U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Erfrecht; erflater wilsonbekwaam ten tijde van opmaken testament; uiterste wilsbeschikkingen nietig; art. 3:34 lid 1 en lid 2 BW.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken

Middelburg

Vonnis van 11 januari 2023

in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/02/362568 / HA ZA 19-541 van

[eiser in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. B.S. van der Klauw te Rotterdam,

tegen

[gedaagde in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom.

en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/02/384653 / HA ZA 21-212 van

[eiser in conventie sub 2] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom,

tegen

[gedaagde in conventie sub 2] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

gedaagde in conventie,

eiser in reconventie,

advocaat mr. B.S. van der Klauw te Rotterdam.

Partijen zullen hierna [eiser in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 1] worden genoemd.

1 De procedure in de zaak 19-541

1.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 11 augustus 2021

het deskundigenbericht d.d. 18 januari 2022, ter griffie ingekomen op 21 januari 2022

de conclusie na deskundigenbericht van [eiser in conventie sub 1]

de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde in conventie sub 1] met producties

de mondelinge behandeling op 6 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarop zijn voorgedragen door mr. Van der Klauw haar spreekaantekeningen, door mr. Bronsveld zijn pleitnotities en door [gedaagde in conventie sub 1] een door hem opgesteld stuk, telkens voor zover betrekking hebbend op deze zaak.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De procedure in de zaak 21-212

2.1.

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 23 juni 2021

de conclusie van antwoord in reconventie van [gedaagde in conventie sub 1]

de akte vermeerdering van eis tevens akte overlegging producties van [gedaagde in conventie sub 1]

de mondelinge behandeling op 9 november 2021, waarvan een verkort proces-verbaal is opgemaakt

de voortgezette mondelinge behandeling op 6 oktober 2022, waarop deze zaak niet inhoudelijk is behandeld.

2.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3 De beoordeling in de zaak 19-541

in conventie en in reconventie 3.1.

Aan de orde is de vraag of erflater ten tijde van het opmaken van het testament van 23 januari 2015 wilsbekwaam was. [eiser in conventie sub 1] stelt dat dit niet het geval was. Zoals is overwogen in het tussenvonnis van 21 april 2021 rust op hem de bewijslast van die stelling. Hij moet bewijzen dat erflater ten tijde van het passeren van het testament op 23 januari 2015 leed aan een geestelijke stoornis en dat die stoornis een redelijke waardering van de bij het testament betrokken belangen heeft belet (r.o. 4.5 van dat tussenvonnis). Als hij daarin slaagt, wordt de wil van erflater geacht te hebben ontbroken.

3.2.

In het tussenvonnis van 21 april 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de aard van het geschil, een deskundigenbericht is aangewezen. Bij tussenvonnis van 11 augustus 2021 heeft de rechtbank dr. [klinisch geriater] , tot deskundige benoemd (hierna: de deskundige). Aan de deskundige is gevraagd onderzoek te doen ter beantwoording van de volgende vragen:

Wilt u de voor uw onderzoek relevante medische informatie ten aanzien van de heer [naam] , geboren op [geboortedag] 1929, opvragen en aan de hand daarvan een beschrijving geven van de relevante medische voorgeschiedenis van de heer [naam] . Welke diagnoses zijn er gesteld?

Bestond ten tijde van het maken van het testament op 23 januari 2015 bij de heer [naam] naar uw oordeel een geestelijke stoornis? Zo ja, welke? U wordt verzocht uw antwoord zo veel mogelijk toe te lichten en te onderbouwen, met waar mogelijk verwijzingen naar relevante literatuur en/of onderzoeksgegevens.

Indien u vraag 1 [rechtbank: kennelijk is bedoeld vraag 2] bevestigend beantwoordt, belette deze stoornis een redelijke waardering van de bij het opmaken van het testament betrokken belangen? U wordt verzocht uw antwoord op deze vraag te motiveren, voor zover mogelijk met verwijzing naar relevante literatuur en/of onderzoeksgegevens.

Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door de rechtbank te nemen beslissing?

3.3.

De deskundige heeft op 18 januari 2022 aan de rechtbank gerapporteerd. Partijen hebben in hun conclusies na deskundigenbericht op het rapport gereageerd en hun standpunten op de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022 nader toegelicht.

3.4.

De deskundige komt tot de conclusie dat bij erflater op 23 januari 2015 sprake was van een geestelijke stoornis en dat deze geestelijke stoornis een redelijke waardering van de bij het opmaken van het testament betrokken belangen heeft belet.

de geestelijke stoornis

3.5.

Op basis van gesprekken met [eiser in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 1] , verslagen van het verzorgingshuis waar erflater verbleef en medische gegevens van erflater vanaf oktober 2012 tot zijn overlijden heeft de deskundige vastgesteld dat erflater leed aan dementie en alcoholist was. [gedaagde in conventie sub 1] heeft verschillende bezwaren aangevoerd tegen de rapportage van de deskundige, weerspreekt de door de deskundige aangenomen (mate van) dementie bij erflater en zwakt de mate van zijn alcoholgebruik af. De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van de deskundige logisch voortvloeit uit zijn bevindingen op basis van de hierna aan te halen feiten en omstandigheden en neemt deze daarom over. Zij overweegt daartoe als volgt.

3.6.

Voor wat betreft het alcoholgebruik heeft [eiser in conventie sub 1] de deskundige verteld dat erflater zijn hele volwassen leven overmatig veel alcohol heeft gedronken. [gedaagde in conventie sub 1] heeft erflater in zijn gesprek met de deskundige een stevige en dagelijkse drinker genoemd.

3.7.

In zijn e-mail aan [eiser in conventie sub 1] van 5 september 2013 heeft [gedaagde in conventie sub 1] , die zelf huisarts is, de geheugenproblemen van erflater en het gebruik van alcohol bevestigd. [gedaagde in conventie sub 1] schreef daarin onder meer: ‘Zoals je zelf al aangeeft is Pa bijzonder vergeetachtig. Hij weet inderdaad niet meer wat er een paar minuten eerder gezegd is. Wanneer je hem helpt herinneren wat er gebeurd is dan kan hij zich delen hiervan herinneren. In vergelijking met vorig jaar holt pa achteruit. Vorige week wist hij zelf niet meer wat voor dag het was. Ik verdenk hem van een Korsakow: een vergeetachtigheid die progressief is a.g.v. alcohol. Ook nu drinkt hij een fles wijn per dag. (…) Ma is niet meer wilsbekwaam en ik begin mij af te vragen of pa dat ook niet begint te worden.’

3.8.

De deskundige heeft het evaluatieverslag van 6 september 2013 van verzorgenden van [woonzorgcentrum] aangehaald. [woonzorgcentrum] is het verzorgingshuis waar erflater sinds november 2012 woont. In dat verslag staat onder meer: ‘er is toezicht op inname van de medicatie’ en ‘In de nacht wordt hij regelmatig aangeschoten of dronken aangetroffen, al dan niet op de vloer. (…) Vooral de laatste weken valt het op dat dhr (nog)meer drinkt, hij geeft verschillende keren aan ‘dat dit het enige is dat hij nog heeft’. De deskundige merkt hierbij op dat hij het bijzonder vindt dat er toezicht nodig is bij de inname van de medicijnen, gelet op het feit dat erflater medisch specialist is geweest.

3.9.

De deskundige heeft zich verder gebaseerd op de hierna aangehaalde informatie van de geriater, de huisarts en de neuroloog, de medici die erflater in 2012 en 2013 heeft bezocht. Daaruit blijkt van alcoholgebruik, geheugenstoornissen en (het vermoeden van) dementie. Verder blijkt dat erflater vaak somber, neerslachtig is.

3.9.1.

Het onderzoek op 26 oktober 2012 door [geriater] : in het verslag daarvan, gedateerd 2 november 2012, staat dat erflater heeft verteld dat zijn geheugen vooral wat betreft de korte termijn achteruit gaat en dat hij vier eenheden alcohol per dag gebruikt. Het psychiatrisch onderzoek geeft [geriater] als algemene indruk: ‘helder en adequaat. Het geheugen lijkt niet slecht, herhaalt wel soms.’ Op de ‘Psychische as’ vermeldt [geriater] : ‘Lichte geheugenstoornissen’.

3.9.2.

Het huisartsendossier van [huisarts] lopend van 2 november 2012 tot 27 februari 2016: hierin staat onder meer een consult van erflater op 2 oktober 2013, met vermelding van: ‘Geheugen gaat achteruit, vaak vergeten wat hij de dag daarvoor heeft gedaan. Heeft gesprek gehad met de rechter over zeggenschap kinderen, maar kan zich inhoud niet herinneren.’ Op 20 maart 2014 is bij de huisarts gemeld dat erflater de laatste tijd erg somber is en een doodswens heeft. De huisarts heeft hem een antidepressivum voorgeschreven. In mei 2015 wordt de dosis verhoogd.

3.9.3.

Het onderzoek door [neuroloog] : in haar ‘specialistenbrief’ van 18 november 2013 staat onder meer dat erflater haar vertelt dat zijn geheugen ‘gatenkaas’ is. Bij ‘Intoxicaties’ staat: ‘Dhr kent periodes dat hij fors alcohol drinkt, waarschijnlijk omdat hij vergeten is dat hij al gedronken heeft. Zelf noemt hij 2 a 3 glazen per dag maar de begeleidster (rechtbank: verzorgende van [woonzorgcentrum] ) zegt dat het soms om 1 a 2 flessen per dag gaat.’ Na neurologisch onderzoek vermeldt [neuroloog] : ‘Dhr zegt veel tv te kijken en dan voornamelijk naar actualiteitenprogramma’s. Hij kan desgevraagd geen nieuwsfeiten reproduceren. Hij spreekt vloeiend en heeft een wat archaisch taalgebruik. Er zijn geen woordvindstoornissen en er is geringe mate van confabuleren. Op de MMSE scoort dhr 25/30, waarbij hij de datum en de plaats niet weet te benoemen. Rekensom gaat uitermate vlot. Herhalen van 3 woorden na 1 minuut is 1/3. De zin heeft geen onderwerp en geen gezegde. Figuur natekenen gaat goed. Het handschrift is bibberig. Bij het kloktekenen plaatst dhr de cijfers op de juiste plaats. De wijzers zet hij verkeerd. Hij ziet dit zelf niet. Er is een benoemfout, heeft wel een goed overzicht. Met name het geheugen is slecht. Geen concretisatie. Differentiaaldiagnose: Depressie? Dhr neigt naar somberheid, maar de inhoud van zijn gedachtes houden sterk verband met de laatste levensfaseproblematiek. Meest waarschijnlijk is dat het hier gaat om een dementie van het Alzheimertype. (…) Al met al is er sprake van cognitieve stoornissen bij een MRI scan zonder specifieke bevindingen. Mogelijk is het alcoholgebruik een belangrijke oorzaak, dd wordt gedacht aan de ziekte van Alzheimer. Er is geadviseerd het alcohol gebruik te beperken en zo mogelijk te stoppen. Er zal een follow up plaatsvinden.’

3.10.

De deskundige merkt hierbij op dat voor een hoogopgeleide man zoals erflater (gepromoveerd oud medicus), een score van 25/30 op de MMSE veel te laag is. Hij duidt de overige bevindingen van [neuroloog] – vloeiend spreken, geen woordvindstoornissen, vlotte uitvoering van de vijf rekensommen en goed natekenen van de twee vijfhoeken – eerder bij alcoholdementie dan bij Alzheimer. Ook het niet op de juiste plaats zetten van de wijzers van de klok en dat niet zien, duidt volgens de deskundige op alcohol gerelateerde dementie. Bij alcohol gerelateerde dementie is er minder sprake van een taalstoornis; wel van overzichtsproblemen, met bijvoorbeeld problemen bij het natekenen en de zogenaamde kloktekentest.

3.11.

Op basis van het voorgaande staat voldoende vast dat erflater eind 2013 in enige mate leed aan dementie, mogelijk alcohol gerelateerd. Hoewel door [neuroloog] aangewezen, heeft er kennelijk geen follow up bij een neuroloog of geriater plaatsgevonden. Geen van partijen stelt hier iets over, er zijn geen gegevens overgelegd en uit de informatie van de huisarts blijkt dit ook niet. [gedaagde in conventie sub 1] , die zelf huisarts is en als mentor van erflater belast was met de zorg voor de gezondheid van erflater, heeft er niet voor gezorgd dat de follow up heeft plaatsgevonden. Omdat er na november 2013 geen neuroloog of geriater meer is geconsulteerd, is de ontwikkeling van de geconstateerde dementie niet nader vastgelegd. De rechtbank oordeelt het desondanks met de deskundige zeer aannemelijk dat de door [neuroloog] in november 2013 geconstateerde dementie ook op 23 januari 2015 aanwezig was en dat de ernst ervan ten opzichte van november 2013 is toegenomen. De rechtbank baseert zich daarbij op het feit van algemene bekendheid dat dementie een progressief verloop kent en genezing van dementie niet mogelijk is. Het progressieve verloop bij erflater blijkt ook uit de toename van de geheugenproblemen in de periode oktober 2012 (onderzoek [geriater] ) en oktober/november 2013 (consult bij de huisarts en onderzoek [neuroloog] ). Verder baseert de rechtbank zich op de toelichting van de deskundige ten aanzien van de invloed van het gebruik van alcohol op dementie. De deskundige merkt daarover op dat enige verbetering van de geestelijke vermogens zou kunnen optreden bij algehele abstinentie van alcohol. Erflater is na het onderzoek door [neuroloog] in november 2013 echter niet gestopt met het gebruik van alcohol. Dit blijkt uit het evaluatieverslag van [woonzorgcentrum] van 2 mei 2014, waarin staat: ‘In de nacht wordt hij regelmatig aangeschoten of dronken aangetroffen, al dan niet op de vloer.’ Verder staat in het verslag van [internist] , die erflater op 1 juli 2015 op de spoedeisende hulp heeft gezien: ‘Alcohol: halve tot hele fles wijn per dag’. Er is dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat de geestelijke vermogens van erflater na november 2013 zijn verbeterd. De geconstateerde dementie zal zijn verergerd.

3.12.

De conclusie is dat erflater ten tijde van het opmaken van het testament leed aan dementie en dagelijks behoorlijk veel alcohol gebruikte. Hij had cognitieve stoornissen, waardoor zijn korte termijngeheugen slecht was en hij problemen ondervond in het krijgen en behouden van overzicht. Hij was somber en miste levenslust.

de geestelijke stoornis belette de waardering van de bij het testament betrokken belangen

3.13.

Aan de orde is dan de vraag of erflater met deze geestelijke stoornis voldoende in staat was vrij zijn wil te bepalen ten aanzien van de uiterste wilsbeschikkingen die zijn opgenomen in het testament. Als wordt vastgesteld dat zijn geestelijke stoornis een redelijke waardering van de bij het maken van die uiterste wilsbeschikkingen betrokken belangen belette, dan wordt een met zijn verklaring overeenstemmende wil geacht te ontbreken. Hij wordt dan geacht voor het verrichten van die rechtshandelingen wilsonbekwaam te zijn geweest.

3.14.

De deskundige heeft geconcludeerd dat de geestelijke stoornis een redelijke waardering van de bij het opmaken van het testament betrokken belangen in de weg stond. Hij overweegt dat het maken van een inschatting van de ernst van de dementie gewoonlijk gebeurt aan de hand van de Clinical Dementia Rate (CDR). Deze is echter bij erflater niet goed in te vullen, omdat er complicerende factoren zijn, waaronder zijn beperkte lichamelijke conditie, zijn overmatig alcoholgebruik en zijn matige stemming. De taalbeheersing is bij alcohol gerelateerde dementie vaak nog goed, maar er is wel verlies van overzicht.

3.15.

De rechtbank volgt de deskundige in zijn conclusie. Zij sluit daartoe aan bij diens bevindingen en overweegt ter onderbouwing van haar oordeel verder nog als volgt.

3.16.

Relevant is dat de in dit testament neergelegde uiterste wilsbeschikkingen niet alleen afzonderlijk, maar ook in onderlinge samenhang bezien, complexe rechtshandelingen inhouden, die begrip en overzicht vereisen. Erflater heeft in het testament zijn in maart 2014 opgemaakte testament herroepen. In laatstgenoemd testament had hij moeder voor 1% en [gedaagde in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 1] samen voor 99% tot erfgenamen benoemd en ten behoeve van moeder de wettelijke verdeling van toepassing verklaard. Het herroepen van dat testament, het nadrukkelijk buiten toepassing verklaren van de wettelijke verdeling, de benoeming van [gedaagde in conventie sub 1] tot zijn enig erfgenaam en de uitdrukkelijke uitsluiting van [eiser in conventie sub 1] en zijn afstammelingen als erfgenaam hebben verstrekkende gevolgen: in negatieve zin voor moeder en [eiser in conventie sub 1] (en diens kinderen) en in positieve zin voor [gedaagde in conventie sub 1] Deze uiterste wilsbeschikkingen wijken diametraal af van hetgeen hij tien maanden eerder, in het testament dat gepasseerd is op 28 maart 2014, had beschikt.

Hij heeft in het testament opgenomen waarom hij tot dit testament kwam. Onder het kopje ‘Beweegreden’ heeft hij verklaard:

‘Ik maak dit testament mede naar aanleiding van het feit dat mijn zoon [eiser in conventie sub 1] bezwaar heeft aangetekend tegen:

de van tweeëntwintig januari tweeduizend veertien daterende beschikking van de kantonrechter, waarbij machtiging aan de bewindvoerder over mijn vermogen is verleend voor het doen van schenkingen uit mijn vermogen door middel van schuldigerkenning aan mijn kinderen;

de van drie oktober tweeduizend dertien daterende beschikking van de kantonrechter waarbij mijn zoon [gedaagde in conventie sub 1] als bewindvoerder is aangewezen.

Het is mijn wens dat mijn kinderen niet onderling in een juridische procedure verwikkeld geraken en dat de afwikkeling van mijn nalatenschap daardoor een langdurige kwestie wordt.

Voor het bedenken van deze beweegreden en het daaraan koppelen van de beslissing tot onterving van [eiser in conventie sub 1] is vereist dat erflater wetenschap en begrip had van de procedures die [eiser in conventie sub 1] met betrekking tot het bewind en mentorschap voor erflater voerde en dat hij in de maanden direct voorafgaand aan januari 2015 vond dat dit handelen van [eiser in conventie sub 1] tot gevolg moest hebben dat hij niet van hem zou erven, terwijl hij op 28 maart 2014, toen deze omstandigheden ook al speelden, daartoe geen aanleiding zag. Dit bij nader inzien verbinden van deze verstrekkende gevolgen aan een handelen van [eiser in conventie sub 1] dat al een jaar daarvoor was ingezet, is complex. Het vraagt in ieder geval om het vermogen tot reflecteren op voorvallen uit het nabije verleden en op het (her)waarderen daarvan en vervolgens het vermogen tot het daaraan concludent verbinden van beslissingen en rechtshandelingen.

3.17.

De bevindingen van de deskundige, gevoegd bij de hierna aan te halen informatie en stukken die zich bevinden in het dossier, brengen de rechtbank tot de slotsom dat erflater ten gevolge van zijn geestelijke stoornis niet meer in staat was zodanig complexe beslissingen te bedenken en te overzien en daar vervolgens actie op te ondernemen.

3.18.

Het feit dat de notaris erflater kennelijk wel wilsbekwaam heeft geacht, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De notaris heeft het stappenplan niet doorlopen, hoewel dit op basis van de bij haar bekend veronderstelde gegevens wel voor de hand zou hebben gelegen. Erflater was een man op hoge leeftijd (bijna 86 jaar), hij was opgenomen in een verzorgingshuis, hij had een mentor en zijn vermogen was onder bewind gesteld. Bovendien was bij haar bekend dat [gedaagde in conventie sub 1] zowel mentor als bewindvoerder was, was het [gedaagde in conventie sub 1] die haar had gezegd dat erflater zijn testament wilde herzien, omdat [eiser in conventie sub 1] een procedure zou hebben ingesteld om het bewind en mentorschap voor erflater te beëindigen en is het [gedaagde in conventie sub 1] die voordeel heeft van het testament.

3.19.

De notaris heeft het gesprek dat voorafgegaan is aan het opmaken van het testament op initiatief van [gedaagde in conventie sub 1] en ook in diens aanwezigheid en dat van zijn vrouw gevoerd. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie sub 1] dat betwist, maar uit het proces-verbaal dat de notaris van haar bezoek aan erflater heeft opgesteld blijkt dat dat wel het geval was. Uit dit proces-verbaal blijkt dat op 7 november 2014 het testament in concept is besproken en dat ook is gesproken over een brief die aan [eiser in conventie sub 1] moet worden gestuurd, waarin erflater verzoekt de procedures te beëindigen en geen nieuwe te starten en de aankondiging dat hij [eiser in conventie sub 1] zal onterven als hij niet stopt met procederen. Uit de opmerking van de notaris dat het nodig is dat zij alleen met erflater spreekt om te kunnen verifiëren of de besproken inhoud van de brief de mening van erflater is, leidt de rechtbank af dat het tot dan toe [gedaagde in conventie sub 1] is geweest die het gesprek heeft gevoerd en niet erflater zelf. In het proces-verbaal heeft de notaris vervolgens verklaard dat [gedaagde in conventie sub 1] en zijn vrouw vervolgens de huiskamer verlaten en: Met vader bespreek ik dat het mogelijk is om zijn testament te veranderen waardoor [eiser in conventie sub 1] zou worden onterfd. Vader geeft aan dat hij daartoe wel wil overgaan wanneer de procedures niet stoppen. Hij informeert ook of dit alleen voor hem zelf zou gelden of ook wanneer zijn echtgenote geldt. Daarop antwoord ik dat dit alleen voor hem geldt, aangezien zijn echtgenote niet meer in staat is om haar testament te wijzigen. Verder geeft vader aan tevreden te zijn over zijn huisvesting en persoonlijke verzorging door de medewerkers van [woonzorgcentrum] .

In het proces-verbaal heeft de notaris niet vermeld hoe lang zij met erflater heeft gesproken, welke vragen zij aan erflater heeft gesteld en of en in hoeverre dit open vragen waren. Uit de weergave in het proces-verbaal lijkt te volgen dat het een kort gesprekje is geweest. Met het vertrek is de invloed van [gedaagde in conventie sub 1] en zijn vrouw gedurende dat gesprekje niet zonder meer uitgewerkt. Uit niets blijkt dat de notaris nog met erflater alleen heeft gesproken in de periode tussen dit gesprek op 7 november 2014 en het moment van passeren van de akte op 23 januari 2015.

3.20.

Ten aanzien van de beweegreden zoals die in het testament is opgenomen, overweegt de rechtbank dat het daarbij gaat om twee kwesties, de zogenaamde papieren schenkingen en het bewind en mentorschap. Uit het debat tussen partijen en de door hen met betrekking tot deze twee kwesties overgelegde stukken concludeert de rechtbank dat het niet aannemelijk is dat erflater te dien aanzien zelfstandig zijn wil heeft gevormd en aan de notaris heeft opgegeven. De rechtbank wijst daartoe op het navolgende.

3.21.

Met betrekking tot de schenkingen onder schuldigverklaring (zogenaamde papieren schenkingen) heeft de notaris op 11 maart 2014 in de woning van erflater en in zijn bijzijn gesproken met [eiser in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 1] en zijn vrouw. [eiser in conventie sub 1] wil geen schenking op papier, omdat hij daardoor vanwege zijn uitkering voor zichzelf financiële problemen verwacht. Uit haar proces-verbaal van die bijeenkomst en uit de door [eiser in conventie sub 1] gemaakt transcriptie van het gesprek blijkt dat erflater de discussie niet kan volgen en niet begrijpt wat de papieren schenking betekent. Op de vragen van de notaris ‘u hebt wel duidelijk aangegeven dat het uw wens is dat er zo min mogelijk naar de belastingdienst gaat’ en ‘u heeft zo’n groot vermogen…helemaal niks naar de belasting doen dat zal niet lukken, maar om het te beperken gaf u aan dat u daar een voorstander van bent… dat u niet meer dan noodzakelijk…’ reageert erflater met ‘ja ja uiteraard’. Op een bepaald moment vraagt [eiser in conventie sub 1] kennelijk direct aan erflater of hij wil dat hij benadeeld wordt. Erflater zegt dan: ‘Ja…ik kan het…ik kan het… allemaal niet meer volgen hoor..eh..’ De notaris zegt dan: ‘dat kan ik me voorstellen.’ Erflater iets later: ‘Ik weet alleen dat ik een schenking doe… en uh…dan moet je er verder niet over zeuren…en, en, en, …zeiken zou ik bijna zeggen…maar uh’. Erflater overziet niet en begrijpt niet wat er wordt besproken, terwijl op basis van zijn intelligentie en opleidingsniveau (erflater was gepromoveerd medisch specialist) mag worden verwacht dat hij dat wel kan begrijpen. Er wordt over zijn hoofd heen gediscussieerd en hij reageert alleen op gesloten vragen/opmerkingen. Hij neemt nergens in het gesprek ten aanzien van de schenking het initiatief. Hij denkt kennelijk dat hij geld aan zijn zoons zal geven, waarover die dan niet moeten zeuren. Hij begrijpt niet dat het slechts gaat om een constructie op papier en waarom dat voor [eiser in conventie sub 1] financieel nadelige gevolgen kan hebben. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat erflater deze beweegreden zelf heeft uitgedacht en vervolgens gekoppeld aan de beslissing tot onterving van [eiser in conventie sub 1] .

3.22.

Ten aanzien van de procedures inzake het bewind staat vast dat [eiser in conventie sub 1] zich verzette tegen het feit dat [gedaagde in conventie sub 1] bewindvoerder was. Erflater is in verband met een verzoek van [eiser in conventie sub 1] tot ontslag van [gedaagde in conventie sub 1] als bewindvoerder en mentor en benoeming van een professionele bewindvoerder en mentor op 28 november 2014 door de kantonrechter gehoord en heeft toen duidelijk gemaakt dat hij wil dat [gedaagde in conventie sub 1] het bewind en mentorschap uitoefent. Uit het proces-verbaal van dat verhoor blijkt verder dat hij daarbij tegen de kantonrechter heeft gezegd: De verhoudingen tussen [gedaagde in conventie sub 1] en [eiser in conventie sub 1] zijn niet honderd procent. Dit is al vrij lang zo. Ze liggen elkaar niet. (…) Ik heb met allebei contact. (…) Ik wil het goed houden en dat lukt mij ook. De kantonrechter heeft erflater gevolgd in zijn wens en het verzoek van [eiser in conventie sub 1] tot ontslag van [gedaagde in conventie sub 1] als bewindvoerder en mentor afgewezen. Voor zover [gedaagde in conventie sub 1] meent dat uit deze beslissing van de kantonrechter blijkt dat erflater wilsbekwaam was toen, kan hij daarin niet worden gevolgd. Een uitlating over wie de bewindvoerder en mentor moet zijn, ligt op een ander niveau dan de complexe wilsuitingen in het testament. Iemand kan voldoende in staat zijn te bepalen wie zijn zaken moet behartigen, terwijl hij niet in staat kan worden geacht een testament op te maken. Wel valt op dat de hiervoor aangehaalde uitspraak niet in lijn is met hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de notaris dat eerder die maand is opgemaakt van het gesprek over het testament en de te sturen brief aan [eiser in conventie sub 1] (zie hiervoor r.o. 3.19). Erflater onderkent bij de kantonrechter de spanning tussen zijn zoons en kiest voor [gedaagde in conventie sub 1] als bewindvoerder en mentor, omdat hij weet dat de twee niet samen kunnen werken. Hij keert zich echter niet af van [eiser in conventie sub 1] en wil de verhoudingen juist goed houden. De rechtbank oordeelt dat ook voor de tweede beweegreden voor onterving van [eiser in conventie sub 1] geldt, dat het niet waarschijnlijk is dat deze op basis van eigen inbreng/initiatief van erflater in het testament is gekomen.

3.23.

Op grond van voorgaande overwegingen oordeelt de rechtbank dat de geestelijke stoornis waaraan erflater ten tijde van het opmaken van het testament leed een redelijke waardering van de bij zijn uiterste wilsbeschikkingen betrokken belangen belette. De geestelijke stoornis maakte dat hij zich informatie en voorvallen uit het meer nabije verleden niet, althans niet volledig en coherent kon herinneren. [gedaagde in conventie sub 1] bevestigt al in september 2013 dat erflater daarbij hulp nodig had. Hiervoor onder r.o. 3.11 is vastgesteld dat deze stoornis in januari 2015 zal zijn verergerd. Zijn geestelijke stoornis stond eraan in de weg dat erflater zelfstandig, zonder daartoe te zijn gestuurd of beïnvloed door een ander, kon bedenken dat hij in het nadeel van [eiser in conventie sub 1] anders in zijn uiterste wil wilde beschikken, omdat [eiser in conventie sub 1] het niet eens was met de papieren schenkingen en zich verzette tegen de benoeming van [gedaagde in conventie sub 1] als bewindvoerder en mentor. Het is niet aannemelijk dat hij zich deze voorvallen zonder hulp van [gedaagde in conventie sub 1] op een later moment, ten overstaan van de notaris, voor de geest kon halen. Zijn geheugen was daarvoor te slecht. De oorzaak-gevolg redenering vereist overzicht en planning. Zijn geestelijke stoornis belette hem zelfstandig die gedachtegang te volbrengen en daarnaar zelfstandig te handelen.

3.24.

[gedaagde in conventie sub 1] heeft hiertegen onvoldoende ingebracht. Wat opvalt is dat hij, zelf praktiserend huisarts en als mentor betrokken bij het wel en wee van erflater, bij machte was de medische situatie van erflater goed in te schatten. Zoals overwogen, al in september 2013 veronderstelde hij dat erflater mogelijk leed aan de ziekte van Korsakow, een vergeetachtigheid als gevolg van dagelijks, fors alcoholgebruik. [gedaagde in conventie sub 1] vroeg zich toen al af of erflater nog wilsbekwaam was. Dit gegeven, gevoegd bij de diagnose dementie van [neuroloog] in november 2013, doet de vraag rijzen waarom [gedaagde in conventie sub 1] meende dat erflater ruim een jaar later nog in staat was een complexe rechtshandeling als het opmaken van het testament met deze vergaande inhoud te verrichten. Hij heeft het contact daartoe met de notaris gelegd, terwijl uit niets blijkt dat hij de notaris heeft meegedeeld dat erflater mogelijk niet meer wilsbekwaam was.

3.25.

[gedaagde in conventie sub 1] stelt dat de deskundige niet op al zijn vragen en opmerkingen naar aanleiding van het conceptrapport is ingegaan. De rechtbank constateert dat [gedaagde in conventie sub 1] 34 vragen/opmerkingen heeft gesteld/gemaakt en dat de deskundige daaromtrent in zijn rapport heeft vermeld dat hij hetgeen hij als onderzoeker voor het beantwoorden van de vragen van de rechtbank van toepassing heeft geacht, vanuit deze vragen en opmerkingen heeft ingepast in zijn definitieve rapport. Hij heeft de nummers van de vragen/opmerkingen waarop hij wel en waarop hij niet is ingegaan vermeld en de vragen en opmerkingen als bijlage bij het rapport gedaan. Aldus heeft de deskundige voldoende inzichtelijk gemaakt en gemotiveerd hoe hij met de vragen/opmerkingen naar aanleiding van zijn conceptrapport is omgegaan.

3.26.

[gedaagde in conventie sub 1] stelt verder dat het rapport onvolledig, gekleurd en subjectief is, omdat de deskundige teveel is afgegaan op wat [eiser in conventie sub 1] hem heeft verteld en zich heeft laten leiden door sympathie voor [eiser in conventie sub 1] . In voorgaande overwegingen heeft de rechtbank uiteengezet dat en op grond waarvan zij de deskundige in zijn conclusies volgt. De rechtbank passeert daarom ook dit verweer van [gedaagde in conventie sub 1] .

3.27.

[gedaagde in conventie sub 1] stelt dat de deskundige bij zijn onderzoek naar de wilsbekwaamheid van erflater ten onrechte voorbij is gegaan aan de verslagen van de gesprekken van [deskundige] , de notaris en diverse rechterlijke instanties met erflater en aan de brief van [arts directeur] , de arts directeur van [woonzorgcentrum] De rechtbank gaat hieraan voorbij.

Hiervoor is overwogen waarom de rechtbank tot een ander oordeel omtrent de wilsbekwaamheid van erflater ten aanzien van het maken van de uiterste wilsbeschikkingen in het testament komt, dan de kantonrechter (en in hoger beroep – in navolging van de kantonrechter, want zonder eigen onderzoek – het hof) in de procedures over het bewind en mentorschap.

Voor wat betreft de bevindingen van [deskundige] geldt dat deze geen onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van erflater voor het maken van een testament. Ook toen ging het om de vraag of erflater in staat was zijn voorkeur op te geven ten aanzien van wie voor hem bewindvoerder en mentor moest zijn. Bovendien was [deskundige] geen onafhankelijk deskundige. Hij heeft het onderzoek op verzoek van [gedaagde in conventie sub 1] gedaan en vermeldt in zijn rapport dat hij [gedaagde in conventie sub 1] persoonlijk kent.

Uit de brief van [arts directeur] blijkt dat hij niet zelf contact heeft gehad met erflater. In deze brief aan [gedaagde in conventie sub 1] met onderwerp ‘samenvatting woonzorgverlening aan uw ouders’, op 5 nov 2014 gestuurd aan [gedaagde in conventie sub 1] op diens verzoek, doet hij slechts verslag van het verblijf van erflater en moeder door de bevindingen van anderen aan te halen.

3.28.

De rechtbank volgt [gedaagde in conventie sub 1] op zichzelf wel in zijn standpunt dat het niet aan de deskundige is op basis van de verklaringen van [eiser in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 1] een inschatting te maken op grond waarvan erflater tot onterving van [eiser in conventie sub 1] is gekomen, maar oordeelt dat standpunt voor de beslissing of erflater voldoende in staat was het thans aangevochten testament op te maken, niet relevant.

samenvattend

in conventie

3.29.

De rechtbank oordeelt dat erflater ten tijde van het opmaken van het testament leed aan een geestelijke stoornis. Deze geestelijke stoornis belette een redelijke waardering van de betrokken belangen bij de in dat testament opgenomen uiterste wilsbeschikkingen. Erflater was wilsonbekwaam tot het verrichten van deze eenzijdige rechtshandelingen. Deze zijn daarom nietig (artikel 3:34 lid 1 en lid 2 BW). De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en de primaire vordering van [eiser in conventie sub 1] toewijzen. Zij overweegt daarbij nog dat een testament geen rechtshandeling is en dus niet nietig kan worden verklaard. Het testament bevat uiterste wilsbeschikkingen. Dit zijn de rechtshandelingen die voor nietigverklaring in aanmerking kunnen komen. [eiser in conventie sub 1] heeft in zijn vordering geen onderscheid gemaakt ten aanzien van de verschillende uiterste wilsbeschikkingen. De rechtbank legt zijn vordering tot nietigverklaring van het testament daarom uit als een vordering tot nietigverklaring van alle in dat testament gemaakte uiterste wilsbeschikkingen.

3.30.

Voor zover [eiser in conventie sub 1] bedoeld heeft ook in het geval van toewijzing van zijn primaire vordering tot nietigverklaring van het testament schadevergoeding, nader op te maken bij staat te vorderen, wijst de rechtbank deze vordering af. Nietigverklaring van het testament, althans van de daarin gemaakte uiterste wilsbeschikkingen, biedt geen grondslag voor schadevergoeding.

3.31.

[gedaagde in conventie sub 1] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de kosten van het deskundigenrapport die zijn voorgeschoten door [eiser in conventie sub 1] . De kosten van [eiser in conventie sub 1] worden tot dusver begroot op:

griffierecht € 297,00

kosten dagvaardingsexploot € 103,07

salaris advocaat € 2.533,50 (4,5 punten van het liquidatietarief II)

kosten deskundigenrapport € 3.896,20

totaal € 6.829,77

in reconventie

3.32.

Bovenstaande leidt ertoe dat de vorderingen van [gedaagde in conventie sub 1] die verband houden met de uitvoering van het testament zullen worden afgewezen. In het tussenvonnis van 21 april 2021 heeft de rechtbank al overwogen en beslist dat de vordering van [gedaagde in conventie sub 1] tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad zal worden afgewezen.

3.33.

[gedaagde in conventie sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [eiser in conventie sub 1] worden tot dusver begroot op:

- salaris advocaat € 1.126,00 (de helft van 4 punten van het liquidatietarief II)

in conventie en in reconventie

3.34.

De gevorderde wettelijke rente en nakosten worden toegewezen op de wijze als hierna in de beslissing bepaald.

4 De beoordeling in de zaak 21-212

in conventie en in reconventie

4.1.

Op de mondelinge behandeling van 6 oktober 2022 is besproken dat het voor de beoordeling van deze zaak noodzakelijk is dat onherroepelijk is beslist in de zaak 19-541. In afwachting daarvan zal de verdere beoordeling en beslissing in deze zaak worden aangehouden en de zaak worden verwezen naar de parkeerrol van 5 april 2023.

4.2.

Partijen kunnen de rechtbank te zijner tijd bij B-formulier vragen de zaak op de lopende rol te plaatsen voor verdere behandeling. Zij zullen dan in de gelegenheid worden gesteld – [gedaagde in conventie sub 1] eerst; daarna [eiser in conventie sub 1] – een conclusie na mondelinge behandeling te nemen, waarin zij zich nader uitlaten en waarin zij desgewenst hun stellingen en vorderingen kunnen aanpassen.

5 De beslissing

De rechtbank

in de zaak 19-541

in conventie

5.1.

verklaart voor recht dat de uiterste wilsbeschikkingen neergelegd in het door [gedaagde in conventie sub 1] op 23 januari 2015 opgemaakte testament nietig zijn,

5.2.

veroordeelt [gedaagde in conventie sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie sub 1] tot dusver begroot op € 6.829,77, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,

in reconventie

5.3.

wijst de vordering af,

5.4.

veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot dusver begroot op € 1.126,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,

in conventie en in reconventie

5.5.

veroordeelt [gedaagde in conventie sub 1] in de nakosten, aan de zijde van [eiser in conventie sub 1] begroot op € 255,00 zonder dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgehad, vermeerderd met een bedrag van € 85,00 indien en voor zover [gedaagde in conventie sub 1] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan en het vonnis om die reden is betekend, voorts vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten van € 255,00 vanaf de vijftiende dag na aanschrijving van [gedaagde in conventie sub 1] alsmede, ingeval van betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten van € 85,00 vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, telkens tot de dag van volledige betaling,

5.6.

verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen onder 5.2, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst af het meer of anders gevorderde,

in de zaak 21-212

in conventie en in reconventie

5.8.

verwijst de zaak naar de parkeerrol van woensdag 5 april 2023,

5.9.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature