Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/891

uitspraak van 25 januari 2023

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] , wonende te [woonplaats] , [land]

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.965 en een premie-inkomen van € 33.363 (de aanslag). Daarbij is over een inkomen van € 14.020 aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 februari 2019 belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag gegrond verklaard. Daarbij is het belastbaar inkomen uit werk en woning gehandhaafd, evenals de verleende aftrek elders belast inkomen, en een vrijstelling voor de PVV verleend voor de periode 11 augustus 2014 tot en met 9 oktober 2014, resulterend in een premie-inkomen van € 27.802.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 18 februari 2019, ontvangen bij de rechtbank op 18 februari 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord [verweerder 1] , [verweerder 2] en [verweerder 2] namens de inspecteur. Namens belanghebbende is zonder bericht van verhindering niemand verschenen. De gemachtigde van belanghebbende is bij aangetekende brief van 30 juni 2022, verzonden naar het adres [adres] , uitgenodigd voor het bijwonen van de zitting. Blijkens informatie van PostNL is de uitnodiging op 1 juli 2022 tevergeefs op dat adres aangeboden en vervolgens naar een afhaalpunt gebracht. Daar is de zending op 1 juli 2022 afgehaald.

1.7.

Ter zitting is de zaak van belanghebbende gezamenlijk behandeld met de zaken met kenmerk BRE-19/741 en BRE-19/742 ( [belanghebbende 2] ) en BRE-19/983 en BRE-19/984 ( [belanghebbende 3] ). Hetgeen aangevoerd wordt in een van de zaken wordt geacht te zijn aangevoerd in alle zaken, tenzij het specifiek op de betreffende zaak betrekking heeft. Van het ter zitting verhandelde is één proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende woont in 2014 in Nederland.

2.2.

Gedurende de periode van 11 augustus 2014 tot en met 9 oktober 2014 is belanghebbende in dienstbetrekking bij [company] (hierna [company] ), gevestigd in Zwitserland. De werknemers van [company] worden tewerkgesteld op schepen van de aan [company] gelieerde vennootschap [vennootschap] (hierna: [vennootschap] ).

2.3.

Het hoofdkantoor van [vennootschap] bevindt zich in Zwitserland en [vennootschap] heeft kantoren in diverse andere landen, waaronder Nederland. [vennootschap] levert diensten op zee aan opdrachtgevers in de olie- en gasindustrie. De belangrijkste diensten zijn het leggen van pijpleidingen op de zeebodem en het verwijderen van platforms. In 2014 behoren tot de [vennootschap] de [soort schip] “ [schip 1] ”, “ [schip 2] ” en “ [schip 3] ”, een support schip “ [support schip] ” en een ponton “ [naam ponton] ”. [naam ponton] is ook een [soort schip] , maar kan door zijn geringe diepgang in zeer ondiep water actief zijn. Daarnaast werd in 2014 het schip “ [soort schip] ”, dat is gebouwd op een werf in Zuid-Korea, overgebracht naar Rotterdam om daar te worden afgebouwd. Dit schip is bestemd voor het lichten en verplaatsen van grote platforms en het leggen van pijplijnen voor olie- en gastransport.

2.4.

In 2014 heeft belanghebbende geen werkzaamheden in Zwitserland verricht en zijn van [company] genoten loon over dat jaar is niet aldaar in de belastingheffing betrokken.

2.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 de aanslag opgelegd waarbij – conform de door hem ingediende aangifte – alleen een aftrek elders belast is verleend voor inkomen toerekenbaar aan werkzaamheden in Zuid-Korea (€ 14.020).

2.6.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag en heeft daarbij verzocht om premievrijstelling voor de Nederlandse volksverzekeringen gedurende de periode 11 augustus 2014 tot en met 11 november 2014. Hij heeft in dat verband verzocht om een vermindering van het premie-inkomen van € 15.490 (de door belanghebbende in zijn aangifte onder vermelding van ‘ [company] ’ aangegeven buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking).

2.7.

Bij beschikking van 1 februari 2019 heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de periode 11 augustus 2014 tot en met 9 oktober 2014 aan belanghebbende ontheffing verleend van de verzekeringsplicht voor de volksverzekeringen.

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar is een vrijstelling voor de PVV verleend voor de in 2.7 vermelde periode.

2.9.

In verband met toepassing van de werkkostenregeling ten aanzien van de buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking heeft de inspecteur bij verminderingsbeschikking van 2 oktober 2020 de aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar – onder meer – een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.732. Daarbij is de aftrek elders belast inkomen bepaald op € 2.767. Partijen hebben buiten de onderhavige procedure om afspraken gemaakt over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten in de bezwaar- en beroepsfase.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende voor het jaar 2014 op grond van artikel 15, lid 3, van het Belastingverdrag Nederland-Zwitserland van 26 februari 2010 (hierna: het Verdrag) recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor het gehele van [company] genoten loon.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd.

3.4.

Belanghebbende concludeert, naar de rechtbank begrijpt, tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag. Verder concludeert belanghebbende, naar de rechtbank begrijpt, tot veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende, alsmede tot vergoeding van het betaalde griffierecht.

3.5.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

Is artikel 15, lid 3, van het Verdrag van toepassing ?

4.1.

Belanghebbende betoogt dat aftrek ter voorkoming van dubbele belasting moet worden verleend omdat het in 2014 genoten loon van [company] op grond van artikel 15, lid 3, van het Verdrag ter heffing aan Zwitserland is toegewezen. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat artikel 15, lid 3, van het Verdrag niet van toepassing is, en dat belanghebbende daarom geen recht heeft op een aftrek in verband met in Zwitserland belast inkomen.

4.2.

Op grond van artikel 15, lid 3, van het Verdrag mag de beloning die een inwoner van één van de verdragsluitende staten verkrijgt ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de verdragsluitende staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. De woonstaat van de werknemer moet voor deze inkomsten voorkoming van dubbele belasting verlenen op grond van artikel 22, lid 2, van het Verdrag.

4.3.

Op belanghebbende, die zich beroept op een vermindering van de volgens de nationale wet toegestane heffing, rust in beginsel de last om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat is voldaan aan de toepassingsvoorwaarden van artikel 15, lid 3, van het Verdrag.

4.4.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende niet voldaan aan zijn stelplicht, omdat hij niet nader heeft onderbouwd dat hij het in 2014 van [company] ontvangen loon volledig heeft genoten ter zake van werkzaamheden die hij heeft verricht aan boord van een schip of schepen van [vennootschap] . Voor zover belanghebbende op een schip of op schepen van [vennootschap] heeft gewerkt, geldt het volgende.

4.5.1.

De in deze zaak relevante artikelen 3, lid 1, letter g, 8 en 15, lid 3, van het Verdrag komen woordelijk overeen met een vertaling van de Engelse tekst van de artikelen 3, lid 1, letter e, 8 en 15, lid 3, van het OESO-modelverdrag 2008, zodat het OESO-commentaar op laatstgenoemde artikelen voor de uitleg van de eerstgenoemde artikelen van grote betekenis is (vgl. HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1326, BNB 2017/188, r.o. 3.1.2, en HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1436, r.o. 3.2.1).

4.5.2.

Volgens artikel 15, lid 3, van het OESO-modelverdrag 2008 mag de beloning verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een in internationaal verkeer geëxploiteerd schip worden belast in de Verdragsluitende Staat waar de plaats van de werkelijk leiding van de onderneming is gelegen. Uit het OESO-commentaar op artikel 15 van het OESO-modelverdrag 2008 volgt dat deze toewijzingsregel samenhangt met en is gebaseerd op het principe van artikel 8 van het OESO-modelverdrag 2008. De in dat artikel opgenomen toewijzingsregel voor voordelen uit de exploitatie van schepen in internationaal verkeer, ziet volgens het OESO-commentaar op winsten die rechtstreeks verband houden met commercieel vervoer van personen en goederen per schip in internationaal verkeer en daarmee samenhangende en bijkomstige activiteiten. Gegeven de grote betekenis van het OESO-commentaar voor de uitleg van het Verdrag, heeft het vorenstaande ook te gelden bij de uitleg van artikel 15, lid 3, van het Verdrag.

4.5.3.

De schepen van [vennootschap] zijn bestemd voor het lichten en verplaatsen van grote platforms en het leggen van pijplijnen voor olie- en gastransport en het eventuele vervoer van personen en goederen op die schepen is bijkomstig aan de hoofdactiviteit. Dan kan niet worden gezegd dat de resultaten uit de exploitatie van die schepen rechtstreeks verband houden met commercieel vervoer van personen en goederen per schip in internationaal verkeer en daarmee samenhangende en bijkomstige activiteiten (zie HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1845, BNB 2022/37).

4.6.

Gelet op het voorgaande kan belanghebbende niet met vrucht een beroep doen op het bepaalde in artikel 15, lid 3, van het Verdrag. Aangezien belanghebbende in het onderhavige jaar inwoner was van Nederland en hij niet in Zwitserland heeft gewerkt, heeft Nederland op grond van artikel 15, lid 1, van het Verdrag het exclusieve heffingsrecht over de inkomsten die belanghebbende heeft genoten van [company] in 2014.

Het belastbare inkomen

4.7.

Gelet op de omstandigheid dat de inspecteur bij verminderingsbeschikking van 2 oktober 2020 aanleiding heeft gezien de buitenlandse inkomsten uit dienstbetrekking van € 15.490 ambtshalve te verminderen met een algemene vrijstelling van 1,5% op grond van de werkkostenregeling, kan de bestreden uitspraak op bezwaar niet in stand blijven en zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het inkomen uit werk en woning overeenkomstig de verminderingsbeschikking van de inspecteur vaststellen op € 51.732. De aftrek elders belast inkomen wordt overeenkomstig de verminderingsbeschikking vastgesteld op € 2.767.

Slotsom

4.8.

Het beroep is, gelet op hetgeen is overwogen in 4.7, gegrond.

5 Proceskosten en griffierecht

De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenvergoeding. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat partijen buiten de onderhavige procedure om – zie 2.9 – afspraken hebben gemaakt over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten in de bezwaar- en beroepsfase.

6 Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de uitspraak op bezwaar; en

handhaaft de aanslag, zoals deze luidt na de onder 2.9 vermelde ambtshalve verleende vermindering.

Deze uitspraak is gedaan door R.A. Bosman, voorzitter, Chr.Th.P.M. Zandhuis en I. Reijngoud, rechters, in aanwezigheid van J. Azmi Shenouda, griffier, op 25 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR ).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature