Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

RWNL

Uitspraak



RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 19/6420 RWNL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. P.J. van den Hoogen,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 9 augustus 2019 (primaire besluit) heeft de staatssecretaris eisers verzoek om (mede)naturalisatie afgewezen.

In het besluit van 28 november 2019 (bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 september 2020.

Hierbij waren eiser en zijn gemachtigde aanwezig. Namens de staatssecretaris was niemand aanwezig.

Op 7 oktober 2020 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de staatssecretaris verzocht om een reactie.

De rechtbank heeft het onderzoek op 8 december 2021 gesloten.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser heeft op 29 augustus 2017 een verzoek om naturalisatie, mede namens zijn minderjarige kinderen [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , ingediend bij de gemeente Oisterwijk.

In de brief van 26 april 2019 heeft de staatssecretaris aangegeven dat het verzoek van eiser niet volledig was en dat er nog een gelegaliseerde of van apostille voorziene geboorteakte en een geldig buitenlandse reisdocument moet worden ingezonden dan wel stukken waaruit blijkt dat eiser deze documenten niet kan krijgen van de autoriteiten in zijn land van herkomst. Eiser kan ook bewijsstukken laten zien waaruit blijkt dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Eiser diende uiterlijk 26 juli 2019 de gevraagde documenten of bewijsstukken in te zenden.

Eiser heeft een verklaring van de ‘Municipality of Ferizaj’ van de Republiek Kosovo, gedateerd 18 juni 2019, overgelegd.

Bij besluit van 9 augustus 2019 (primair besluit) heeft de staatssecretaris eisers aanvraag om (mede)naturalisatie afgewezen. Daarbij heeft de staatssecretaris opgemerkt dat eiser geen gelegaliseerde geboorteakte of geldig buitenlands reisdocument heeft overgelegd. Er is volgens staatssecretaris ook geen sprake van bewijsnood. Eisers identiteit en nationaliteit kunnen volgens de staatssecretaris niet worden vastgesteld. De hardheidsclausule biedt geen mogelijkheid tot afwijking van de voorwaarden.

Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.

Het beroep is ter zitting van 30 september 2020 behandeld. Eiser heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij een asielstatus heeft en daarom is vrijgesteld van het paspoortvereiste. Omdat de staatssecretaris niet ter zitting was verschenen, heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het door eiser ingenomen standpunt.

De staatssecretaris heeft in de brief van 23 oktober 2020 aangegeven dat uit de ter beschikking staande systemen volgt dat eiser nimmer een asielstatus verleend heeft gekregen. Eiser is sinds 2001 in het bezit van een reguliere vergunning voor onbepaalde tijd. Nu eiser in het bezit is van een reguliere verblijfsstatus mag van hem worden verwacht dat hij voldoet aan het paspoortvereiste. Een beroep op bewijsnood kan niet slagen.

Eiser heeft in de brief van 7 januari 2021 aangegeven dat hij zeker weet dat hij een asielstatus heeft ontvangen. Hij heeft zich tot meerdere gerechtelijke instanties gewend met het verzoek zijn oude dossier op te vragen. Eiser geeft aan dat hij zich wil richten tot het Nationale Archief.

In de brief van 11 januari 2021 heeft de staatssecretaris benadrukt dat eiser een reguliere verblijfsvergunning is verleend op grond van het zogeheten drie-jarenbeleid. Het door eiser destijds aangespannen beroep tegen de asielprocedure is door de toenmalige gemachtigde van eiser ingetrokken.

Eiser heeft in de brief van 29 januari 2021 aangegeven dat hij door het Nationaal Archief is doorverwezen naar de archivaris van het IND.

In de brief van 12 juli 2021 heeft eiser een beroep gedaan op de beleidswijziging waarbij vergunninghouders die onder de pardonregeling uit 2007 vielen (de Regeling Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet, de zogeheten RANOV-vergunninghouders) worden vrijgesteld van de documenteis bij een verzoek om naturalisatie.

De staatssecretaris heeft in de brief van 11 oktober 2021 gereageerd en aangegeven dat eiser niet in het bezit is gesteld van een RANOV-vergunning. Hem is een verblijfsvergunning op grond van het driejarenbeleid verleend.

De rechtbank heeft het onderzoek op 8 december 2021 gesloten.

Het geschil

2. Ter beoordeling aan de rechtbank ligt de vraag voor of de staatssecretaris het verzoek van eiser om naturalisatie op goede gronden heeft afgewezen.

Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage behorende bij deze uitspraak.

Standpunt eiser

3. Eiser voert aan dat hem in het verleden een asielstatus is verleend dan wel een verblijfsvergunning is toegekend, die gelijk moet worden gesteld met een zogeheten RANOV-verblijfsvergunning. Eiser moet daarom vrijgesteld worden van de documenteneis.

Hij is al jarenlang in Nederland en in zijn land van herkomst kan eiser geen documenten krijgen. Eiser beroept zich op bewijsnood.

Eiser wijst erop dat in het verleden nooit is getwijfeld aan zijn gestelde identiteit en nationaliteit. Hij heeft de documenten die hij kon verkrijgen gevraagd en overgelegd. Eiser beroept zich op een belangenafweging en disproportionaliteitsbeginsel.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank stelt bij deze beoordeling voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS, zie onder meer de uitspraak van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109) uit de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: de Handleiding) volgt dat het aan de verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat het aan de staatssecretaris is om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van de verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. De verlening van het Nederlanderschap is, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en daarom is de staatssecretaris bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de desbetreffende verzoeker te verlangen.

De staatssecretaris hanteert hierbij beleidsregels die zijn neergelegd in de Handleiding. Naar het oordeel van de rechtbank is dit beleid niet onredelijk.

Gelet hierop is het in de naturalisatieprocedure aan de staatssecretaris om te beoordelen of de verzoeker met de door hem overgelegde documenten zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond.

5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen asielstatus is verleend. Hem is een reguliere verblijfsvergunning op grond van het driejarenbeleid verleend. Anders dan eiser heeft betoogd is hem geen vergunning op grond van het zogeheten RANOV-beleid verleend. Hij komt dan ook niet op deze grond voor vrijstelling van de documenteneis in aanmerking.

Eiser zal in overeenstemming met het beleid in beginsel moeten voldoen aan de voorwaarden van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en geboorteakte.

Niet ter discussie staat dat eiser bij het verzoek tot naturalisatie geen geldig buitenlands reisdocument heeft overgelegd. Ook heeft eiser geen geboorteakte overgelegd. Eiser beroept zich op bewijsnood, zodat de rechtbank thans dient te beoordelen of de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet in bewijsnood verkeerde.

Bewijsnood

6.1

De rechtbank overweegt dat pas kan worden geconcludeerd dat degene die om naturalisatie verzoekt in bewijsnood verkeert, als met bewijsstukken is aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van het vereiste document.

(zie par. 3.5.1 -3.5.5 van de toelichting op artikel 7 van de Handleiding )

6.2

Eiser heeft bij de aanvraag om naturalisatie een verklaring van het ‘Directory of administration and personel, civil section’ van de Republiek Kosovo van 22 augustus 2018 overgelegd. Dit bewijsstuk is volgens de staatssecretaris niet voldoende om bewijsnood aan te nemen. In de verklaring is gesteld dat eiser niet is geregistreerd in de RL in Ferizaj. RL kan volgens de in de Engelse taal vertaalde verklaring worden beschouwd als ‘delayed register’. Dat is een register waarin op een later moment alsnog een registratie van persoonsgegevens kan plaatsvinden. Het document helpt eiser om zich te laten registeren in het delayed register RL. De staatssecretaris wijst erop dat niet is gebleken dat eiser heeft verzocht om te worden geregistreerd in het ‘delayed register’. De staatssecretaris merkt verder op dat uit de verklaring niet blijkt dat de autoriteiten van Kosovo weigeren eiser een geboorteakte of geldig buitenlands reisdocument af te geven.

De rechtbank kan dit standpunt volgen.

6.3

Bij brief van 26 april 2019 heeft de staatssecretaris eiser (nogmaals) in de gelegenheid gesteld om aanvullende bewijsstukken in te sturen waaruit blijkt dat hij geen gelegaliseerde geboorteakte of geldig buitenlands reisdocument kan overleggen of waaruit blijkt dat eiser al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de deze documenten.

6.4

Eiser heeft vervolgens een verklaring van de Municipality of Ferizaj van de Republiek Kosovo van 18 juni 2019 toegezonden. In deze verklaring is vermeld dat op grond van procedures en criteria het ‘fundamenteel register’ van de afdeling burgerlijke stand de bevoegde instantie is om de beslissing te ontvangen. De registratie kan niet plaatsvinden wegens gebrek aan documentatie.

Ook dit document acht de staatssecretaris onvoldoende om bewijsnood aan te nemen. Uit de verklaring blijkt niet dat eiser heeft verzocht om geregistreerd te worden in het ‘delayed register’ zoals genoemd in de eerdere verklaring van de Directory of administration en personel, civil station section, van 22 augustus 2017. Uit de verklaring van 18 juni 2019 blijkt dat eiser niet voor de registratie benodigde documenten heeft overgelegd. Eiser heeft niet aangetoond welke stappen hij heeft ondernomen om de voor registratie benodigde documenten te verkrijgen. Ook heeft eiser niet aangetoond dat hij de eerdere genoemde verklaring van 22 augustus 2017 heeft getoond bij het fundamenteel register van de Miniciaplity of Ferizaj.

6.5

In het bestreden besluit benadrukt de staatssecretaris dat eiser geen enkel document heeft overgelegd van de daartoe bevoegde autoriteiten waarin verklaard wordt dat het voor eiser onmogelijk is om over een gelegaliseerde geboorteakte en paspoort te beschikken.

De staatssecretaris stelt dat het van belang is om te oordelen of eiser voldoende heeft gedaan om een gelegaliseerde geboorteakte en paspoort te verkrijgen. De staatssecretaris wijst erop dat eiser niet voldoende heeft gedaan. Niet is gebleken dat eiser heeft verzocht om te worden geregistreerd in het ‘delayed register’ zoals genoemd in de verklaring van de ‘Directory of administration and personel, civil station section’ van 22 augustus 2017. Ook heeft eiser niet aangetoond welke stappen hij heeft ondernomen om de documenten te verkrijgen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij de verklaring van 22 augustus 2017 heeft getoond bij het fundamenteel register van de Municipality of Ferizaj.

6.6

De rechtbank kan de staatssecretaris volgen. Het is de eigen verantwoordelijkheid van eiser om genoeg te doen wat mogelijk is om een gelegaliseerde geboorteakte en paspoort te verkrijgen.

Volgens vaste rechtspraak van de AbRS (zie onder meer ECLI:NL:RVS:2015:483), is het enkel zonder resultaat aanschrijven van de autoriteiten van een land ontoereikend voor het aannemen van bewijsnood.

Dat er in de vreemdelingrechtelijke procedures niet is getwijfeld aan de identiteit en nationaliteit van eiser, maakt niet dat de staatssecretaris hier in het kader van de naturalisatieprocedure aan is gehouden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109).

Nu eiser houder is van een verblijfsvergunning regulier doen zich geen asielgerelateerde gronden voor waaruit zou volgen dat van eiser niet kan worden gevergd naar zijn land van herkomst te reizen om aldaar een geboorteakte en paspoort te verkrijgen. Dat hij geen band meer heeft met Kosovo is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat eiser al het mogelijke heeft gedaan om de gevraagde documenten te verkrijgen in Kosovo nu hij ook niet heeft getracht de gevraagde documenten met hulp van in Kosovo verblijvende derden te verkrijgen. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aan die inspanningsverplichting heeft voldaan.

Hardheidsclausule

7. Voor zover eiser een beroep doet de hardheidsclausule als opgenomen in artikel 4:84 van de Awb , overweegt de rechtbank dat de mogelijkheid van het beleid af te wijken reeds in het beleid zelf is verdisconteerd: te weten regels omtrent bewijsnood

Tot slot overweegt de rechtbank dat uit de tekst van artikel 10 van de RWN volgt dat niet kan worden afgeweken van het vereiste in artikel 7 van de RWN , zodat een beroep op de hardheidsclausule reeds hierom niet kan slagen.

Conclusie

8.1

Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de staatssecretaris het verzoek van eiser om naturalisatie op goede gronden heeft afgewezen. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep van eiser zal daarom ongegrond worden verklaard.

8.2

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage – wettelijk kader

Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN)

Op grond van artikel 7, eerste lid, van de RWN wordt, met inachtneming van de bepalingen van hoofdstuk 4 van deze wet, aan vreemdelingen die daarom verzoeken het Nederlanderschap verleend.

Op grond van artikel 10 van de RWN kan in bijzondere gevallen het Nederlanderschap worden verleend met afwijking van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, c en d, artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, en de termijn genoemd in artikel 11, de rde, vierde en vijfde lid.

Op grond van artikel 23 van de RWN kunnen bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van de RWN.

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (het Besluit)

Op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verstrekt de verzoeker bij de indiening van een naturalisatieverzoek, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot de geslachtsnaam en voornamen of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland en nationaliteit of nationaliteiten.

Op grond van het vijfde lid kan de autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.

Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding)

Volgens paragraaf 3.5.1 van de toelichting bij artikel 7 van de RWN van de Handleiding dient een verzoeker in beginsel een geldig buitenlands reisdocument over te leggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. Is de verzoeker houder van een regulier verblijfsrecht (dit is alles dat niet een verblijfsrecht asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd is), dan moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument worden overgelegd. Dit geldt ook voor houders van een regulier verblijfsrecht die bij de verlening en/of verlenging van het verblijfsrecht door de Immigratie- en Naturalisatiedienst zijn vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort), tenzij de verzoeker op onderstaand beschreven wijze aantoont dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument.

In paragraaf 3.5.2. van de Handleiding is vermeld dat van het vereiste van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) is vrijgesteld de persoon die wegens bewijsnood niet in staat is een geldig buitenlands reisdocument over te leggen. In bewijsnood is een verzoeker die een schriftelijke verklaring overlegt van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is, waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de desbetreffende verzoeker niet in het bezit gesteld kan worden van een geldig buitenlands reisdocument. Indien een verzoeker voornoemde verklaring niet kan overleggen, toont hij met andere bewijsstukken aan dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van een geldig buitenlands reisdocument.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature