Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vervroegde onteigening uitgesproken. Artikel 17 Onteigeningswet . Verweer geen noodzaak tot onteigening gepasseerd omdat alsnog minnelijke regeling is bereikt gepasseerd. Minnelijke overeenstemming heeft niet geresulteerd in overdracht juridische eigendom.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Middelburg

zaaknummer / rolnummer: C/02/398482 / HA ZA 22-305

Vonnis van 11 januari 2023

in de zaak van

DE STAAT DER NEDERLANDEN

(Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat),

gevestigd te 's-Gravenhage,

eiser,

advocaten mr. B.S. ten Kate en mr. S.M.L. Aaldering te Arnhem,

tegen

1. de maatschap

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,

2. [gedaagde sub 2], (zowel privé als in zijn hoedanigheid van vennoot van de sub 1 genoemde maatschap),

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde sub 3], (zowel privé als in zijn hoedanigheid van vennoot van de sub 1 genoemde maatschap),

wonende te [woonplaats] ,

4. [gedaagde sub 4], (zowel privé als in zijn hoedanigheid van vennoot van de sub 1 genoemde maatschap),

wonende te [woonplaats] ,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 5] B.V., in haar hoedanigheid van vennoot van de sub 1 genoemde maatschap,

gevestigd te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaten mr. Th.J.H.M. Linssen en mr. E.H.E.J. Wijnen te Tilburg.

Partijen zullen hierna worden genoemd:

- de Staat,

- gedaagden sub 2 tot en met 4: [gedaagden sub 2 t/m 4] ,

- gedaagden sub 3 en 4: [gedaagden sub 3 en 4] ,

- gedaagden gezamenlijk: [gedaagden]

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de akte van depot van 14 maart 2022

de dagvaarding van 18 maart 2022

de conclusie van antwoord

de akte van de Staat van 14 december 2022

de akte van [gedaagden] van 28 december 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Bij Koninklijk Besluit van 30 november 2021, nummer 2021002349, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 januari 2022, nummer 487 (hierna: het KB), is goed gevonden en verstaan dat voor de reconstructie van de Rijksweg A27 Houten – knooppunt Hooipolder (deeltraject 1), vanaf de kruising A27 – Bergsche Maas bij de Keizersveerbrug tot 200 meter ten zuiden van de kruising A27 – Lange Broekstraat/Donge, voor de reconstructie van de Rijksweg A59, vanaf 160 meter oostelijk van de kruising A59 – Raadhuisstraat tot de kruising A59 – Statendamweg, en voor de aanleg van een nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout bij de kruising A59 – Statendamweg en de Eendrachtsweg bij Raamsdonksveer met bijkomende werken, in de gemeenten Oosterhout en Geertruidenberg, ten algemene nutte en ten name van de Staat worden onteigend de in voornoemd KB ter onteigening aangewezen onroerende zaken, aangeduid op de grondplantekeningen zoals die ter inzage hebben gelegen.

2.2.

In het KB zijn onder meer de volgende onroerende zaken ter onteigening aangewezen:

[grondplannummer 1] : een deel van 31 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 1] , totaal groot 56.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 2] : een deel van 1.030 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 1] , totaal groot 56.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 3] : een deel van 3.294 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk [kadastrale aanduidingen 2] , totaal groot 45.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw);

[grondplannummer 4] : een deel van 6.116 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk sectie [kadastrale aanduidingen 3] , totaal groot 30.595 m², kadastraal omschreven als "Terrein (akkerbouw)";

[grondplannummer 5] : een deel van 2.972 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk sectie [kadastrale aanduidingen 4] , totaal groot 4.230 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 6] : een deel van 5.835 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 5] , totaal groot 14.150 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 7] : een deel van 810 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 6] , totaal groot 9.439 m², kadastraal omschreven als “Terrein (teelt - kweek)”;

[grondplannummer 8] : een deel van 3.003 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 7] , totaal groot 37.935 m², kadastraal omschreven als “Terrein (teelt – kweek)”.

2.3.

Het KB wijst gedaagden [gedaagden sub 2 t/m 4] aan als eigenaren, ieder voor een onverdeeld één derde deel, van de te onteigenen perceelsgedeelten met de [grondplannummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7] Het KB wijst [gedaagden sub 3 en 4] aan als eigenaren, ieder voor de onverdeelde helft, van het te onteigenen perceelsgedeelte met [grondplannummer 5] . Ook in de openbare registers van het Kadaster is het voorgaande als zodanig vermeld. Ten aanzien van de te onteigenen perceelsgedeelten met de [grondplannummers 1, 2, 6, 7, 8] wordt als betrokken samenwerkingsverband gedaagde sub 1 vermeld, waarvan [gedaagden sub 2 t/m 4] de vennoten zijn.

2.4.

De percelen kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale nummers 1, 2, 3] , waarvan de te onteigenen gronden met de [grondplannummers 1, 2, 3, 4] deel uitmaken, en de percelen kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg, sectie [kadastrale aanduidingen 15, 16, 17] , waarvan de te onteigenen gronden met de [grondplannummers 6, 7, 8] deel uitmaken, zijn belast met een recht van hypotheek ten gunste van de ABN AMRO N.V., zetelend te Amsterdam aan de Gustav Mahlerlaan 10.

2.5.

Op de percelen in de dagvaarding genoemd onder 2. rusten de volgende zakelijke rechten:

op de percelen kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 1] , en kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg, sectie [kadastrale aanduidingen 5] en [kadastrale aanduidingen 7] , is een zakelijk recht gevestigd als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder b van de Belemmeringenwet Privaatrecht door [bedrijf 1] B.V., gevestigd aan de [vestigingsplaats 2] ;

op de percelen kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 2] en [kadastrale aanduidingen 1] en kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg, sectie [kadastrale aanduidingen 5] en [kadastrale aanduidingen 7] , is een zakelijk recht gevestigd als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder b van de Belemmeringenwet Privaatrecht door [bedrijf 2] B.V., gevestigd aan de [vestigingsplaats 3] ;

op de percelen kadastraal bekend gemeente Raamsdonk sectie [kadastrale aanduidingen 2] en [kadastrale aanduidingen 1] en kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg, sectie [kadastrale aanduidingen 5] is een zakelijk recht gevestigd als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder b van de Belemmeringenwet Privaatrecht door [bedrijf 3] B.V., gevestigd aan [vestigingsplaats 4] .

2.6.

Op 21 december 2021 heeft de vervroegde plaatsopneming van de percelen plaatsgevonden in de procedure met nummer: C/02/389974 / HA RK 21-203.

3 Het geschil

3.1.

De Staat vordert – enigszins samengevat – vervroegd de onteigening uit te spreken van de in de dagvaarding onder 2. genoemde perceelsgedeelten, te bepalen dat indien het in de dagvaarding onder 10. genoemde bijkomend aanbod wordt aanvaard door de inschrijving van het vonnis ook de eigendom van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg [kadastrale aanduidingen 6] , ter grootte van 6 m² en van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg [kadastrale aanduidingen 5] ter grootte van 33 m² op de Staat over gaat en voorts het bedrag van (het voorschot op) de schadeloosstelling te bepalen en indien het aanbod niet wordt aanvaard de bij beschikking van 18 oktober 2021 in de zaak met nummer C/02/389974 / HA RK 21-203 benoemde deskundigen op te dragen de schadeloosstelling te begroten.

3.2.

De Staat stelt dat hij heeft getracht om met [gedaagden] in der minne tot overeenstemming te komen over de overdracht van de te onteigenen gronden, maar dat hij er nog niet in is geslaagd om minnelijke overeenstemming te bereiken die heeft geresulteerd in overdracht van de juridische eigendom. De Staat heeft bij dagvaarding aan [gedaagden sub 2 t/m 4] een bedrag aangeboden van € 201.372,00 voor de overdracht in eigendom, belast met de in de dagvaarding onder 6. genoemde rechten van de perceelsgedeelten met de [grondplannummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7] . Daarnaast heeft de Staat aan [gedaagden sub 2 t/m 4] een bijkomend aanbod gedaan in de dagvaarding opgenomen onder 10. Aan [gedaagden sub 3 en 4] heeft de Staat bij de dagvaarding een bedrag van € 29.485,00 voor de overdracht in eigendom van het perceelsgedeelte met [grondplannummer 5] . De Staat heeft voorts aan [gedaagden] een bijkomend aanbod gedaan met betrekking tot de door hen mogelijk over de schadeloosstelling af te dragen btw, opgenomen in de dagvaarding onder 12.

3.3.

[gedaagden] voeren verweer. De te onteigenen perceelsgedeelten maken onderdeel uit van een nagenoeg aaneengesloten oppervlakte van landbouwgrond. [gedaagden] hebben nu in de polder waarin deze liggen ongeveer 30 ha grond in eigendom, 18 ha grond in reguliere pacht en gronden in duurzame geliberaliseerde pacht. De bedrijfsgebouwen bevinden zich ten noorden van de percelen in hetzelfde poldergebied. De aanleg van de beoogde verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout bij de kruising A 59 – Statendamweg en de Eendrachtsweg bij Raamsdonksveer leidt tot een doorkruising van de percelen die [gedaagden] in eigendom en in gebruik hebben. Als gevolg daarvan worden [gedaagden] ernstig geschaad. De Staat heeft gronden in eigendom die hij in kan zetten als compensatiegrond. [gedaagden] doelen op de percelen kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg, sectie [kadastrale aanduidingen 8] , [kadastrale aanduidingen 9] en [kadastrale aanduidingen 10] . [gedaagden] waren bereid om tot minnelijke overeenstemming te komen indien zij deze percelen zouden kunnen verwerven. De Staat heeft tot de descente van 21 december 2021 onvoldoende gevolg gegeven aan de verplichting om het verzoek om compensatiegronden serieus in het minnelijk overleg te betrekken. De Staat en [gedaagden] hebben na de descente overlegd en overeenstemming bereikt. Het door de Staat bij e-mail van 14 februari 2022 gedane aanbod is door [gedaagden] bij e-mail van 10 maart 2022 geaccepteerd. Daardoor bestond er ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding geen noodzaak tot onteigening. Het in de dagvaarding onder 10. opgenomen bijkomend aanbod is onderdeel van de gemaakte afspraken. [gedaagden] kan instemmen met het bijkomend aanbod met betrekking tot de eventueel door [gedaagden] verschuldigde btw. [gedaagden] stellen dat bij e-mail van 1 december 2022 de overeengekomen bedragen verder zijn uitgewerkt en dat van de zijde van de Staat bij e-mail van 6 december 2022 de aangepaste overeenkomsten aan [gedaagden] zijn toegezonden. [gedaagden] hebben bij e-mail van 9 december 2022 de Staat meegedeeld dat de overeenkomsten zijn geaccordeerd. De definitieve versies, ondertekend door het Rijksvastgoedbedrijf, moeten [gedaagden] nog ontvangen. Aangezien partijen in de afrondende fase van ondertekening van de geaccordeerde overeenkomsten verkeren, bestrijden [gedaagden] het belang, de noodzaak en de urgentie voor het uitspreken van de vervroegde onteigening. De vordering tot vervroegde onteigening is volgens hen niet toewijsbaar. Indien de rechtbank de vordering tot vervroegde onteigening toewijst, concluderen [gedaagden] tot bepaling van het voorschot op de schadeloosstelling op 100% van het aangeboden bedrag en tot veroordeling van de Staat tot betaling van de volledige schadeloosstelling als bedoeld in artikel 40 Onteigeningswet (hierna: Ow).

3.4.

De Staat betwist dat hij onvoldoende heeft gedaan om tot minnelijke overeenstemming te komen en dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat partijen inmiddels tot overeenstemming zijn gekomen. De stellingen van [gedaagden] zijn innerlijk tegenstrijdig. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat de Staat voldoende heeft gedaan om tot minnelijk overleg te komen legt hij een logboek grondverwerving over, ingediend in de administratieve onteigeningsprocedure bij de Kroon. Ook in de periode tussen de dagtekening van het KB en het uitbrengen van de dagvaarding heeft de Staat voldaan aan het bepaalde in artikel 17 Ow . Hoewel partijen al sinds 10 maart 2022 een overeenkomst op hoofdlijnen hebben is, als gevolg van de bij tijd en wijle stroperige reacties van [gedaagden] en de verwerking van enkele door [gedaagden] gewenste aanpassingen, nog geen overeenkomst getekend en is er dus ook nog geen sprake van een overdracht van de juridische eigendom. Gelet op het belang, de urgentie en de planning van het werk waarvoor onteigend wordt dient de Staat nu zekerheid te hebben omtrent de eigendomsverkrijging van de gronden van [gedaagden]

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Artikel 17 Ow schrijft de onteigenende partij gebiedend voor te trachten hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen. Daarbij dient die partij niet te werk te gaan alsof dat voorschrift een te verwaarlozen formaliteit is, in welk geval te kort zou worden gedaan aan de strekking van het artikel dat is gericht op het zo mogelijk vermijden van een rechtsgeding. Voorts vereist artikel 17 Ow dat de pogingen om hetgeen moet worden onteigend bij minnelijke overeenkomsten te verkrijgen, moeten worden ondernomen in de periode tussen het definitief worden van het besluit tot onteigening, 30 november 2021, en het uitbrengen van de dagvaarding, 18 maart 2022. Hierbij verdient opmerking dat tekst, geschiedenis noch voormelde strekking van artikel 17 Ow zich ertegen verzet dat bij het antwoord op de vraag of de onteigenende partij aan het voorschrift van artikel 17 Ow heeft voldaan, mede acht wordt geslagen op hetgeen met betrekking tot de verkrijging in der minne zich voorafgaand aan het definitief worden van het besluit tot onteigening tussen partijen heeft afgespeeld en op het daaruit blijkende standpunt van de eigenaar. Immers, daaruit kan blijken dat hetgeen na het definitief worden van het besluit tot onteigening door de onteigenende partij is ondernomen heeft te gelden als een poging die beantwoordt aan voormelde strekking van het artikel en niet louter als een ingevolge de wet te vervullen formaliteit.

4.2.

Uit de stellingen van partijen over en weer volgt dat zij op 10 maart 2022, derhalve voor het uitbrengen van de dagvaarding, op hoofdlijnen overeenstemming hebben bereikt omtrent minnelijke verkrijging door de Staat van hetgeen onteigend moet worden. Dit verdraagt zich niet met de stelling van [gedaagden] dat de Staat niet heeft voldaan aan zijn op grond van artikel 17 Ow bestaande verplichting. De rechtbank passeert dit verweer van [gedaagden] dan ook.

4.3.

Door [gedaagden] is voorts betoogd dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt omdat partijen voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding overeenstemming omtrent de minnelijke verkrijging van de door de Staat te onteigenen gronden hadden bereikt. Echter de door partijen bereikte minnelijke overeenstemming had ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding niet geresulteerd in de overdracht van de juridische eigendom van de te onteigenen perceelsgedeelten. Daarvan was, althans dat is door partijen niet gesteld en dat is ook niet gebleken, ook ten tijde van het nemen van de laatste akte door [gedaagden] op 28 december 2022 nog geen sprake. Gelet daarop moet de Staat geacht worden belang te hebben bij zijn vordering tot (vervroegde) onteigening. De stelling van [gedaagden] dat de noodzaak tot onteigening ontbreekt wordt dan ook gepasseerd.

4.4.

De rechtbank zal, nu het verweer van [gedaagden] tegen de vervroegde onteigening faalt en de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de onteigening vervroegd uitspreken.

4.5.

De Staat zal worden veroordeeld tot betaling van een voorschot op de schadeloosstelling aan [gedaagden] De Staat heeft voorgesteld het voorschot vast te stellen op een bedrag van 100% van het aangeboden bedrag, zodat het stellen van zekerheid achterwege kan blijven. [gedaagden] heeft geconcludeerd tot, indien en voor zover de rechtbank de vordering van de Staat tot vervroegde onteigening toewijst, het voorschot op de schadeloosstelling te bepalen op 100% van het aangeboden bedrag. De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling dan ook bepalen op 100% van het in de dagvaarding aangeboden bedrag.

4.6.

Bij de dagvaarding heeft de Staat aan [gedaagden sub 2 t/m 4] een bijkomend aanbod gedaan. [gedaagden] heeft meegedeeld dat dat bijkomend aanbod, de rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 3.3., onderdeel is van de door partijen gemaakte afspraken waarover overeenstemming is bereikt. Aangenomen moet worden dat [gedaagden sub 2 t/m 4] met dit bijkomend aanbod kan instemmen. [gedaagden] heeft ook meegedeeld in te stemmen met het bijkomend aanbod met betrekking tot de eventueel door [gedaagden] verschuldigde btw. De rechtbank zal de Staat veroordelen deze beide bijkomende aanbiedingen gestand te doen.

4.7.

De Staat stelt dat hij met de in de dagvaarding genoemde derden [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. een minnelijke regeling heeft getroffen. De Staat stelt aan [bedrijf 3] B.V. aangeboden te hebben de zakelijke rechten die zij heeft opnieuw te vestigen, waardoor zij geen schade lijdt. De Staat heeft deze derde belanghebbenden bij dagvaarding een schadeloosstelling van nihil aangeboden. De rechtbank gaat ervan uit dat dit in de dagvaarding gedane aanbod aan deze belanghebbenden geen bespreking en beslissing meer behoeft.

4.8.

De vordering de bij beschikking benoemde deskundigen op te dragen de schadeloosstelling te begroten zal worden afgewezen omdat de rechtbank dat in de procedure met zaaknummer: C/02/389974 / HA RK 21-203 bij de beschikking van 18 oktober 2021 heeft gedaan.

4.9.

Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in de procedure met zaaknummer: C/02/389974 / HA RK 21-203 een datum is bepaald waarop de nederlegging van het definitieve deskundigenrapport zal moeten plaatsvinden zodat dat in dit vonnis achterwege kan blijven.

4.10.

De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

spreekt vervroegd uit ten name van de Staat en ten algemenen nutte de onteigening, vrij van alle lasten en rechten, van de onroerende zaken die zijn aangeduid op de grondplantekening met de [grondplannummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7] , welke grondplantekening ingevolge de wet ter inzage heeft gelegen en in het Koninklijk besluit van 30 november 2021, nummer 2021002349, gepubliceerd in de Staatscourant van 20 januari 2022, nummer 487 nader aangeduid als:

[grondplannummer 1] : een deel van 31 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 1] , totaal groot 56.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 2] : een deel van 1.030 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk, sectie [kadastrale aanduidingen 1] , totaal groot 56.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 3] : een deel van 3.294 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk [kadastrale aanduidingen 2] , totaal groot 45.080 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw);

[grondplannummer 4] : een deel van 6.116 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk sectie [kadastrale aanduidingen 3] , totaal groot 30.595 m², kadastraal omschreven als "Terrein (akkerbouw)";

[grondplannummer 5] : een deel van 2.972 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Raamsdonk sectie [kadastrale aanduidingen 4] , totaal groot 4.230 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 6] : een deel van 5.835 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 5] , totaal groot 14.150 m², kadastraal omschreven als “Terrein (akkerbouw)”;

[grondplannummer 7] : een deel van 810 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 6] , totaal groot 9.439 m², kadastraal omschreven als “Terrein (teelt - kweek)”;

[grondplannummer 8] : een deel van 3.003 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Geertruidenberg sectie [kadastrale aanduidingen 7] , totaal groot 37.935 m², kadastraal omschreven als “Terrein (teelt – kweek)”

en zoals afgebeeld op de aan dit vonnis gehechte kaartweergaven met coördinaten,

5.2.

bepaalt het bedrag van het voorschot op de schadeloosstelling te betalen aan [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en aan [gedaagde sub 4] ,

op 100% van het in de dagvaarding aangeboden bedrag van € 201.372,00 (tweehonderdéénduizendriehonderdtweeënzeventig euro) voor de overdracht in eigendom, belast met de in de dagvaarding onder 6. genoemde rechten en overigens vrij van lasten en rechten van de te onteigenen gronden met de [grondplannummers 1, 2, 3, 4, 6, 8] ,

5.3.

veroordeelt de Staat het aan [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] gedane bijkomend aanbod om de na onteigening overblijvende overhoeken van het perceel Geertruidenberg [kadastrale aanduidingen 6] ter grootte van 6 m² en van het perceel Geertruidenberg [kadastrale aanduidingen 5] , ter grootte van 33 m², in eigendom, vrij van lasten en rechten, van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] over te nemen voor een bedrag van € 332,00 gestand te doen en bepaalt dat door inschrijving van dit vonnis ook de eigendom van deze overhoeken op de Staat over gaat,

5.4.

bepaalt het bedrag van het voorschot op de schadeloosstelling te betalen aan [gedaagde sub 3] en aan [gedaagde sub 4] op 100% van het in de dagvaarding aangeboden bedrag van € 29.485,00 (negenentwintigduizendvierhonderdvijfentachtig euro) voor de overdracht in eigendom, vrij van lasten en rechten van de grond met [grondplannummer 5] ,

5.5.

veroordeelt de Staat het aan [gedaagden] gedane bijkomend aanbod:

“Eventueel door gedaagden mogelijk over de schadeloosstelling af te dragen BTW zal worden voldaan binnen vier weken na ontvangst van de BTW factuur van gedaagde, waarbij gedaagden aantonen dat zij de op die factuur opgevoerde BTW aan de fiscus hebben afgedragen. De Staat zal op de alsdan bij hem in rekening gebrachte BTW in mindering mogen brengen de vergoeding voor de BTW die gedaagden aan hun deskundigen verschuldigd zijn, voorzover de Staat deze BTW aan gedaagden heeft vergoed. De Staat zal nimmer gehouden kunnen worden tot vergoeding van door gedaagden aan de fiscus verschuldigde rentes en boetes.” gestand te doen,

5.6.

bepaalt dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling aan [gedaagden] nodig is,

5.7.

wijst BN De Stem aan als het nieuwsblad waarin een uittreksel van dit vonnis dient te worden geplaatst,

5.8.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.9.

wijst de vordering de bij de beschikking van 18 oktober 2021 benoemde deskundigen op te dragen de schadeloosstelling te begroten af,

5.10.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 22 februari 2023 voor akte uitlaten na deskundigenbericht door de Staat,

5.11.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit, mr. Kool en mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature