Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Terugvordering bijstand.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 23/10975 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Ergec),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (ISD Brabantse Wal; de ISD), verweerder.

Inleiding

1. In het besluit van 5 juni 2023 heeft de ISD op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet (PW) de tot een te hoog bedrag aan eiser verstrekte bijstand tot een bedrag van € 7.582,41 teruggevorderd over de periode van 4 oktober 2022 tot en met 30 april 2023, het nieuwe recht op bijstand hiermee verrekend, het vakantiegeld gecorrigeerd en deze correctie aangewend ter aflossing van de vordering. Eiser moest op grond hiervan een bedrag van € 1.941,20 aan de ISD terugbetalen.

1.1.

Met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eiser heeft de ISD de terugvordering op grond van de zesmaanden-jurisprudentie beperkt tot de periode van 4 oktober 2022 tot en met 3 april 2023, het terug te vorderen bedrag opnieuw berekend en dit bepaald op € 1.874,30. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen dit besluit.

1.2.

De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde, [naam] als tolk en namens de ISD mr. E.P.C. van der Bom.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft vanaf 18 december 2019 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ontvangen. Eiser heeft op 4 oktober 2022 op een wijzigingsformulier aangegeven dat hij sinds die datum samenwoont met mevrouw [partner] . Dit formulier is niet juist door de ISD verwerkt, waardoor de bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande tot en met 30 april 2023 aan eiser is uitbetaald. In het besluit van 19 mei 2023 heeft de ISD op grond van artikel 54, derde lid, van de PW het recht op bijstand van eiser met ingang van 4 oktober 2022 ingetrokken. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend. Bij besluit van 26 mei 2023 heeft de ISD aan eiser en mevrouw [partner] met ingang van 4 oktober 2022 een bijstandsuitkering toegekend naar de norm van gehuwden met een niet rechthebbende partner. In het besluit van 5 juni 2023 heeft de ISD de tot een te hoog bedrag verleende bijstand van € 7.582,41 teruggevorderd over de periode van 4 oktober 2022 tot en met 30 april 2023, het nieuwe recht op bijstand hiermee verrekend, het vakantiegeld gecorrigeerd en deze correctie aangewend ter aflossing van de vordering. Eiser moest op grond hiervan een bedrag van € 1.941,20 aan de ISD terugbetalen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eiser heeft de ISD de terugvordering op grond van de zesmaanden-jurisprudentie beperkt tot de periode van 4 oktober 2022 tot en met 3 april 2023, het terug te vorderen bedrag opnieuw berekend en dit bepaald op € 1.874,30.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de terugvordering van de bijstandsuitkering van eiser tot een bedrag van € 1.874,30. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.1.

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Is het bedrag van de terugvordering verkeerd berekend?

5. Eiser heeft niet betwist dat de te beoordelen periode loopt van 4 oktober 2022 tot en met 3 april 2023.

5.1.

Eiser stelt dat het terugvorderingsbedrag onjuist is, omdat de ISD ten onrechte mevrouw [partner] een inkomen toerekent van € 766,66. Uit de uitdraai van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de maanden oktober, november en december 2022, januari, februari, maart en april 2023 blijkt dat zij een inkomen heeft van € 452,90.

5.2.

Anders dan eiser veronderstelt heeft de ISD de inkomsten van mevrouw [partner] niet betrokken bij de berekening van de terugvordering van de bijstandsuitkering van eiser. In het bestreden besluit heeft de ISD wel overwogen dat het gezamenlijk inkomen van eiser en mevrouw [partner] € 494,64 meer bedroeg dan de van toepassing zijnde norm van € 1.059,04. Dit verschil had de ISD in mindering moeten brengen op de uitkering van eiser. De rechtbank stelt echter vast dat dit niet is gebeurd en de ISD heeft toegezegd dat ook niet meer te zullen doen. De ISD heeft bij de herberekening dus geen rekening gehouden met het inkomen van mevrouw [partner] . Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Mocht de ISD in redelijkheid overgaan tot terugvordering?

6.1.

Eiser heeft gesteld dat er ten onrechte geen belangenafweging in zijn voordeel heeft plaatsgevonden. Op de zitting heeft eiser in dit kader verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 oktober 2022.

6.2.

De ISD heeft de terugvordering gebaseerd op artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de PW . Deze bepaling geeft de ISD de bevoegdheid om de kosten van bijstand terug te vorderen voor zover de bijstand tot een te hoog bedrag is verleend. Dit betreft een discretionaire bevoegdheid die de ISD ook kan uitoefenen om een gemaakte fout in de bijstandsverlening te herstellen. Het evenredigheidsbeginsel bepaalt dat de voor eiser nadelige gevolgen van het besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In dit geval heeft eiser meer bijstand gekregen dan waar hij recht op had. Terugvordering van het teveel aan ontvangen bijstand is ook een noodzakelijk en geschikt middel om dat gerechtvaardigde doel te bereiken.

6.3.

Ter uitoefening van de in artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de PW gegeven bevoegdheid heeft de ISD beleid vastgesteld. Hieruit volgt dat het bestuursorgaan in een geval zoals hier aan de orde altijd overgaat tot terugvordering van bijstand. Niet is gesteld of gebleken dat dit beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten gaat. In de door eiser genoemde uitspraak gaat het om terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder d van de PW . Nu het hier niet om een terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder d van de PW gaat, kan het beroep op die uitspraak al om die reden niet slagen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit over de terugvordering van de bijstandsuitkering van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 23 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet (PW)

Artikel 58, tweede lid

Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kan kosten van bijstand terugvorderen, voor zover de bijstand:

a. anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend (…).

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom inhoudende Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2020

Artikel 2 Gebruik maken van wettelijke bevoegdheden

1. Het college maakt ten volle gebruik van de bevoegdheid tot:

(…)

e. terugvordering van ten onrechte verleende uitkering als bedoeld in artikel 58, lid 2 PW (…).

ECLI:NL:CRVB:2022:2332.

Zie de uitspraak van de CRvB van 11 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2207.

Zie de uitspraak van de CRvB van 16 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1385.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature