente verschuldigd.

4.3.

verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

4.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. Van den Heuvel, rechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

de griffier, de rechter,


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature