U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Artikel 51 Wet op de accijns ; naheffingsaanslag accijns is terecht opgelegd.

In een loods op het terrein van belanghebbende is 2.845,83 kg rooktabak aangetroffen. Daarmee staat vast dat belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht had over die tabak en die tabak voorhanden heeft gehad. Belanghebbendes verweer dat zij van niets wist, helpt haar niet, omdat wetenschap geen vereiste is.

De inspecteur is niet verplicht het gehele FIOD-dossier te overleggen maar alleen die stukken die de inspecteur ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten.

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 19/3743

Uitspraak van de meervoudige kamer van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 4 juli 2019.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 3 mei 2018 een naheffingsaanslag accijns van € 282.448 opgelegd en daarbij € 3.954 belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens de inspecteur [inspecteur] deelgenomen. Belanghebbende was niet aanwezig.

1.6.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 24 oktober 2022, aan het door haar opgegeven adres, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Omdat de genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 25 oktober 2022 aan belanghebbende is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, woont op het adres [adres] (de locatie). Zij is eigenaresse van het daar gelegen manegecomplex met rijhal, paardenboxen, buitenstallen, buitenbak, paddock, parkeerplaatsen, weiland en bosgrond.

2.2.

De locatie is bij de Douane niet geregistreerd als plaats waar accijnsgoederen onder schorsing van accijns voorhanden mogen worden gehouden of waar accijnsgoederen mogen worden vervaardigd.

2.3.

Op 29 maart 2017 is door de politie Oost-Brabant een controle uitgevoerd op de locatie. Op de locatie waren belanghebbende en haar partner op dat moment aanwezig. In het proces-verbaal van bevindingen is het volgende opgenomen:

“Tijdens de controle werd ambtenaar [ambtenaar] voorgegaan door [weggelakt]. De eigenaar van het perceel [belanghebbende] was in een rolstoel gezeten en niet in staat om bij de gehele controle aanwezig te zijn. [weggelakt] gaf aan de partner van [belanghebbende] te zijn.

(…)

Omstreeks 14.30 uur kwamen we tijdens de controle uit bij een afgesloten dubbele deur, welke later bleek toegang te geven tot een bedrijfsruimte. Deze dubbele deur was afgesloten middels een hangslot.

Door ambtenaar [ambtenaar] wordt aan [weggelakt] gevraagd of deze ruimte kon worden betreden. Wij, hoorden dat vertelde [weggelakt] dat hij de ruimte had verhuurd aan een man uit [plaats] voor een bedrag van 1500 euro voor opslag.

[weggelakt] liep weg en kwam kort daarna terug met een sleutel en opende het slot van de dubbele deur.

Vervolgens werd de bedrijfsruimte achter deze dubbele deur betreden.

In deze ruimte zagen wij vele goederen en dozen op pallets staan (foto 1 en 2).

Wij, verbalisanten, zagen op een pallet twee afzuigers/slakkenhuizen stonden (foto 3). Deze waren in plastic gedraaid. Wij komen dergelijke afzuigers ook regelmatig tegen in hennepkwekerijen.

Lopende langs de pallets met goederen zagen wij dat een van de dozen op pallets gevuld was met niet gevouwen verpakkingsdoosjes voor sigaretten (foto 6).

Ook zagen wij er een grote hoeveelheid dozen met etiketten met de tekst "moncacetate filter rods" (foto 4). Uit een geopende doos zagen wij filters zitten (foto 5).

Verder zagen wij verbalisanten in de ruimte pallets staan met rollen filterpapier, sigarettenpapier en cellofaan (foto 7 en 8).

Wij, verbalisanten, spraken met elkaar over de aangetroffen goederen. Wij kregen het vermoedden dat hier sprake was van goederen voor de productie van sigaretten en mogelijk merkvervalsing danwel belastingfraude.

Omdat onze kennis op dit gebied niet voldoende was heb ik, verbalisant [verbalisant] , contact gezocht met de meldkamer douane in Rotterdam en Venlo. Deze hebben vervolgens twee douaneambtenaren ter plaatse gestuurd.”

2.4.

Op dezelfde dag, 29 maart 2017, heeft de FIOD de locatie doorzocht en in een loods 2.845,83 kg tabak aangetroffen. De tabak kwalificeert als rooktabak als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de accijns (WA). Van de bevindingen en de conclusies van de FIOD is een overzichtsproces-verbaal opgemaakt dat als bijlage 4 bij het verweerschrift is gevoegd.

2.5.

Bij de naheffingsaanslag met dagtekening 3 mei 2018 is bij belanghebbende € 282.448 tabaksaccijns nageheven en € 3.954 belastingrente in rekening gebracht. De belastingrente is berekend van 1 januari 2018 tot 7 mei 2018.

3 Beoordeling door de rechtbank

Vooraf

Is het verzoek om geheimhouding gerechtvaardigd?

3.1.

De inspecteur heeft ter zitting een verzoek om geheimhouding gedaan van de in het proces-verbaal van bevindingen en in het proces-verbaal van doorzoeking weggelakte naam. De inspecteur heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat de weggelakte naam steeds de naam van de medeverdachte van belanghebbende betreft. Verder heeft de inspecteur verklaard dat de reden van het weglakken in de bezwaarfase is besproken met de toenmalige gemachtigde van belanghebbende die geen bezwaar heeft gemaakt tegen het weglakken.

3.2.

De rechtbank is van oordeel dat gelet op wat is weggelakt sprake is van gewichtige redenen die geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Awb rechtvaardigen .

Zijn alle 8:42-stukken overgelegd?

3.3.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb heeft overgelegd. De FIOD is een van de organisatieonderdelen van de Belastingdienst. Daarom is de inspecteur verplicht om het gehele FIOD-dossier in te brengen en niet alleen de stukken te verstrekken die als gevolg van de selectie door de FIOD aan de inspecteur zijn verstrekt, aldus belanghebbende.

3.4.

Belanghebbende gaat ten onrechte uit van de opvatting dat de Belastingdienst in zijn geheel, met inbegrip van de FIOD, is aan te merken als de inspecteur, en dus als het bestuursorgaan in de zin van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb . De inspecteur is daarom niet verplicht het gehele FIOD-dossier te overleggen maar alleen die stukken die de inspecteur ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. Vaststaat dat die stukken door de inspecteur zijn overgelegd waardoor de inspecteur heeft voldaan aan artikel 8:42 van de Awb .

Inhoudelijk

3.5.

De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag accijns terecht aan belanghebbende is opgelegd. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of belanghebbende de accijnsgoederen voorhanden heeft gehad dan wel betrokken was bij het voorhanden hebben ervan als bedoeld in artikel 51, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de WA .

Ook beoordeelt de rechtbank of tot een juist bedrag belastingrente in rekening is gebracht. De beoordeling door de rechtbank vindt plaats aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

3.6.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag accijns terecht opgelegd. Ook heeft de inspecteur een juist bedrag aan belastingrente in rekening gebracht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Kan belanghebbende als belastingplichtige worden aangemerkt?

3.7.

Onder de naam accijns wordt een belasting geheven van onder andere tabaksproducten. Ter zake van de uitslag tot verbruik van onder andere tabaksgoederen wordt accijns verschuldigd. Onder uitslag tot verbruik wordt onder meer verstaan het voorhanden hebben van een accijnsgoed buiten een accijnsschorsingsregeling wanneer over dat goed geen accijns is geheven overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving.

3.8.

De bewijslast dat belanghebbende kan worden aangemerkt als belastingplichtige rust op de inspecteur. Volgens de inspecteur is belanghebbende een persoon die de tabaksproducten voorhanden heeft gehad in de zin van artikel 51, eerste lid, aanhef en letter b, van de WA . De inspecteur heeft belanghebbende daarom als belastingplichtige aangemerkt.

3.9.

Belanghebbende betwist dat zij de onveraccijnsde rooktabak voorhanden heeft gehad. Voor het voorhanden hebben van onveraccijnsde rooktabak is volgens haar feitelijke beschikkingsmacht over de tabak vereist.

3.10.

Vaststaat dat de tabak is aangetroffen in een loods op het terrein van belanghebbende en dat de partner van belanghebbende beschikte over de sleutel waarmee die loods kon worden betreden. Daarmee staat vast dat belanghebbende de feitelijke beschikkingsmacht had over die tabak en die tabak voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 51, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de WA .

3.11.

Daaraan doet niet af dat belanghebbende, naar zij heeft betoogd, niet wist dat in de loods goederen aanwezig waren waarover geen accijns was betaald. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat wetenschap geen vereiste is voor het kunnen aanmerken van een persoon als accijnsplichtig wegens (betrokkenheid bij) het voorhanden hebben van onveraccijnsde accijnsgoederen. Ook het Unierecht vereist geen wetenschap. De naheffingsaanslag accijns is dus terecht aan belanghebbende opgelegd.

Belastingrente

3.12.

De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur de beschikking belastingrente overeenkomstig de wettelijke bepalingen heeft vastgesteld. Voor dat geval heeft belanghebbende geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd.

4 Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

5 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr . drs. M.H. van Schaik, voorzitter, en mr . drs. J.H. Bogert en mr . drs. P.E.C. Vossenberg, leden, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 12 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier

voorzitter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.

ECLI:NL:HR:2021:995

Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f van de WA .

Artikel 1, tweede lid van de WA .

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b van de WA .

Kamerstukken II 2008/09, 32 031, nr. 3, p. 8 en p. 23.

Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 december 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:11204.

Hof van Justitie van de Europese Unie 10 juni 2021, C-279/19, ECLI:EU:C:2021:473.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature